ECLI:NL:TGDKG:2017:36 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/611222 / DW RK 16/699 verzet

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2017:36
Datum uitspraak: 07-03-2017
Datum publicatie: 03-04-2017
Zaaknummer(s): C/13/611222 / DW RK 16/699 verzet
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet.  De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 7 maart 2017 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 14 juni 2016 met zaaknummer C/13/590536 / DW RK 15/604 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/611222 / DW RK 16/699 ingesteld door:

[     ] ,

gevestigd te [     ],

klaagster,

gemachtigde: [     ],

tegen:

1. [     ] ,

gerechtsdeurwaarder te [     ],

2. [     ] ,

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagden,

gemachtigde: mr. J.D. van Vlastuin.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij email met bijlagen van 8 juli 2015 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders. Bij brief van 22 september 2015 hebben de gerechtsdeurwaarders een verweerschrift ingediend. Bij beslissing van

14 juni 2016 heeft de voorzitter de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 17 juni 2016. Bij brief van 1 juli 2016 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De gerechtsdeurwaarders hebben bij brief van

5 januari 2017 een verweerschrift op het verzet ingediend. Klaagster heeft op dit verweer gereageerd bij email van 11 januari 2017. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 17 januari 2017 alwaar de gemachtigde van klaagster en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders zijn verschenen. Klaagster heeft een pleitnota overgelegd. Partijen zijn over en weer in de gelegenheid gesteld op elkaars standpunten te reageren. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 7 maart 2017.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

3.1 De kamer verwijst voor de feiten naar hetgeen de voorzitter in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de voorzitter geen bezwaar gemaakt, zodat ook de kamer van die feiten uitgaat.

3.2 Kort gezegd gaat het in deze zaak om het volgende. Klaagster heeft het de kantoororganisatie te [     ] waaraan gerechtsdeurwaarder sub 1 is verbonden vanaf 2011 tot februari 2013 een groot aantal incasso-opdrachten verstrekt. Na verloop van tijd heeft klaagster te kennen gegeven ontevreden te zijn over de wijze waarop de zaken worden behandeld en zijn geschillen ontstaan tussen klaagster en de gerechtsdeurwaarders over de wijze van uitvoering van de werkzaamheden.

3.3 Klaagster heeft daarover bij de kamer eerder klachten ingediend tegen de gerechtsdeurwaarders. Die klachten staan geregistreerd onder zaaknummers 345, 433, 450, 452, 454, 455, 456, 457, 458 en 524.2013. De voorzitter heeft die klachten als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

3.4 Klaagster heeft tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld. Die zaken staan geregistreerd onder zaaknummers 861, 863, 864, 865, 866, 867, 868, 869, 870, en 883.2013. Bij beslissing van 28 januari 2014 heeft de kamer het verzet gedeeltelijk gegrond verklaard en gerechtsdeurwaarders de maatregel van berisping opgelegd.

3.5 In hoger beroep heeft het gerechtshof Amsterdam bij beslissing van 7 april 2014 de uitspraak van de Kamer waarbij het verzet gedeeltelijk gegrond is verklaard vernietigd, de klachten tegen gerechtsdeurwaarder sub 2 ongegrond verklaard, de klacht tegen gerechtsdeurwaarder sub 1 op 9 onderdelen gegrond verklaard, gerechtsdeurwaarder sub 1 daarvoor de maatregel van berisping met aanzegging opgelegd en de overige klachtonderdelen ongegrond verklaard.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarders samengevat het volgende.

a)     De gerechtsdeurwaarders handelen door de klachten van klaagster niet inhoudelijk in behandeling te nemen in strijd met hun eigen klachtregeling alsmede in strijd met de Verordening en het Reglement Normen voor Kwaliteit.

b)    Gerechtsdeurwaarders sub 1 handelt niet als een goed gerechtsdeurwaarder betaamt door zichzelf naar voren te schuiven in alle dossiers van klaagster als verantwoordelijke deurwaarder.

c)     De gerechtsdeurwaarders hebben de zaak niet met de nodige voortvarendheid behandeld. Het betekenen van een vonnis en een  proces-verbaal en het toezien op de nakoming van een betalingsregeling behoort vooral snel te worden gedaan en niet pas na weken, laat staan maanden.

d)    De gerechtsdeurwaarders hebben zonder overleg met klaagster een minimale betalingsregeling getroffen met de debiteur. Klaagster stelt met verwijzing naar 8.3 Regelement Normen voor kwaliteit dat dit enkel in overleg met opdrachtgever mag gebeuren.

e)     Ondanks meerdere verzoeken van klaagster hebben de gerechtsdeurwaarders tot op heden niet medegedeeld welke gelden zijn geïncasseerd en ontvangen uit hoofde van de verkoop van de auto’s dan wel betalingen van de schuldenaar. De gerechtsdeurwaarders hebben niet aan het vereiste zoals vermeld in art. 7 administratieverordening gerechtsdeurwaarders voldaan en hebben in strijd gehandeld met artikel 10 van de Verordening Normen voor Kwaliteit en artikel 10 uit het Reglement KBvG voor Kwaliteit.

f)     De gerechtsdeurwaarders hebben geen enkele informatie verschaft na 15 maart 2013 omtrent de voortgang van het dossier en wat er met de in beslag genomen goederen is gebeurd dan wel welke betalingen er zijn ontvangen, waardoor klaagster geen idee heeft wat de stand van zaken is. De gerechtsdeurwaarders hebben het dossier niet op een correcte wijze afgesloten.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat klaagster bij de kamer een klacht heeft ingediend met betrekking tot een feitencomplex waarover zij reeds eerder een groot aantal klachten bij de Kamer heeft ingediend. Op 8 oktober 2013 heeft de voorzitter van de Kamer de klachten als kennelijk-ongegrond afgewezen. Tegen deze beschikking heeft klaagster verzet ingesteld. Na een inhoudelijk behandeling door de Kamer, is bij beslissing van 28 januari 2014 een aantal klachten alsnog gegrond verklaard. Ook het gerechtshof te Amsterdam heeft inmiddels bij onherroepelijke uitspraak in hoger beroep zich over de materie gebogen op 7 april 2015 (ECLI: NL:GHAMS:2015:1288). 

5.2 De gerechtsdeurwaarders hebben terecht gesteld dat klaagster klachten blijft indienen over de wijze waarop zaken door de gerechtsdeurwaarders zijn behandeld in de periode van eind 2011 tot begin 2013 toen de samenwerking is beëindigd. 

5.3 Ook de onderhavige klacht valt in die categorie. Klaagster kan echter niet meerdere malen over hetzelfde klagen. De klacht is daarom niet-ontvankelijk.

6. De gronden van het verzet

6.1 In verzet heeft klaagster het volgende aangevoerd. De voorzitter heeft de klacht onterecht niet-ontvankelijk verklaard omdat de uitspraak van het gerechtshof is gedaan in de toen voorliggende zaken. Hier gaat het om een klacht in een andere zaak. Voorbij wordt gegaan aan het feit dat om praktische redenen meerdere dossiers door het gerechtshof zijn samengevoegd, waardoor verschillende klachten in verschillende dossiers gezamenlijk zijn behandeld. Klaagster was het hier niet mee eens, aangezien hierdoor de separate klachten minder doortastend worden behandeld en er maar één maatregel wordt opgelegd terwijl het handelen in verschillende dossiers met verschillende debiteuren betreft. Het Gerechtshof heeft dan ook slechts beslist op de dossiers welke ten grondslag lagen aan de klachten en niet aan alle dossiers van klaagster die bij de gerechtsdeurwaarders in behandeling waren.

6.2 Klaagster heeft meer dan 140 dossiers met verschillende debiteuren, in verschillende woonplaatsen en verschillende periodes ondergebracht bij GGN. In veel dossiers heeft de gerechtsdeurwaarder volgens klaagster niet voortvarend gehandeld en niet gehandeld zoals een deurwaarder betaamt. Omdat klaagster de opdrachtgever is, wordt al het handelen van de gerechtsdeurwaarder in verschillende dossiers, beoordeeld op grond van een paar dossiers. De gerechtsdeurwaarder zou juist een zwaardere maatregel moeten worden opgelegd vanwege het herhaaldelijk en structureel niet handelen zoals een gerechtsdeurwaarder betaamt.

7. Het verweer van de gerechtsdeurwaarders in verzet

De gerechtsdeurwaarders hebben de gronden van het verzet gemotiveerd bestreden. Voor zover nodig wordt hierna op dat verweer ingegaan.

8. De beoordeling van de gronden van het verzet

8.1 In het verzet herhaalt klaagster de inhoud van de eerder door haar ingediende klachten. Het wettelijk tuchtrecht heeft tot doel (in het algemeen belang) een goede wijze van beroepsbeoefening te bevorderen. Daartoe kan de tuchtrechter een bepaalde handelswijze van een gerechtsdeurwaarder toetsen aan de geldende norm. Nadat deze toetsing eenmaal heeft plaatsgevonden, bestaat geen behoefte aan een nieuwe klacht over dezelfde handelswijze, tenzij een gerechtsdeurwaarder zich na deze beslissing opnieuw schuldig maakt aan hetzelfde handelen.

8.2 De samenwerking tussen klaagster en het kantoor van de gerechtsdeurwaarders is in maart 2013 is geëindigd. Na die beëindiging is klaagster gestart met het indienen van klachten over de wijze waarop de in behandeling gegeven incassozaken in de loop van (met name) 2012 zijn behandeld. Over de werkwijze in die klachtzaken is door het gerechtshof Amsterdam reeds een onherroepelijk oordeel gegeven. Nu de samenwerking is beëindigd en in de zaken van klaagster geen werkzaamheden meer worden verricht, kan de gerechtsdeurwaarder zich niet meer schuldig maken aan hetzelfde handelen en kan niet meer in elk individuele dossier opnieuw worden geklaagd. Het verzet strand reeds op deze grond.

8.3 Ten aanzien van de in verzet aangevoerde gronden tegen het hiervoor onder 5.1 weergegeven door de voorzitter gegeven oordeel, overweegt de kamer dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. De kamer verenigt zich met dit oordeel.

9. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-      verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. J.H.C. Schouten, voorzitter, en mr. C. A. van Dijk en mr. J.N. Reijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 maart 2017, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4, van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.