ECLI:NL:TGDKG:2017:6 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 558.2016

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2017:6
Datum uitspraak: 24-01-2017
Datum publicatie: 25-01-2017
Zaaknummer(s): 558.2016
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De gerechtsdeurwaarders hebben hun opdracht niet voortvarend uitgevoerd. Het heeft te lang geduurd voor zijn tot betekening overgingen en de opdrachtgever is niet goed geïnformeerd. Ook hadden zij sneller moeten overgaan tot het afzien van de toepassing van een beslagvrije voet en ook is onvoldoende overleg gevoerd. De klacht is deels gegrond, oplegging van een berisping.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 4

Beslissing van 24 januari 2017 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van de voorzitter van 24 mei 2016 met nummer 1027.2015 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 558.2016 ingesteld door:

[   ],

wonende te Den Haag,

klaagster,

gemachtigde: [   ],

tegen:

1. [   ],

2.[   ],

gerechtsdeurwaarders te [   ],

beklaagden,

gemachtigde: mr. [   ].

1. Ontstaan en loop van de procedure

Voormelde beslissing van de voorzitter is bij brief van 24 mei 2016 aan klaagster toegezonden. Op 1 juni 2016 heeft klaagster tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld op nader aan te voeren gronden, welke gronden op 22 juni 2016 zijn ontvangen. Op 5 december 2016 is van klaagster nog een aanvulling op het verzetschrift ontvangen. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 13 december 2016 in aanwezigheid van gerechtsdeurwaarder sub 2 en de gemachtigde. De gerechtsdeurwaarders hebben een pleitnota overgelegd. Klaagster is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De uitspraak is bepaald op 24 januari 2017.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

Klaagster heeft de gerechtsdeurwaarders op 8 februari 2014 de opdracht gegeven om diverse rechterlijke uitspraken aan haar wederpartij (hierna: de beslagene) te betekenen en om beslag te doen leggen onder een derde (een pensioenfonds).

3. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich er - naar de voorzitter begrijpt - samengevat over dat:

a: de gerechtsdeurwaarders laks en traag hebben gehandeld waardoor schade is ontstaan;

b: de gerechtsdeurwaarders geweigerd hebben de beslagvrije voet van de wederpartij van klaagster direct op nihil te stellen terwijl dit bij rechterlijke uitspraak is beslist;

c: de gerechtsdeurwaarders de werkzaamheden met betrekking tot de beslaglegging niet conform ambtelijke last hebben uitgevoerd en doorbetaling niet heeft plaatsgevonden, ondanks aanmaning en sommatie;

d: de gerechtsdeurwaarders eigenmachtig optreden terwijl zij een ambtelijke rol hebben;

e: de gerechtsdeurwaarders hebben geweigerd om hun cliënte adequaat te informeren omtrent de meermalen opgevraagde informatie;

f: de beslagene een klacht heeft ingediend en het door de gerechtsdeurwaarders gestelde hieromtrent onwaar is;

g: de gerechtsdeurwaarders telkens hebben geweigerd adequaat te reageren waardoor voor cliënte  grote schade is ontstaan bestaande uit het uit handen geven van de zaak;

h: de gerechtsdeurwaarders hebben geweigerd tussentijds af te dragen evenals inzicht te geven in het door hen geïncasseerde.

4. Het oorspronkelijke verweer van de gerechtsdeurwaarders

De gerechtsdeurwaarders hebben de klacht gemotiveerd weersproken.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft geoordeeld dat de klacht ongegrond is en heeft daartoe het volgende overwogen. De gerechtsdeurwaarders hebben weliswaar erkend dat er enige vertragingen zijn opgelopen, maar dat kwam door de complexiteit van de zeven titels, doordat er stukken ontbraken, geen berekening was overgelegd, er onduidelijkheden waren omtrent de dwangsommen en omdat een duidelijke opgave pas op 24 juni 2014 door de gerechtsdeurwaarders werd ontvangen. De traagheid is volgens de gerechtsdeurwaarders derhalve te wijten aan klaagster. Niet kan worden vastgesteld wie er op dit punt gelijk heeft.

5.2. De gerechtsdeurwaarders hebben voor de beslaglegging de BRP geraadpleegd. De redenen van de weigering van de gerechtsdeurwaarders om de beslagvrije voet direct op nihil te zetten waren gelegen in het feit dat de beslagene zelf beweerde in Nederland woonachtig te zijn en ook daadwerkelijk stond ingeschreven in Nederland.

5.3 De gerechtsdeurwaarders hebben uitdrukkelijk betwist dat zij stukken onnodig zouden hebben achtergehouden dan wel klaagster niet van volledige dossierinformatie hebben voorzien. De gerechtsdeurwaarders hebben wel erkend dat de doorbetaling van de ontvangen bedragen langer op zich heeft laten wachten dan gebruikelijk. De reden daarvan was dat er een onjuist rekeningnummer van klaagster bij de gerechtsdeurwaarders stond geregistreerd. Door deze fout is klaagster echter niet geschaad, aangezien de fout door de gerechtsdeurwaarders is hersteld.

5.4 De gerechtsdeurwaarders hebben terecht opgemerkt dat zij een zelfstandige onderzoeksplicht hebben in bepaalde situaties. Weliswaar volgt uit meerdere uitspraken dat de beslagene geen recht heeft op een beslagvrije voet, de gerechtsdeurwaarders kunnen niet zomaar voorbij gaan aan (door de beslagene)  nieuw opgeworpen feiten en omstandigheden. De gerechtsdeurwaarders hebben dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door de nieuw aangevoerde feiten en omstandigheden door de beslagene te onderzoeken.

5.5. Uit de producties is gebleken dat de gerechtsdeurwaarders klaagster wel hebben geïnformeerd over de door klaagster in haar klaagschrift genoemde onderwerpen. De enkele niet nader door klaagster onderbouwde stellingen zijn onvoldoende om tuchtrechtelijk laakbaar handelen van de gerechtsdeurwaarders vast te stellen. Klaagster volstaat met algemeenheden zonder nadere toelichting of onderbouwing, waarin op deze manier geen lijn valt te ontdekken. Dit klachtonderdeel voldoet aldus niet aan de eisen die daaraan redelijkerwijs mogen worden gesteld.

5.6 De stukken waren niet voor klaagster bedoeld, nu de berichten van de gerechtsdeurwaarders aan de beslagene gericht waren. De gerechtsdeurwaarders hebben aangevoerd dat klaagster wel op de hoogte is gesteld over de stukken die wel betrekking hadden op haar. Verder is niet gebleken van misbruik van informatie of valse beschuldigingen. Nu enig klachtwaardig handelen jegens klaagster op dit punt niet kan worden vastgesteld, dient ook dit klachtonderdeel als zijnde kennelijk ongegrond te worden afgewezen.

5.7 Uit de producties is gebleken dat de gerechtsdeurwaarders klaagster wel telkens reacties hebben doen toekomen. Dat de reacties niet binnen de door klaagster kennelijk gewenste termijn zijn gegeven, heeft te maken met de complexiteit en de ingewikkelde aard van de vordering. Ook betreffende dit klachtonderdeel kan geen klachtwaardig handelen van de gerechtsdeurwaarders worden vastgesteld.

5.8 Met betrekking tot het laatste klachtonderdeel is gebleken dat klaagster heeft volstaan met algemene beweringen zonder nadere onderbouwing. De gerechtsdeurwaarders hebben aangevoerd dat wel tussentijds wordt afgedragen aan klaagster. In november 2015 is getracht een bedrag van € 4.700,00 af te dragen, maar nadat werd geconstateerd dat het rekeningnummer van klaagster niet meer actief was, is het bedrag op een tussenrekening gekomen. Na verkrijging van het juiste rekeningnummer is het bedrag op 12 januari 2016 naar het goede rekeningnummer van klaagster overgemaakt. Vervolgens is op 22 maart 2016 nogmaals een bedrag van € 800,00 afgedragen aan klaagster. Weliswaar is er in totaal € 6.961,17 aan gelden geïncasseerd, het verschil met de afdracht zit in de inhouding van de vervallen kosten. De gerechtsdeurwaarders hebben aangevoerd dat zij vanaf januari 2016 geen gelden meer hebben ontvangen, nu de uitkering van de beslagene is opgeschort. Het valt de gerechtsdeurwaarders daarom niet te verwijten dat zij niet meer afdragen, omdat er niets meer af te dragen valt. Dat klaagster - niet onderbouwd - heeft gesteld dat de gerechtsdeurwaarders hardnekkig weigeren om (tussentijds) af te dragen is niet komen vast te staan, althans voldoende door de gerechtsdeurwaarders weerlegd.

6. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in haar verzet kan worden ontvangen.

7. De gronden van het verzet

Klaagster is het niet eens met de beslissing van de voorzitter voor zover het de klachtonderdelen a. b. en h. betreft. Het verzet betreft dus niet de klachtonderdelen c. t/m g. De gerechtsdeurwaarders hebben hun opdracht wel degelijk niet adequaat en voortvarend uitgevoerd. In de klacht met de bijbehorende producties is dit genoegzaam aangetoond. Klaagster heeft dit in verzet nogmaals uiteengezet.

8. Het verweer in verzet

De gerechtsdeurwaarders hebben de stellingen in verzet bestreden.

9. De beoordeling van de gronden van het verzet

9.1 Ten aanzien van de klachtonderdelen a. en b. overweegt de Kamer als volgt. Het is de Kamer ter zitting gebleken dat de klachtonderdelen a. en b. door de gerechtsdeurwaarders onvoldoende gemotiveerd zijn weersproken. De gerechtsdeurwaarders hebben ter zitting ook toegegeven dat zij pas op diverse vragen van de gemachtigde van klaagster hebben gereageerd, nadat de stukken voor betekening waren klaargemaakt. Enige verklaring daarvoor hebben zij ter zitting niet kunnen geven. Zij hebben eveneens toegegeven dat het te lang heeft geduurd nadat alle informatie uiteindelijk op 7 mei 2014 voorhanden was, alvorens uiteindelijk pas op 10 juni 2014 tot betekening is overgegaan. Enige verklaring daarvoor is niet gegeven en daarbij komt dat het volgens de gerechtsdeurwaarders gebruikelijk is om pas na drie weken na ontvangst van een opdracht tot betekening over te gaan. Niet gebleken is dat het in dit geval om een dermate complexe zaak ging dat die lange termijn gerechtvaardigd is. Evenmin is gebleken dat de gerechtsdeurwaarders niet sneller tot het afzien van de beslagvrije voet hadden kunnen overgaan. Zij waren ermee bekend dat aan de debiteur bij herhaling door de rechtbank een beslagvrije voet is geweigerd. Op grond van die afwijzingen en de mededeling van de zoon van de debiteur dat zijn vader niet op zijn adres ingeschreven stond, was er voldoende aanleiding om overeenkomstig het klemmend verzoek van klaagster geen beslagvrije voet toe te passen. In ieder geval hadden zij daarover voortvarender contact met klaagster moeten opnemen en niet zonder nader overleg anders kunnen beslissen Dit betekent dat de klachtonderdelen a. en b. gegrond zijn.

9.2 Ten aanzien van klachtonderdeel h. sluit de Kamer zich aan bij de overwegingen van de voorzitter. Dit betekent dat het verzet ten aanzien van klachtonderdeel h. ongegrond is.

9.3 Voor zover klaagster bij verzet nieuwe klachten heeft geformuleerd, geldt dat klachten  niet voor het eerst in verzet naar voren kunnen worden gebracht zodat behandeling daarvan achterwege blijft.

9.4 De Kamer acht het verzet en de klacht ten aanzien van de klachtonderdelen a. en b. gegrond en ziet aanleiding tot oplegging van na te noemen maatregel.

10. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-           verklaart het verzet gegrond voor wat betreft de klachtonderdelen a. en b.;

-           vernietigt de beslissing van de voorzitter op deze onderdelen;

-           verklaart de klachtonderdelen a. en b.  alsnog gegrond;

-           legt aan de gerechtsdeurwaarders de maatregel van berisping op;

-           verklaart het verzet voor het overige ongegrond.

Aldus gegeven door mr. J.H.C. Schouten, plaatsvervangend-voorzitter, mr. L. van Berkum en mr. J.J.L. Boudewijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 januari 2017 in tegenwoordigheid van de secretaris.