ECLI:NL:TGDKG:2017:50 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 16/788
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2017:50 |
---|---|
Datum uitspraak: | 18-04-2017 |
Datum publicatie: | 29-05-2017 |
Zaaknummer(s): | 16/788 |
Onderwerp: | Ambtshandelingen (art. 2 Gdw) |
Beslissingen: | Waarschuwing |
Inhoudsindicatie: | Klacht gegrond. Maatregel: waarschuwing. Gerechtsdeurwaarders hebben abusievelijk - ondanks uitdrukkelijke opdracht daartoe - nagelaten stuitingshandelingen in een dossier te verrichten waardoor dwangsommen wegens verjaring voor de eisende partij niet meer zijn te verhalen bij de gedaagde partij. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 18 april 2017 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/612350 DW RK 16/788 ingesteld door:
[ ] ,
gevestigd te [ ],
klaagster,
gemachtigde: [ ],
tegen:
1. [ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
2. [ ],
toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagden,
gemachtigde: [ ].
Ontstaan en loop van de procedure
Bij brief met bijlagen, ingekomen op 20 juli 2016, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde sub 2, hierna: de gerechtsdeurwaarder(s).
Bij verweerschrift, ingekomen op 16 september 2016, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.
De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 7 maart 2017, alwaar namens klager [ ] zijn verschenen. Namens beklaagden is gerechtsdeurwaarder sub 1 verschenen. Van deze behandeling zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 18 april 2017.
1. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
- Op 5 maart 2010 en op 21 april 2010 zijn vonnissen gewezen, die op respectievelijk 8 maart 2010 en 21 april 2010 zijn betekend met aanzegging van verbeurde dwangsommen.
- [ x ] (hierna: [ x ]) is advocaat van de eisende partij inzake bovengenoemde vonnissen.
- [ x ] is opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarders.
- Na betekening van de vonnissen is in opdracht van [ x ] meerdere keren een stuitingsexploot uitgebracht ten aanzien van de verbeurde dwangsommen.
- In november 2014 hebben de gerechtsdeurwaarders wederom van [ x ] de opdracht ontvangen om dwangsommen te stuiten.
- De gerechtsdeurwaarders hebben in één dossier de dwangsommen gestuit ten bedrage van € 1.000.000,-. In het andere dossier hebben de gerechtsdeurwaarders nagelaten de dwangsommen ten bedrage van € 15.000,- te stuiten.
- [ x ] heeft klaagster verzocht om rechtsmaatregelen te nemen tegen het kantoor van de gerechtsdeurwaarders.
2. De klacht
Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarders - kort samengevat - dat zij, ondanks uitdrukkelijke opdracht daartoe, hebben verzuimd de verbeurde dwangsommen uit hoofde van het vonnis van 5 maart 2010 te stuiten, waardoor deze niet meer te verhalen zijn bij de gedaagde partij.
De gerechtsdeurwaarders erkennen dat zij de dwangsommen in één dossier gestuit hebben en in het andere dossier niet, omdat de betreffende medewerker dacht dat het om één dossier ging. De gerechtsdeurwaarders zijn niet bereid de ontstane schade te vergoeden.
3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder
De gerechtsdeurwaarders hebben de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.
4. De beoordeling van de klacht
4.1. Het gerechtshof Amsterdam heeft beslist dat de Kamer zijn onderzoeksbevoegdheid overschrijdt als zelfstandig een andere gerechtsdeurwaarder als beklaagde wordt aanmerkt terwijl een klager de klacht richt tegen een met naam genoemde gerechtsdeurwaarder (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696). Klaagster heeft haar klacht gericht tegen gerechtsdeurwaarder sub 2. In het verweerschrift heeft de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder verzocht de klacht op naam van gerechtsdeurwaarder sub 1 te zetten, omdat hij verantwoordelijk is voor de behandeling van de losse opdrachten en van de executiedossiers. Gelet op de hiervoor genoemde uitspraak van het gerechtshof Amsterdam kan de Kamer niet aan dat verzoek voldoen. Daarom zullen zowel de door klaagster met naam genoemde gerechtsdeurwaarder alsook de verantwoordelijke gerechtsdeurwaarder als beklaagden worden aangemerkt.
4.2. De gerechtsdeurwaarders voeren aan dat klaagster niet-ontvankelijk is in haar klacht, omdat klachten slechts kunnen worden ingediend door een opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder, een debiteur, een andere gerechtsdeurwaarder, de Minister van Justitie, de KBvG of het BFT. De Kamer deelt deze opvatting niet. De Kamer verwijst naar artikel 37, tweede lid, eerste volzin van de Gerechtsdeurwaarderswet. Het staat een ieder vrij een klacht bij de Kamer in te dienen, mits er sprake is voldoende eigen belang. Klaagster heeft voldoende eigen belang om de onderhavige klacht in te dienen, zodat zij in haar klacht kan worden ontvangen.
4.3. Ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn (waarnemend) gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat gerechtsdeurwaarders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25 lid 1 bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarders een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.
4.4. Gelet op de erkenning door de gerechtsdeurwaarders dat in één dossier is nagelaten dwangsommen te stuiten ondanks opdracht daartoe, staat deze nalatigheid vast. Door deze aan de gerechtsdeurwaarders toerekenbare nalatigheid kan de eisende partij wegens verjaring geen aanspraak meer maken op verbeurde dwangsommen.
4.5. Naar het oordeel van de Kamer kan het verweer van de gerechtsdeurwaarders, dat de dossiers zijn teruggestuurd naar de opdrachtgever en de opdrachtgever degene is die niet tijdig heeft geconstateerd dat de stuiting in het tweede dossier niet had plaatsgevonden, niet slagen. Dit ontslaat de deurwaarder immers niet van zijn eigen verantwoordelijkheid.
4.6. De kwestie omtrent de (omvang en eventuele verschuldigdheid van) schade zal de Kamer passeren, nu daarvoor de civiele rechtsgang open staat. Anders dan de gerechtsdeurwaarders betogen staat de schadekwestie los van de vraag of de nalatigheid van de gerechtsdeurwaarders als tuchtrechtelijk laakbaar is te kwalificeren.
4.7. Het voorgaande leidt ertoe dat de klacht naar het oordeel van de Kamer terecht is voorgesteld. Hoewel niet is gebleken van grove onzorgvuldigheden of handelen tegen beter weten in, acht de Kamer de klacht gegrond. De Kamer is van oordeel dat oplegging van de na te melden tuchtrechtelijke maatregel passend en geboden is. Beslist wordt als volgt.
BESLISSING
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt de gerechtsdeurwaarders de maatregel waarschuwing op.
Aldus gegeven door mr. S.P. Pompe, plaatsvervangend-voorzitter,
mr. W.M. de Vries en M. Colijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 april 2017, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.