ECLI:NL:TGDKG:2017:53 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 16/914 16/1326

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2017:53
Datum uitspraak: 02-05-2017
Datum publicatie: 29-05-2017
Zaaknummer(s):
  • 16/914
  • 16/1326
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond. De bezwaren van klager tegen de inhoud van het vonnis en het tussen klager en de schuldeiser overeengekomen gefixeerde deel van de vordering kunnen niet leiden tot het oordeel dat de executerende gerechtsdeurwaarder klachtwaardig heeft gehandeld.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 2 mei 2017 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 6 december 2016 met zaaknummer C/13/614049 DW RK 16/914 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/620114 DW RK 16/1326 ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klager,

tegen:

1. [ ],

2. [ ],

gerechtsdeurwaarders te [ ],

beklaagden.

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 22 augustus 2016, heeft klager een klacht ingediend tegen gerechtsdeurwaarder [ ], oud-gerechtsdeurwaarder te [ ], hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 7 september 2016, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 6 december 2016 heeft de voorzitter de klacht gedeeltelijk als kennelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 6 december 2016. Bij brief, ingekomen op 9 december 2016, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 21 maart 2017, alwaar klager is verschenen. Namens beklaagden is [ ] verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 2 mei 2017.

De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a) De gerechtsdeurwaarder heeft in 1998 van [ ] de opdracht ontvangen de grosse van een ten nadele van klager op 15 april 1992 gewezen vonnis ten uitvoer te leggen.

b) Bij exploot van 24 april 1992 en bij exploot van hernieuwd bevel van 30 oktober 2000 en 16 september 2008 is voormeld vonnis aan klager betekend.

c) Op 8 oktober 2008 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klager beslag gelegd onder het UWV op de uitkering van klager. Bij exploot van 15 oktober 2008 is het proces-verbaal van het gelegde beslag aan klager overbetekend.

d) Bij brief van 13 juni 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder klager een formulier inkomsten- en uitgaven toegezonden met het verzoek dit ingevuld te retourneren.

e) Bij op 19 juni 2013 ingekomen brief heeft klager een klacht ingediend over het gelegde beslag, meer in het bijzonder over de vastgestelde beslagvrije voet en het feit dat het vakantiegeld onder het gelegde beslag viel.

f) Bij brief van 2 juli 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder de klachtbrief van klager beantwoord.

g) Bij brief van 10 september 2013 heeft een advocaat de gerechtsdeurwaarder namens klager samengevat inlichtingen gegeven ter berekening van de beslagvrije voet, een voorstel gedaan om de restantvordering kwijt te schelden en verzocht het vakantiegeld aan klager uit te keren.

h) Na ontvangst van aanvullende gegevens heeft de gerechtsdeurwaarder de beslagvrije voet opnieuw berekend, aangepast naar € 813,91 en de teveel ontvangen gelden gerestitueerd. Bij brief van 23 september 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder dit aan de advocaat van klager medegedeeld.

i) Bij brief van 24 september 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder de advocaat van klager samengevat medegedeeld dat zijn opdrachtgever niet tot kwijtschelding van de restvordering wenste over te gaan maar wel bereid was de vordering te fixeren op € 5.000,00 te voldoen middels het gelegde beslag.

j) Bij brief van 2 oktober 2013 heeft de advocaat van klager de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat klager met het voorstel om de vordering te fixeren op € 5.000,00 kon instemmen.

k) Bij brief van 11 januari 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder het UWV medegedeeld dat de beslagvrije voet van klager opnieuw was berekend en met onmiddellijke ingang € 843,49 per maand bedroeg.

l) Bij brief van 11 januari 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder het voorgaande ook aan klager medegedeeld en hem verzocht de bij de brief gevoegde berekening goed te controleren en indien in de berekening van onjuiste gegevens zou worden uitgegaan de gerechtsdeurwaarder daarover te informeren.

m) Bij brief van 5 september 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder klager onder meer medegedeeld dat na bestudering van de door klager bij zijn klacht overgelegde uitkeringsspecificaties is gebleken dat het UWV in de maanden januari 2016 tot en met augustus 2016 een verkeerde beslagvrije voet had gehanteerd. De gerechtsdeurwaarder heeft klager medegedeeld dat de teveel ontvangen afdrachten zouden worden gerestitueerd en klager is er nog eens uitdrukkelijk op gewezen dat het verzoek om restitutie van een deel van het vakantiegeld eerst beoordeeld kon worden, indien klager volledige inzage zou verschaffen over zijn inkomsten en uitgaven vanaf juni 2015 tot en met mei 2016.

2. De oorspronkelijke klacht

Klager wenst een klacht in te dienen over de volgens hem bizarre gedragingen en onterechte handelingen van de gerechtsdeurwaarder. Klager ontvangt al jaren geen vakantiegeld en de gerechtsdeurwaarder neemt alles in beslag. In mei is het gehele vakantiegeld in beslag genomen. Daarnaast wordt een bedrag van € 338,79 op zijn uitkering ingehouden. Dit is voor klager onacceptabel. De gerechtsdeurwaarder heeft beslag gelegd voor € 20.000,00 en heeft de vordering doorgespeeld naar (een bedrijf in) [ ] die er nog eens € 6.000,00 aan toe heeft gevoegd. Brieven van klager worden heen en weer gestuurd en klager kan geen kant op.

3. De beslissing van de voorzitter

3.1. De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

“4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 37 lid 2 van de Gerechtsdeurwaarderswet wordt, indien de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de gerechtsdeurwaarder waarop de klacht betrekking heeft, de klacht door de voorzitter niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing tot niet-ontvankelijkverklaring blijft achterwege indien de gevolgen van het handelen of nalaten redelijkerwijs pas nadien bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van een klacht een jaar na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken.

4.2 Uit de stukken blijkt dat het gaat om een vonnis uit 1992 dat tweemaal voor 1998 aan klager is betekend. Het dossier van klager is vanaf 1998 in behandeling op het kantoor van de gerechtsdeurwaarder. Vast staat dat klager in elk geval vanaf 15 oktober 2008 op de hoogte is van dit dossier omdat toen het proces-verbaal van het ten laste van klager gelegde beslag op zijn uitkering is betekend aan zijn huis en echtgenote. Dat zou betekenen dat klager in zijn klacht niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard omdat de redelijke termijn vergaand is overschreden

4.3 Omdat hier sprake is van een dossier dat nog lopende is, dient niet de gehele periode als onredelijk te worden aangemerkt. De voorzitter acht een periode van 3 jaar redelijk, teruggerekend vanaf het moment van indiening van de klacht. Daarbij overweegt de voorzitter dat niet gebleken is van concrete omstandigheden die tot het hanteren van een kortere termijn nopen. Hieruit volgt dat klager slechts in zijn klacht kan worden ontvangen te rekenen vanaf 18 augustus 2013. Klager zal in zijn klachten slechts ontvankelijk worden geacht voor zover zij betrekking hebben op de periode na deze datum; vanaf dat moment zal de voorzitter de klacht van klager beoordelen en de voorzitter zal hem voorafgaand aan die periode niet ontvankelijk verklaren in zijn klacht.

5. Beoordeling van de klacht voor het overige.

5.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn slechts gerechtsdeurwaarders aan tuchtrechtspraak onderworpen. Een gerechtsdeurwaarderskantoor noch medewerkers daarvan kunnen als beklaagden worden aangemerkt. Bij het onderzoek wie als beklaagde kan worden aangemerkt geldt als leidraad de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696). Uit dit arrest volgt dat bij klachten tegen een samenwerkingsverband de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt.

5.2 Omdat gerechtsdeurwaarder [ ] per [ ] is gedefungeerd en het dossier van klager nog in behandeling is op het kantoor van de in aanhef van deze beschikking vermelde en aan het kantoor verbonden gerechtsdeurwaarders, worden zij beiden als beklaagde aangemerkt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

5.3 Op grond van de wet (art. 475d, lid 7 Rv) dient de beslaglegger, zodra de schuldenaar gegevens aanlevert om de beslagvrije voet aan te passen, de beslagvrije voet aan te passen. Op grond van de (nadere) toelichting op de wet (Kamerstukken II 2007-2008, 24 515, nr. 138, p. 3-41) geldt de terugwerkende kracht ook in gevallen dat de beslagvrije voet van aanvang af niet juist is vastgesteld door onbekendheid bij de gerechtsdeurwaarder. Als deze onbekendheid evenwel te wijten is aan (toerekenbaar) onjuiste of onvolledige inlichtingen van de zijde van de beslagene, bestaat voor een wijziging met terugwerkende kracht geen aanleiding.

5.4 De beslagvrije voet kan eerst op de juiste manier worden berekend op het moment dat de gerechtsdeurwaarder de beschikking heeft over de door hem gevraagde bewijsstukken. Uit de stukken blijkt dat de gerechtsdeurwaarder klager herhaaldelijk in de gelegenheid heeft gesteld om opgave te doen van zijn inkomsten- en uitgaven. Klager heeft geen enkel stuk overgelegd waaruit volgt dat hij dit heeft gedaan. Zolang klager geen stukken overlegt waaruit kan worden opgemaakt wat zijn inkomsten en uitgaven zijn, is het dus aan hemzelf te wijten dat de beslagvrije voet niet juist wordt vastgesteld. Dat geldt ook voor het beslag op het vakantiegeld van klager. Op zich geldt daarvoor een beslagvrije voet. De gerechtsdeurwaarder dient dan te bepalen welk deel van het netto maandelijks inkomen verhoogd met het toegerekende vakantiegeld boven de beslagvrijevoet uitkom. Dat deel van het vakantiegeld is dan voor beslag vatbaar. Daarvoor is nodig dat de gerechtsdeurwaarder beschikt over de gegevens van klager met betrekking tot zijn inkomsten- en uitgaven. Vast staat dat de gerechtsdeurwaarder deze gegevens heeft verzocht. Als klager geen gegevens verstrekt over zijn inkomsten- en uitgaven is een dergelijke berekening niet mogelijk.

5.5 Dat de vordering zo hoog is geworden is gelegen in het door klager te betalen rentepercentage dat hij op grond van het vonnis jaarlijks diende te betalen. Dat de vordering daardoor zo hoog is opgelopen vindt mede zijn oorzaak in het feit dat klager jarenlang niets van zich heeft laten horen. Wellicht zijn daar gegronde redenen voor maar klager deelt die niet mede en dit kan ongeacht de reden ook niet aan de gerechtsdeurwaarder worden tegengeworpen. Bovendien is klager akkoord gegaan met het gefixeerde bedrag van

€ 5000,00 zodat hier verder niet op hoeft te worden ingegaan.

5.6 De slotsom van dit alles is dat de klacht van klager geen grond oplevert voor enig aan de gerechtsdeurwaarder toe te rekenen tuchtrechtelijk verwijt.”

3.2. Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager gedeeltelijk als kennelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk als kennelijk ongegrond afgewezen.

4. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder onjuist handelt. Klager heeft nooit een vonnis ontvangen. Belangrijke brieven hoort klager persoonlijk te ontvangen. Klager is aan niemand iets schuldig. Dat is ook door de bank bevestigd. Klager staat niet bij BKR geregistreerd. De kinderen van klager hebben behoorlijk geleden en dit is zeer onterecht. De gerechtsdeurwaarder licht klager op en moet stoppen. Klager verzoekt de Kamer om de gerechtsdeurwaarder onmiddellijk te laten stoppen met zijn handelingen en valsheid in geschrifte. Er is al voor kapitalen geïncasseerd. Klager heeft op internet gezien dat hij niet de enige is die benadeeld wordt door de gerechtsdeurwaarder. De gerechtsdeurwaarder misbruikt zijn macht.

5. De beoordeling van de gronden van het verzet

5.1. Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer merkt nog op dat de bezwaren van klager tegen de inhoud van het vonnis c.q. het tussen klager en de schuldeiser overeengekomen gefixeerde deel van de vordering niet kunnen leiden tot het oordeel dat de executerende gerechtsdeurwaarder klachtwaardig heeft gehandeld. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter derhalve juist en de door klager aangevoerde gronden geven geen aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

5.2. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. J.H.C. Schouten, plaatsvervangend-voorzitter,

mr. A. Sissing en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 mei 2017, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.