ECLI:NL:TGDKG:2017:47 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 16/461 16/929
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2017:47 |
---|---|
Datum uitspraak: | 18-04-2017 |
Datum publicatie: | 29-05-2017 |
Zaaknummer(s): |
|
Onderwerp: | Ambtshandelingen (art. 2 Gdw) |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Verzet ongegrond. Tegenstrijdige standpunten. Exploot op ambtseed prevaleert boven de niet onderbouwde stellingen van klager. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 18 april 2017 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 16 augustus 2016 met zaaknummer C/13/607774 DW RK 16/461 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/614341 DW RK 16/929 ingesteld door:
[ ],
wonende te [ ],
klager,
tegen:
[ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde.
Ontstaan en verloop van de procedure
Bij brief met bijlage, ingekomen op 11 mei 2016, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.
Bij verweerschrift, ingekomen op 14 juni 2016, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.
Bij beslissing van 16 augustus 2016 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 17 augustus 2016.
Bij brief, ingekomen op 26 augustus 2016, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 7 maart 2017, alwaar [ ] en [ ] namens de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 18 april 2017.
De ontvankelijkheid van het verzet
Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.
1. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
- Op 9 juni 2015 is een vonnis ten laste van klager gewezen.
- Op 23 juni 2015 heeft een collega gerechtsdeurwaarder het vonnis aan klager betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen.
- Op 20 juli 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder executoriaal derdenbeslag gelegd op voorlopige teruggave onder de Belastingdienst.
- De gerechtsdeurwaarder heeft op 14 maart 2016 een schrijven ontvangen van de Kredietbank Amsterdam met de mededeling dat klager zich tot hun kantoor heeft gewend voor het traject van schuldhulpverlening.
- Op verzoek van de Kredietbank Amsterdam heeft de gerechtsdeurwaarder op 30 maart 2016 opgave gedaan van het openstaande saldo met daarbij de mededeling dat geen uitstel kon worden verleend van verdere executiemaatregelen.
- Op 20 april 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder loonbeslag gelegd onder de werkgever van klager. Dit loonbeslag is op 10 mei 2016 aan klager overbetekend.
2. De oorspronkelijke klacht
Klager beklaagt zich er in hoofdzaak over dat de gerechtsdeurwaarder:
a: loonbeslag heeft gelegd zonder klager daarvan vooraf in kennis te stellen;
b: klager geen vragenformulier heeft doen toekomen;
c: door de Kredietbank Amsterdam is verzocht een opgave te doen van de vordering, en verder niet heeft gewacht op het aanbod van de Kredietbank.
3. De beslissing van de voorzitter
3.1. De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:
“4.1. Op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet kan een gerechtsdeurwaarderskantoor niet als beklaagde worden aangemerkt. Bij het onderzoek wie als beklaagde kan worden aangemerkt geldt als leidraad de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696). Uit dit arrest volgt dat bij klachten tegen een samenwerkingsverband de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt.
4.2. De dossiers van klager zijn in behandeling op het kantoor van de in aanhef van deze beschikking vermelde gerechtsdeurwaarder. Nu het een algemene klacht betreft wordt deze gerechtsdeurwaarder als zijnde aan het kantoor verbonden als beklaagde aangemerkt.
4.3. Met betrekking tot klachtonderdeel a overweegt de voorzitter dat indien een gerechtsdeurwaarder wordt verzocht een titel te executeren hij wettelijk verplicht is om aan dat verzoek te voldoen. De gerechtsdeurwaarder heeft dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door de titel te executeren. Het vonnis dat ten laste van klager is gewezen is op 23 juni 2015 aan hem betekend, waarbij hij tevens op de hoogte is gesteld van de gevolgen van het uitblijven van betaling. Anders dan deze betekening bestaat er voor de gerechtsdeurwaarder geen verplichting om klager vooraf op te hoogte te stellen van beslaglegging. Wel dient klager ervan op de hoogte te worden gesteld van eenmaal gelegd loonbeslag. Dit is gebeurd bij exploot van overbetekening. Nu klager niet vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, is het ten laste van klager gelegde loonbeslag dan ook niet in strijd met de tuchtrechtelijke norm.
4.4. Met betrekking tot klachtonderdeel b overweegt de voorzitter dat het niet duidelijk is welk vragenformulier klager bedoelt. De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat klager kennelijk het inkomsten- en uitgavenformulier bedoelt. Bij de betekening van het vonnis op 23 juni 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder klager eveneens een inkomsten- en uitgavenformulier doen toekomen. Hoewel klager is verzocht dit formulier ingevuld te retourneren, heeft de gerechtsdeurwaarder dit formulier niet retour ontvangen. In het exploot van overbetekening d.d. 10 mei 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder klager het modelformulier bepaling beslagvrije voet doen toekomen. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is bij de beoordeling van dit klachtonderdeel niet gebleken.
4.5. Met betrekking tot klachtonderdeel c overweegt de voorzitter dat de gerechtsdeurwaarder inderdaad door de Kredietbank Amsterdam is verzocht om een opgave te doen van de vordering, hetgeen hij heeft gedaan bij schrijven van 30 maart 2016. Zoals de gerechtsdeurwaarder terecht aanvoert schort de aanmelding voor een schuldhulptraject of een WSNP-traject de tenuitvoerlegging van het vonnis niet op. De gerechtsdeurwaarder heeft van zijn opdrachtgever de opdracht ontvangen om het vonnis ten uitvoer te leggen en is hier ingevolge de onder overweging 4.3. van deze beslissing besproken ministerieplicht aan gehouden.”
3.2. Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.
4. De gronden van het verzet
In verzet heeft klager aangevoerd dat dat hij gehoord wenst te worden door de Kamer. In de beslissing van de Kamer staat onder overweging 4.4. dat de gerechtsdeurwaarder klager op 23 juni 2015 een inkomsten- en uitgavenformulier heeft doen toekomen. Dat wordt door klager ontkend. Indien dat zo zou zijn, dan had klager wel gereageerd nu dat in zijn eigen belang is. Bij het exploot van overbetekening op 10 mei 2016 is ook niet een dergelijk formulier door klager ontvangen. Alle exploten werden direct doorgestuurd naar de schuldhulpverlener. Uiteindelijk is op aandringen van klager de vordering naar de Kredietbank toegezonden. De gerechtsdeurwaarder wist dat er al beslag op het AOW inkomen van klager lag en dat de beslagvrije voet niet toelaat iets in te houden.
5. De beoordeling van de gronden van het verzet
5.1. Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt.
5.2. De Kamer merkt op dat klager niet aannemelijk heeft gemaakt dat de gerechtsdeurwaarder geen inkomsten- en uitgavenformulieren heeft mee-betekend. De gerechtsdeurwaarder heeft verklaard dat hij voornoemde formulieren aan klager heeft betekend. Een exploot op ambtseed heeft in een tuchtzaak grote bewijskracht. Daarom wordt hier uitgegaan van de juistheid van de inhoud daarvan. Nu de gerechtsdeurwaarder de stellingname van klager niet erkent, kan er thans niet van worden uitgegaan dat de gerechtsdeurwaarder geen inkomsten- en uitgavenformulieren heeft betekend aan klager.
5.3. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter op grond van het voorgaande juist en de door klager aangevoerde gronden geven geen aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.
BESLISSING
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. S.P. Pompe, plaatsvervangend-voorzitter,
mr. W.M. de Vries en M. Colijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 april 2017, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.