ECLI:NL:TGDKG:2017:83 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 673.2016
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2017:83 |
---|---|
Datum uitspraak: | 20-06-2017 |
Datum publicatie: | 06-07-2017 |
Zaaknummer(s): | 673.2016 |
Onderwerp: | Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw) |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Beslissing op verzet. De gerechtsdeurwaarder is door klager verzocht achterstallige huurpenningen te incasseren op zijn huurders. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 20 juni 2017 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 7 juni 2016 met zaaknummer 1121.2015 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/610970 / DW RK 16/673 ingesteld door:
[ ],
wonende te [ ],
klager,
tegen:
[ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde.
1. Ontstaan en verloop van de procedure
Bij brieven met bijlagen, ingekomen op 10 en 11 december 2015, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij e-mailberichten van 21 januari 2016 en 5 februari 2016 heeft klager de klacht aangevuld. Bij verweerschrift, ingekomen op 11 januari 2016, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 7 juni 2016 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 7 juni 2016. Bij e-mail-bericht, ingekomen op 17 juni 2016, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Bij verweerschrift, ingekomen op 1 mei 2017, heeft de gerechtsdeurwaarder op het verzet gereageerd en medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van
9 mei 2017 alwaar klager en zijn echtgenote zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 20 juni 2017.
2. De ontvankelijkheid van het verzet
Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.
3. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
a) De gerechtsdeurwaarder is door klager verzocht achterstallige huurpenningen te incasseren op zijn huurders.
b) Bij brief van 23 januari 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder de opdracht aan klager bevestigd.
c) Bij brief van 7 april 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder klager onder meer bericht dat de huurders niet reageren op door hem verzonden aanmaningen.
d) Bij brief van 21 mei 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder klager medegedeeld dat de huurders zullen worden gedagvaard.
e) Bij exploot van 22 mei 2015 heeft de gerechtsdeurwaarders de huurders van klager gedagvaard voor de rechtbank ’s-Hertogenbosch tot ontbinding van de met klager gesloten huurovereenkomst, tot ontruiming van het gehuurde, tot betaling van achterstallige huurpenningen en tot betaling van de huur per maand voor elke ingegane gebruiksperiode ingaande 1 juni 2015.
f) Bij vonnis van 4 juni 2015 is de huurovereenkomst tussen klager en zijn huurders ontbonden, zijn de huurders veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde, zijn de huurders veroordeeld tot betaling van € 5.363,90 vermeerderd met de contractuele rente en zijn de huurders veroordeeld tot betaling van € 1550,00 per maand voor elke ingegane gebruiksperiode ingaande 1 juni 2015 en zijn de huurders in de kosten veroordeeld.
g) Op 23 juni 2015 is het vonnis van 4 juni 2015 door de gerechtsdeurwaarder betekend aan de huurders van klager.
h) Bij brief van 29 juni 2015 heeft de gemachtigde van de huurders de gerechtsdeurwaarder verzocht om een betalingsregeling.
i) Bij email van 2 juli 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder zijn concept met een reactie voor de gemachtigde van de huurders aan klager voorgelegd. Bij brief van 3 juli 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder de hiervoor genoemde brief beantwoord.
j) Bij brief van 9 juli 2015 heeft de gemachtigde van de huurders gereageerd op de brief van 3 juli 2015 van de gerechtsdeurwaarder en een tegenvoorstel gedaan.
k) Bij dagvaarding van 22 juli 2015 hebben de huurders van klager verzet ingesteld tegen het op 4 juni 2015 bij verstek gewezen vonnis.
l) Vervolgens is tussen klager en de gerechtsdeurwaarder en de gemachtigde van de huurders veelvuldig gecorrespondeerd over een vaststellings-overeenkomst, een betalingsregeling, het vervolg van de (ontruimings)procedure en de offerte van het bedrijf dat de gerechtsdeurwaarder zou assisteren bij de ontruiming.
m) Nadat klager persisteerde bij een ontruiming van 1 januari 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder omdat klager een klacht had ingediend bij de kamer en het voorschot voor de ontruiming niet wenste te voldoen, het dossier van klager gesloten.
4. De oorspronkelijke klacht
Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij:
a) zijn afspraken niet nakomt in de zin van reacties;
b) een onjuist advies geeft en van zijn medewerkers tegenstrijdige berichten komen;
c) geen inzage geeft in de tot nu toe gemaakte kosten;
d) brieven naar de tegenpartij niet vooraf ter goedkeuring aan klager heeft voorgelegd;
e) op een ingediende klacht niet heeft gereageerd;
f) op een vraag waar een klacht kon worden ingediend denigrerend heeft geantwoord;
g) niet reageert op verzoeken om een duidelijk stappenplan.
5. De beslissing van de voorzitter
5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:
4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn slechts gerechtsdeurwaarders aan tuchtrechtspraak onderworpen. Een gerechtsdeurwaarderskantoor noch medewerkers daarvan kunnen als beklaagden worden aangemerkt. Bij het onderzoek wie als beklaagde kan worden aangemerkt geldt als leidraad de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696). Uit dit arrest volgt dat bij klachten tegen een samenwerkingsverband de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt.
4.2 De klacht is gericht tegen het uitvoeren van een door klagers aan de gerechtsdeurwaarder gegeven opdracht tot incasso van achterstallige huurpenningen en de tenuitvoerlegging van een in het voordeel van klager gewezen vonnis. Nu het dossier is behandeld door medewerkers van de gerechtsdeurwaarder, wordt de in aanhef van deze beschikking vermelde, aan het kantoor verbonden gerechtsdeurwaarder, als zijnde verantwoordelijk voor het handelen van zijn medewerkers als beklaagde aangemerkt. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.
4.3 In deze zaak dient te worden beoordeeld de vraag of de gerechtsdeurwaarder zo tekort is geschoten in de uitvoering van zijn opdracht dat hij daarmee tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. Daarbij geldt als uitgangspunt dat bij het uitvoeren van een opdracht als de onderhavige op de gerechtsdeurwaarder geen resultaatsverplichting rust. Op hem rust uitsluitend de verplichting zich in te spannen teneinde de incasso of de executie te doen slagen. De diensten dienen naar beste weten en kunnen te worden verricht. Er kan geen garantie worden gegeven dat een gewenst resultaat op enig moment ook inderdaad behaald zal worden.
4.4 Dat de gerechtsdeurwaarder de met klager gemaakte afspraken niet nakomt is door klager niet onderbouwd. Het had op de weg van klager gelegen aan te geven welke afspraken niet werden nagekomen.
4.5 Dat de gerechtsdeurwaarder klager een onjuist advies heeft gegeven en dat er van zijn medewerkers tegenstrijdige berichten komen, is door klager evenmin nader onderbouwd. Ook hier had het op de weg van klager gelegen aan te geven wat nu precies de klacht is. Voor het geval klager met het geven van een onjuist advies bedoelt te zeggen dat de gerechtsdeurwaarder verkeerd heeft geadviseerd ten aanzien van de ontruiming wordt verwezen naar hetgeen hierna onder 4.7 wordt overwogen.
4.6 Ten aanzien van de kosten geldt dat de gerechtsdeurwaarder klager in zijn brief van 23 januari 2015 heeft gewezen op de kosten en de toepassing van zijn algemene voorwaarden. Bij email van 16 juni 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder klager erop gewezen dat de kosten van een ontruiming moeilijk zijn in te schatten maar afhankelijk van het aantal in te schakelen personen en de grootte van het gehuurde minimaal € 1500,00 bedragen. Op 17 september 2015 is de ontruiming weer een rol gaan spelen, reden waarom de gerechtsdeurwaarder een offerte heeft aangevraagd bij een door hem in te schakelen bedrijf. Dat die offerte een aantal weken op zich heeft laten wachten kan niet aan de gerechtsdeurwaarder worden verweten. Die offerte is aan klager toegezonden en bij brief van 10 november 2015 gespecificeerd. Verder heeft de gerechtsdeurwaarder in zijn pro forma afrekening van 15 december 2015 de kosten verder gespecificeerd. Ten aanzien van de kosten geldt dat klager in de brief van 23 januari 2015 is gewezen op het kostenrisico. Uit de stukken blijkt dat de gerechtsdeurwaarder vele brieven heeft geschreven en werkzaamheden heeft verricht met betrekking tot de tegen klager uitgebrachte verzetdagvaarding. Dat die procedure door de gemachtigde van de huurders niet is doorgezet, doet hieraan niet af. De werkzaamheden zijn wel verricht. Het tuchtrecht is niet de geëigende weg om een beoordeling over de kosten te geven De prijsafspraken tussen een opdrachtgever en een gerechtsdeurwaarder zijn bij de inwerkingtreding van de Gerechtsdeurwaarders- wet immers vrijgelaten en berusten voor een deel op de algemene voorwaarden waarover de kamer niet mag oordelen. De kosten dienen echter wel in een redelijke verhouding te staan tot de verrichte werkzaamheden. Gelet op de door de gerechtsdeurwaarder verrichte werkzaamheden kan niet worden gezegd dat door de gerechtsdeurwaarder dermate hoge kosten in rekening worden gebracht dat hij daarmee tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld.
Voor de goede orde wordt nog overwogen dat het de gerechtsdeurwaarder op grond van de wet is toegestaan de door hem gemaakte te kosten te verrekenen met de door hem ontvangen bedragen.
4.7 Dat de gerechtsdeurwaarder brieven naar de tegenpartij niet vooraf ter goedkeuring aan klager heeft voorgelegd volgt niet uit de overgelegde stukken. Ook deze klacht wordt niet onderbouwd maar niet uitputtend opgesomd kan worden gewezen naar de hierna te noemen e-mails waaruit het tegendeel blijkt.
- De email van 2 juli 2015 waarbij de gerechtsdeurwaarder zijn conceptantwoord op een voorstel van de gemachtigde van de huurders aan klager heeft voorgelegd met het verzoek aanvullingen en of verbeteringen door te geven.
- De brieven van 14 en 20 juli 2015 verzonden aan de gemachtigde van de huurders waaruit blijkt dat de gerechtsdeurwaarder die brieven heeft verzonden na overleg met klager.
- De email van de gerechtsdeurwaarder aan klager van 30 oktober 2015 waarin de gerechtsdeurwaarder klager verzoekt om schriftelijke goedkeuring (en eventuele toevoegingen) of de bijgevoegde brief aan de gemachtigde van huurders kan worden verzonden, welke goedkeuring door klager bij e-mail van 2 november 2015 wordt gegeven.
- De email van 6 november 2015 waarin de gerechtsdeurwaarder klager een schriftelijke inhoudelijke reactie verzoekt op een email van 5 november 2015 van de gemachtigde van de huurders.
- De email van 11 november 2015 waarin de gerechtsdeurwaarder klager vraagt om een schriftelijke inhoudelijke reactie op een email van de gemachtigde van de huurders. Die reactie is door klager gegeven waarna de aangepaste brief op 13 november 2015 aan klager is voorgelegd. Na nog een reactie van klager is de aangepaste brief door de gerechtsdeurwaarder verzonden.
Gelet op deze e-mails kan dit klachtonderdeel geen doel treffen.
4.8 Van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij een bij hem ingediende klacht in behandeling neemt. Klager is door de gerechtsdeurwaarder bij email van 2 december 2015 medegedeeld tot wie hij zich met een klacht dient te wenden. Welke bij de gerechtsdeurwaarder ingediende klacht niet is beantwoord is niet geheel duidelijk. In zijn email van 11 december 2015 verwijst klager naar twee e-mails waaruit dat zou blijken. Een email van 10 november 2015 waarin klager zijn onvrede over de gang van zaken uit en e-mails met betrekking tot de bij [ ] gevraagde offerte. Van dit laatste is al gezegd dat het feit dat die offerte op zich heeft laten wachten de gerechtsdeurwaarder niet kan worden aangerekend. Met betrekking tot de email van 10 november 2015 kan worden verwezen naar het feit dat daarna toch weer een email correspondentie op gang is gekomen over het sturen van een brief naar de huurders. Uiteindelijk heeft klager een klacht ingediend bij de kamer.
Nu die klacht wordt behandeld door de (voorzitter van de) kamer wordt voor zover het al juist zou zijn dat de klacht niet door de gerechtsdeurwaarder is behandeld, dit verzuim hersteld.
4.9 Dat de gerechtsdeurwaarder in reactie op de brief van 26 januari 2016 klager heeft medegedeeld dat de vragen over de eindafrekening bij brief van 26 januari 2016 te hebben beantwoord is begrijpelijk. Een misverstand in die brief van klager kan nog worden opgehelderd. Anders dan door klager in zijn brief van 26 januari 2016 is aangevoerd zijn de buitengerechtelijke incassokosten bij dagvaarding gevorderd en wel overeenkomstig de Staffel Buitengerechtelijke Incassokosten (BIK) die zijn berekend volgens de wettelijk vastgestelde normering die vanaf 1 juli 2012 van toepassing is op procedures waarin de schuldenaar in verzuim is geraakt. Die kosten ad € 713,90 zijn in de dagvaarding opgenomen en opgeteld bij de hoofdsom van € 4650,00.
4.10 De klacht dat de gerechtsdeurwaarder niet heeft gereageerd op het verzoek om een duidelijk stappenplan treft evenmin doel. Kennelijk betreft het een stappenplan met betrekking tot de ontruiming. Allereerst wordt gewezen op het feit dat een ontruiming dient plaats te vinden op de bij de wet voorgeschreven wijze. De wet legt de feitelijke ontruiming in handen van een gerechtsdeurwaarder. Dit om eigenrichting te voorkomen. Uit deze wettelijke aanwijzing volgt ook dat de gerechtsdeurwaarder bepaalt wanneer en op welke wijze wordt ontruimd. Daaruit volgt weer dat klagers zelf hierin geen rol kunnen spelen. Door de gerechtsdeurwaarder dienen in geval van bijzondere omstandigheden bij een ontruiming -in dit geval het afvoeren van dieren- adequate voorzieningen te worden getroffen. Het door de gerechtsdeurwaarder ingenomen standpunt dat ontruiming betekent dat het gehele perceel dient te worden ontruimd inclusief het verwijderen van de dieren is niet tuchtrechtelijk laakbaar. Volgens de door klager overgelegde huurovereenkomst behoort tot het gehuurde ook de tuin, de schuur en het weiland. De huurders zijn bij vonnis daarom ook veroordeeld om het gehuurde met alle zich daarin bevindende persoenen en goederen te ontruimen en te verlaten. Dat een advocaat (klager bedoelt kennelijk een medewerkster van een ander gerechtsdeurwaarderskantoor) klager bij email van 22 december 2015 heeft gewezen op de mogelijkheid dat het ook anders kan, maakt dit niet anders. Bovendien heeft de gerechtsdeurwaarder klager in zijn email van 19 juni 2015 ook gewezen op de mogelijkheid de dieren in beslag te nemen en indien de dieren ter plaatse zouden blijven dit onder de verantwoordelijkheid van klager zou vallen. De gerechtsdeurwaarder heeft daarbij wel gewezen op de eventuele aansprakelijkheid van klager. Uit het dossier volgt dat de ontruiming telkens aan de orde is geweest maar door het tot stand komen van een regeling en het uitbrengen van een verzetdagvaarding de ontruiming met instemming van klager is uitgesteld.
4.11 Gelet op de overgelegde stukken en hetgeen door de gerechtsdeurwaarder is aangevoerd, kan niet worden gezegd dat hij zich onvoldoende heeft ingespannen. In de brief waarmee de opdracht is bevestigd heeft de gerechtsdeurwaarder klager onder meer uitleg gegeven over zijn werkwijze, is klager gewezen op de kosten die in rekening worden gebracht en is klager gewezen op de op de gegeven opdracht van toepassing zijnde algemene voorwaarden. Nadat de huurders van klagers niet reageerden op aanmaningen van de gerechtsdeurwaarder zijn zij na overleg met klager gedagvaard en is een vonnis gewezen dat door de gerechtsdeurwaarder is betekend. Na de betekening is veelvuldig gecorrespondeerd tussen de gemachtigde van de huurders en de gerechtsdeurwaarder en tussen de gerechtsdeurwaarder en klager over een betalingsregeling ter afwending van de ontruiming. Over die ontruiming heeft de gerechtsdeurwaarder bij email van 15 juni 2015 een indicatie van de kosten gegeven onder het voorbehoud van de duur van de ontruiming en de grootte van het gehuurde. Daarnaast is door de gerechtsdeurwaarder een offerte gevraagd aan een bedrijf. Vervolgens heeft de gerechtsdeurwaarder werkzaamheden voor klager verricht met betrekking tot de tegen klager uitgebrachte verzetdagvaarding. Dat die procedure door de gemachtigde van de huurders niet is doorgezet, doet hieraan niet af. De werkzaamheden zijn wel verricht. Daarna is door- gecorrespondeerd over de ontruiming en diverse aan de huurder te verzenden brieven.
4.12 Gelet op het voorgaande kan niet gezegd worden dat de gerechtsdeurwaarder door de wijze waarop hij zich in het onderhavige geval van zijn taak heeft gekweten de goede en onafhankelijke vervulling van zijn ambt, dan wel het aanzien daarvan, heeft beschaamd of belemmerd.
5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.
6. De gronden van het verzet
In verzet heeft klager aangevoerd dat de voorzitter van de Kamer niet de aanvullende e-mailberichten van 21 januari 2016 en 5 februari 2016 in de beschikking van 7 juni 2016 heeft betrokken.
7. De beoordeling van de gronden van het verzet
7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft immers niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer merkt nog op dat van de gerechtsdeurwaarder weliswaar had mogen worden verwacht dat hij meer met klager had meegedacht over mogelijkheden om de ontruiming te bewerkstelligen tegen lagere kosten dan het verlangde voorschot deed vermoeden, maar is van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld door toch zijn eigen beleid te handhaven. Het staat klager immers vrij om naar een andere gerechtsdeurwaarder te gaan indien hij het niet eens is met de door de gerechtsdeurwaarder voorgestelde werkwijze, hetgeen hij ook heeft gedaan. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter juist en de door klager aangevoerde gronden geven geen aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.
7.2 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING:
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. M. Nijenhuis, plaatsvervangend-voorzitter, en
mr. Ch.A. van Dijk en M.W. de Ruijter, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 juni 2017, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.