ECLI:NL:TGDKG:2017:38 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/614526/ DW RK 16/947 verzet

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2017:38
Datum uitspraak: 29-03-2017
Datum publicatie: 03-04-2017
Zaaknummer(s): C/13/614526/ DW RK 16/947 verzet
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Perikelen bij het betekenen van een groot aantal dagvaardingen op een bungalowpark. De voorzitter heeft de klachten ongegrond verklaard. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

 KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 29 maart 2017 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 16 augustus 2016 met zaaknummer C/13/605519 / DW RK 16/335 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/614526/ DW RK 16/947 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

gemachtigde [     ],

tegen:

[     ],

toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen van 31 maart 2016 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: gerechtsdeurwaarder. Bij brief van 3 mei 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

Bij beslissing van 16 augustus 2016 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 19 augustus 2016. Bij brief van 30 augustus 2016 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter op nader aan te voeren gronden. Bij brief van 7 september 2016 heeft klaagster de gronden van het verzet ingediend. Het verzetschrift is behandeld ter openbare zitting van 21 februari 2017 alwaar de gemachtigde van klaagster en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 29 maart 2017.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

De kamer verwijst voor de feiten naar hetgeen de voorzitter in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de voorzitter geen bezwaar gemaakt, zodat ook de kamer van die feiten uitgaat.

4. De oorspronkelijke klacht

In de inleidende klacht verwijt klaagster de gerechtsdeurwaarder samengevat dat de gerechtsdeurwaarder onzorgvuldig en nalatig handelt door:

a)     te trachten een vordering te incasseren welke reeds voldaan is;

b)    dezelfde dagvaarding (met producties) d.d. 8 februari 2016 aan 53 bewoners te betekenen, waarbij persoonlijke gegevens van medebewoners voor iedereen zichtbaar zijn geraakt, wat inbreuk maakt op de privacy van deze bewoners;

c)     de dagvaarding d.d. 8 februari 2016 op een onjuiste manier te betekenen, doordat hij stukken onder de carport heeft achtergelaten, stukken op naam in het verkeerde postvakken heeft gelegd en stukken open en bloot op tafel achter heeft gelaten.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op klachtonderdeel a) overwogen dat dit onderdeel betrekking heeft op de tenuitvoerlegging van een aan de gerechtsdeurwaarder ter hand gestelde executoriale titel en de verdere executie daarvan. Enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen is daarbij niet gebleken. Bij een geschil met betrekking tot de (verdere) tenuitvoerlegging van een executoriale titel geeft artikel 438 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering een algemene regeling. Krachtens deze bepaling dienen geschillen met betrekking tot de executie voorgelegd te worden aan de bevoegde (executie)rechter. Het tuchtrecht biedt daarvoor niet de geëigende weg.

5.2 Met betrekking tot klachtonderdeel b) heeft de voorzitter overwogen dat klaagster voor dit klachtonderdeel onvoldoende haar eigen belang uiteen heeft gezet. Klaagster heeft niet gespecificeerd om welke stukken (factuuroverzichten c.q. contracten) van haar het zou gaan en op welke wijze dat vervolgens een schending van haar privacy zou opleveren. Klaagster heeft daarnaast geen volmacht overgelegd van medebewoners waaruit volgt dat zij hun belangen mag behartigen voor wat betreft dit klachtonderdeel. De enkele niet nader door klaagster onderbouwde algemene stellingen zijn voorts onvoldoende om tuchtrechtelijk laakbaar handelen van de gerechtsdeurwaarder vast te stellen. Voor zover klaagster bezwaar heeft tegen bij de dagvaarding gevoegde producties geldt bovendien dat deze door de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder zijn aangeleverd. Van de gerechtsdeurwaarder kan niet worden verlangd om te toetsen of met deze stukken de privacy in het gedrang komt.

5.3 Met betrekking tot klachtonderdeel c) heeft de voorzitter overwogen dat de gerechtsdeurwaarder dit standpunt van klaagster met klem betwist heeft. Hij heeft in zijn verweerschrift uitvoerig en stap voor stap beschreven op welke wijze hij de dagvaardingsexploten heeft betekend. De voorzitter heeft geen aanleiding om hieraan te twijfelen. De beschreven werkwijze komt de voorzitter correct voor, zodat van klachtwaardig handelen geen sprake is.

6. De gronden van het verzet

6.1 In verzet heeft klaagster aangevoerd dat de dagvaarding met bijlagen uit 375 pagina’s bestond. De personen die thuis waren op dinsdag 9 februari 2016 hebben een complete dagvaarding persoonlijk overhandigd gekregen. Die dagvaarding zat niet in een envelop. De personen die niet thuis waren hebben de dagvaarding met bijlagen ontvangen in de postbus, onder de carport en op de stoep bij de voordeur van de woning. Omdat de dagvaarding met producties niet in 1 envelop paste, heeft de gerechtsdeurwaarder de dagvaarding opgesplitst in 3 delen verdeeld over 3 enveloppen. De personen die niet thuis waren zouden dus 3 enveloppen hebben moeten ontvangen. De meeste personen hebben volgens klaagster diverse delen meerdere malen ontvangen, maar nooit een complete dagvaarding.

6.2 Klaagster is van mening dat de gerechtsdeurwaarder niet alle pakketten zelf heeft bezorgd of in de postbussen achtergelaten. Een groot deel van de pakketten is door anderen onder carports of in tuinen/stoepen neergelegd. Een deel van de pakketten zijn nog op 10 en 11 februari 2016 bezorgd terwijl de gerechtsdeurwaarder zegt alleen op dinsdag 9 februari 2016 op het bungalowpark te zijn geweest. De door de bewoners ingeschakelde advocaten hebben op zaterdag 13 februari 2016 meerdere woningen bezocht en daar persoonlijk vastgesteld dat de dagvaardingen niet correct zijn betekend. Klaagster verwijst naar citaten uit de pleitnota van de advocaten hieromtrent en door haar in het verzetschrift genoemde voorbeelden. Volgens klaagster is het duidelijk dat de dagvaardingen niet compleet zijn aangeleverd, en dat de gedaagden niet op de juiste wijze zijn geïnformeerd en opgeroepen. Hierdoor zijn de gedaagden in hun verweer geschaad.

6.3 Art 47 Rv bepaalt dat de dagvaarding in een gesloten envelop in persoon moet worden aangereikt. De gedaagden die thuis waren hebben de dagvaarding niet in een envelop aangeleverd gekregen. Ook de enveloppen van de personen die niet thuis waren en achtergelaten zijn in postbussen, onder carport of op stoep waren niet gesloten. Verder stelt het artikel dat de reden van de feitelijke onmogelijkheid om in persoon te betekenen moet worden aangegeven. Tevens dienen de naam en de woonplaats van de gedaagde op de envelop te worden vermeld. De reden van de onmogelijkheid is op geen enkele wijze kenbaar gemaakt. Naam en woonplaats gedaagde waren bij sommige in het venster van de blanco envelop te lezen, de meeste echter waren niet te lezen en in veel gevallen onjuist bezorgd. De naam, hoedanigheid, kantooradres en telefoonnummer van de gerechtsdeurwaarder moet op de envelop zijn vermeld, alsmede de aanduiding dat de inhoud van de envelop onmiddellijke aandacht behoeft. Aan al deze eisen is niet voldaan. De stukken zaten in blanco enveloppen, waarop op de buitenzijde alleen de namen waren vermeld.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer stel vast dat klaagster de klacht als weergegeven onder 4 a) kennelijk heeft prijsgegeven omdat daartegen in verzet geen gronden zijn aangevoerd.

7.2 Met betrekking tot klachtonderdeel 4 b) overweegt de kamer dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter op dit onderdeel van de klacht leveren geen nieuwe gezichtspunten op.

7.3 Met betrekking tot de klacht als weergegeven onder 4 c) heeft de  gerechtsdeurwaarder ter zitting nog eens nauwkeurig de door hem gevolgde werkwijze bij de betekening van de exploten uiteengezet. Hij heeft getoond op welke wijze de uit een pakket bestaande dagvaarding met producties in persoon is overhandigd. Verder heeft de gerechtsdeurwaarder getoond op welke wijze de dagvaarding over hem door drie enveloppen is verdeeld in het geval van personen die niet thuis waren maar over een brievenbus beschikten .

7.4 De gerechtsdeurwaarder heeft verder aangevoerd dat hij een plan had gemaakt welke route hij zou volgen om de dagvaardingen te betekenen. Hij heeft bij elke woning waar een dagvaarding moest worden betekend aangebeld of aangeklopt. Daar waar de bewoners werden aangetroffen, heeft hij de dagvaarding met producties in één geheel overhandigd. Daar waar niemand werd aangetroffen en een brievenbus bij het woonhuis aanwezig was heeft hij de enveloppen daarin gedeponeerd. Als laatste heeft de gerechtsdeurwaarder bij de woningen waar geen brievenbus aanwezig was, de exploten achtergelaten in een ruimte (een soort blokhut) aan het begin van het bungalowpark. In die ruimte bevonden zich brievenbussen vergelijkbaar met brievenbussen in een appartementencomplex. In die ruimte bevond zich een tafel waar de gerechtsdeurwaarder de dagvaardingen met producties heeft verdeeld over drie enveloppen waarbij door hem op het eerste deel een envelop is geplakt met daarop de vermeldingen als voorgeschreven in artikel 47 Rv. Vervolgens heeft hij de enveloppen in de brievenbussen gedaan, die volgens de gerechtsdeurwaarder ruim genoeg waren voor drie enveloppen. Nadat alle enveloppen door hem in de brievenbussen waren gedeponeerd, heeft de gerechtsdeurwaarder de tafel leeg achtergelaten en is hij vertrokken.

7.5 De kamer overweegt dat klaagster het consistente verweer van de gerechtsdeurwaarder onvoldoende heeft weerlegd. Daarbij speelt een rol dat vaststaat dat de gerechtsdeurwaarder de exploten op 8 februari 2016 heeft betekend en daarna in de dagen daarop niet op het bungalowpark is geweest. Klaagster heeft als data waarop nog een deel van de pakketten (volgens haar door anderen) zijn aangeleverd, is geconstateerd dat er pakketten onder een carport lagen en de waarneming door de advocaten heeft plaatsgevonden, genoemd: 9, 10, 11 en 13 februari 2016. De gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting onbestreden aangevoerd dat er drie partijen zijn geweest die contact met hem hebben opgenomen waaronder gedaagde partij nummer 30 die op 10 februari 2016 heeft medegedeeld dat door een bode van de eigenaar (de eiser namens wie de dagvaardingen zijn uitgebracht) op 10 februari 2016 nog stukken zijn overhandigd.

7.6 Uit het voorgaande volgt dat alles wat zich heeft voorgedaan op de data na 8 februari 2016 behoudens nadere toelichting die niet is gegeven, niet kan worden toegerekend aan de gerechtsdeurwaarder.

7.7 Bij betekening in persoon is overhandiging in een envelop niet voorgeschreven. De reden van de feitelijke onmogelijkheid om in persoon te betekenen stond vermeld in de dagvaarding namelijk: “omdat ik aldaar niemand aantrof aan wie rechtsgeldig een afschrift kon worden gelaten”. De vermeldingen als voorgeschreven in artikel 47 Rv stonden vermeld op de door de gerechtsdeurwaarder op de eerste envelop met een deel van de dagvaarding geplakte envelop. Dat de andere delen in blanco enveloppen zaten, maakt dit niet anders, want de drie enveloppen vormden een geheel, waarvan de eerste envelop alle voorgeschreven kenmerken bevatte.

7.2 Uit het voorgaande volgt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op. De door klaagster in verzet overgelegde stukken maken dit niet anders. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient ongegrond te worden verklaard.

8. Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-      verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. J.H.C. Schouten, voorzitter, en mr. W.M. de Vries en M.W. de Ruijter, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 maart 2017, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.