ECLI:NL:TGDKG:2017:69 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 454.2016

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2017:69
Datum uitspraak: 03-03-2017
Datum publicatie: 23-06-2017
Zaaknummer(s): 454.2016
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond. Geen nieuwe feiten of omstandigheden gebleken.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 4

Beslissing van 3 maart 2017 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van de voorzitter van 3 mei 2016 met zaaknummer C/13/588600/ DW RK 15/510 en het daartegen ingestelde verzet met nummer C/13/607673 / DW RK 16/454 ingesteld door:

[ ],

wonende te Groningen,

klager,

tegen:

[ ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Bij brief van 3 mei 2016 is klager een afschrift van bovengenoemde beslissing van de voorzitter toegezonden. Bij brief van 7 mei 2016, ingekomen bij de Kamer op 10 mei 2016, heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 20 januari 2017. Klager heeft bij e-mail van 6 januari 2017 laten weten dat hij niet ter zitting zou verschijnen.. De gerechtsdeurwaarder is, hoewel behoorlijke opgeroepen, niet verschenen. De uitspraak is bepaald op 3 maart 2017.

2. De feiten

a) Op 16 januari 2003 en 4 augustus 2005 zijn ten behoeve van verschillende eisers vonnissen gewezen waarbij klager tot betaling werd veroordeeld. Bij exploten van 5 februari 2003 en 20 september 2005 zijn de vonnissen aan klager betekend.

b) Omdat betaling uitbleef, is ten laste van klager en ten behoeve van beide eisers op 26 april 2011 gelijktijdig derdenbeslag gelegd.

c) Op 18 mei 2012 heeft klager een klacht ingediend tegen onder meer beklaagde. Die klacht (zaaknummer 425.2012) is bij beslissing van de voorzitter van 24 augustus 2012 kennelijk ongegrond verklaard .

d) Een door klager tegen deze beslissing ingesteld verzet (zaaknummer 756.2012) is door de kamer ongegrond verklaard.

e) Bij brief van 1 juni 2015 heeft klager opnieuw een klacht ingediend tegen beklaagde. Die klacht (zaaknummer 476.2015) is bij beslissing van 15 december 2015 als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

3. De oorspronkelijke klacht

3.1 Klager is van mening dat de gerechtsdeurwaarder niet bevoegd is tot het leggen van beslag met betrekking tot de vordering van [A] aangezien er geen vordering meer is en klager niet op de hoogte is gesteld van een akte van cessie of anderszins mededeling is gedaan. Klager is in een slechtere situatie terecht gekomen doordat er veel te hoge executiekosten zijn gemaakt in verhouding tot de hoofdsom. Voor die vordering is ten onrechte beslag gelegd op de uitkering van klager. Klager acht dit verwerpelijk. Men is erop uit klager financieel ten gronde te richten. Klager is van mening dat het kantoor van de gerechtsdeurwaarder niet de rechtmatige eigenaar van de vermeende vordering is. Er is niet voldaan aan het bepaalde in artikel 94 BW3 en ook niet aan het bepaalde in artikel 84 BW3. Daarnaast betwist klager dat KPN een verzoek aan de gerechtsdeurwaarder heeft gedaan.

3.2 Voor wat betreft de vermeende vordering van [B] is volgens klager niet voldaan aan de splitsingsvereisten in de Wet. Een vennootschap met uitgesloten aansprakelijkheid kan volgens klager niet overgaan in een naamloze vennootschap. Dat levert een schending op van artikel 334b van BW2 waarbij bij splitsing de rechtspersonen niet dezelfde rechtsvorm hebben. Daarom is de vermeende rechtsovergang onrechtmatig en is ook om die reden de gerechtsdeurwaarder onbevoegd om voor een vermeende vordering van [B] beslag te leggen.

4. Het oorspronkelijke verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft geoordeeld dat de klacht niet-ontvankelijk is en heeft daartoe het volgende overwogen. Klager klaagt over het gelegde beslag en de bevoegdheid van de gerechtsdeurwaarder. Klager kan hierin niet worden ontvangen nu het beslag is gelegd op 26 april 2011. Bij beslissing van 15 december 2015 is die klacht als zijnde kennelijk niet-ontvankelijk afgewezen omdat de klacht is ingediend buiten de in de jurisprudentie vastgestelde termijn van drie jaar. Dan kan daar niet opnieuw over worden geklaagd. Ten overvloede wordt overwogen dat klager op geen enkele wijze heeft aangetoond waarom de gerechtsdeurwaarder niet bevoegd was tot het leggen van beslag. Er is een vonnis gewezen waaraan door klager niet is voldaan. Dan is het begrijpelijk dat de gerechtsdeurwaarder verdere uitvoering heeft gegeven aan de executieopdracht.

5.2 Hetgeen door klager verder over de vordering van [A] is aangevoerd berust op de kennelijk bij hem levende veronderstelling dat de vordering van [A] zou zijn gecedeerd. Voor die veronderstelling is geen grond aanwezig.

5.3 In zijn klacht met betrekking tot de naamswijziging van [B] in [C] kan klager evenmin worden ontvangen. In de zaak met nummer 425.2012 heeft de voorzitter op dit punt overwogen dat “ Voor zover de klacht verband houdt met de naam van een van de partijen voor wie het beslag is gelegd, wordt daar niet meer op ingegaan. Op dat onderdeel is bij klager immers sprake van misbruik van klachtrecht, nu de Voorzitter – en in verzet ook de Kamer – een eerdere, in wezen gelijkluidende klacht ongegrond hebben verklaard” . Het door klager tegen de beslissing ingestelde verzet is ongegrond verklaard.

5.4 Het voorgaande geldt ook voor zover de klacht betrekking heeft op de volgens klager veel te hoge executiekosten. Ook daarop is in de onder 1 c en 1 d vermelde procedures al beslist, zodat daarover niet opnieuw kan worden geklaagd.

5.5 Voor het toekennen van de kosten van de klacht is in het tuchtrecht geen plaats.

6. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kunnen worden ontvangen.

7. De gronden van het verzet

Klager is het niet eens met de beslissing van de voorzitter.

8. Het verweer in verzet

De gerechtsdeurwaarder heeft geen verweer gevoerd.

9. De beoordeling van de gronden van het verzet

9.1 Het onderzoek in verzet heeft niet geleid tot de vaststelling van andere feiten of omstandigheden en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter. De beslissing van de voorzitter was juist. Voor zover klager in verzet nieuwe klachtonderdelen heeft aangevoerd is hij daarmee te laat. Die nieuwe klachtonderdelen kunnen niet voor het eerst in verzet worden aangevoerd.

10. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.E. de Vos, plaatsvervangend-voorzitter, mr. M. Nijenhuis en M. Colijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 maart 2017 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.

.