ECLI:NL:TGDKG:2017:67 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 451.2016

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2017:67
Datum uitspraak: 03-03-2017
Datum publicatie: 23-06-2017
Zaaknummer(s): 451.2016
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond. Geen nieuwe feiten of omstandigheden gebleken.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 4

Beslissing van 3 maart 2017 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van de voorzitter van 3 mei 2016 met zaaknummer C/13/596899/ DW RK 15/998 en het daartegen ingestelde verzet met nummer C/13/607670 / DW RK 16/451 ingesteld door:

[ ],

wonende te Gorinchem,

klager,

gemachtigde: [ ],

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde,

gemachtigde: [ ].

1. Verloop van de procedure

Bij brief van 3 mei 2016 is klager een afschrift van bovengenoemde beslissing van de voorzitter toegezonden. Bij brief van 8 mei 2016, ingekomen bij de Kamer op 10 mei 2016, heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 20 januari 2017. De gemachtigde van klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 3 maart 2017.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

- Op 21 mei 2015 is een vonnis ten laste van klager gewezen.

- Op 12 juni 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder het vonnis aan klager betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen.

- De gerechtsdeurwaarder heeft op 27 juli 2015, na geen reactie te hebben ontvangen van of namens klager, loonbeslag gelegd. Het loonbeslag is aan klager overbetekend op 31 juli 2015.

- Op 21 augustus 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder een namens klager verzonden e-mail met bijlage met daarin het verzoek tot het opnieuw vaststellen van de beslagvrije voet ontvangen.

- Na verificatie van de gegevens heeft de gerechtsdeurwaarder op 25 augustus 2015 de beslagvrije voet aangepast en de werkgever en gemachtigde van klager hiervan in kennis gesteld.

- De gerechtsdeurwaarder heeft op 8 september 2015 het teveel ingehouden bedrag aan klager teruggestort.

- Op 8 september 2015 heeft de gemachtigde van klager telefonisch contact opgenomen met de gerechtsdeurwaarder waarin hij mededeelde dat er een betalingsregeling overeengekomen was met de schuldeiser.

- De gerechtsdeurwaarder heeft klager laatstelijk op 28 oktober 2015 geïnformeerd dat de opdrachtgeefster aan hem kenbaar had gemaakt dat er geen sprake was van een betalingsregeling en dat het loonbeslag gehandhaafd zou blijven.

3. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er - naar de voorzitter begrijpt - in hoofdzaak over dat:

a: klager onterecht, door fouten/misverstanden/vergissingen in de communicatie tussen de deurwaarder en de gemachtigde, onevenredig zwaar is getroffen door een beslaglegging op zijn inkomen, terwijl er een betalingsregeling liep met de schuldeiser;

b: de gerechtsdeurwaarder zich te formeel opstelt, zonder de inhoudelijke kant van de kwestie te bezien.

4. Het oorspronkelijke verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft geoordeeld dat de klacht ongegrond is en heeft daartoe het volgende overwogen. Een schuldenaar is zonder toestemming van de schuldeiser niet bevoegd is het verschuldigde in gedeelten te voldoen. Niet ter discussie staat dat klager de oorspronkelijk met de schuldeiser overeengekomen betalingsregeling wegens onregelmatige betaling niet is nagekomen. Deze betalingsregeling is daardoor komen te vervallen en dit is volgens de gerechtsdeurwaarder ook de reden geweest voor de schuldeiser om vonnis te verlangen. In dit geval heeft de schuldeiser blijkbaar niet ingestemd met een nieuwe afbetalingsregeling. De voorzitter begrijpt dat een beslaglegging nadelige gevolgen voor klager met zich mee kan brengen, maar dit kan de gerechtsdeurwaarder niet worden verweten, die op grond van zijn ministerieplicht verplicht is om de ambtshandelingen waartoe hij bevoegd is te verrichten als hierom wordt verzocht. Klager is op 21 mei 2015 bij vonnis veroordeeld en heeft nadien nagelaten de vordering vrijwillig te voldoen. Het door de gerechtsdeurwaarder ten laste van klager gelegde loonbeslag is dan ook niet in strijd met de tuchtrechtelijke norm.

5.2 Het is op zich begrijpelijk dat de gestelde betalingstermijn en de aankondiging van rechtsmaatregelen formeel overkomen, maar dit is niet te voorkomen. De taak van de gerechtsdeurwaarder richt zich op het incasseren van gelden voor een opdrachtgever op grond van de aan hem ter hand gestelde executoriale titel.

6. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kunnen worden ontvangen.

7. De gronden van het verzet

7.1 Klager is het niet eens met de beslissing van de voorzitter. Ten onrechte is de voorzitter niet dan wel onvoldoende ingegaan op de klacht over de te formele opstelling van de gerechtsdeurwaarder. Deze heeft het vonnis betekend en heeft beslag gelegd. Terwijl klager er van uit mocht gaan dat de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder, er kennelijk akkoord mee was dat klager kon volstaan met zijn maandelijkse betalingen die klager heeft voortgezet. Van de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder heeft hij nooit vernomen dat een en ander niet correct was en verder werd ook geen actie ondernomen. De reactie van de gerechtsdeurwaarder van 28 oktober 2015 dat de opdrachtgever had bericht dat er geen regeling was getroffen en dat het beslag derhalve werd gehandhaafd, was veel te formeel en ging niet inhoudelijk in op de goede bedoelingen van klager om aan het vonnis te voldoen door de voortzetting van zijn betalingen. Klager mocht ervan uitgaan dat hij te maken had met zijn wederpartij, dan wel de diens gemachtigde (de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder) omdat de kantonrechter in zijn vonnis naar die partijen heeft verwezen. De gerechtsdeurwaarder heeft zich echter ten onrechte op het standpunt gesteld dat als klager zich direct na de betekening van het vonnis tot hem had gewend, een regeling nog in overweging genomen had kunnen worden.

7.2 Ter zitting heeft de gemachtigde van klager hieraan toegevoegd dat in het proces-verbaal van de zitting van de kantonrechter van 11 juni 2015 duidelijk de intentie van klager om tot een regeling te komen is vastgelegd. Klager verkeerde in de veronderstelling dat dit voldoende was. Hij had verwacht dat met een voorstel tot een dergelijke regeling zou komen. Daarom heeft hij zelf geen actie ondernomen.

8. Het verweer in verzet

De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat na de betekening van het vonnis er een formulier tot het treffen van een regeling is meegezonden. Daar is geen reactie op gekomen. Pas na de beslaglegging werd het inkomstenformulier terugontvangen met het verzoek om de beslagvrije voet aan te passen. Pas in oktober 2015 kwam de vraag hoe het zat met een regeling. Volgens de gerechtsdeurwaarder is er correct gehandeld op basis van de informatie van de opdrachtgever.

9. De beoordeling van de gronden van het verzet

9.1 Het onderzoek in verzet heeft niet geleid tot de vaststelling van andere feiten of omstandigheden en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter. De beslissing van de voorzitter was juist en klager ziet dat inmiddels ook in.

9.2 De gemachtigde van klager heeft immers ter zitting uiteindelijk toegegeven dat hij inzag dat klager zich tot de gerechtsdeurwaarder had dienen te wenden met het verzoek om een regeling te treffen, omdat de opdrachtgever de zaak aan de gerechtsdeurwaarder in handen had gegeven. Voorts heeft hij meegedeeld dat de vordering inmiddels is afbetaald.

10. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.E. de Vos, plaatsvervangend-voorzitter, mr. M. Nijenhuis en M. Colijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 maart 2017 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.

.