ECLI:NL:TGDKG:2017:35 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/604719 / DW RK 16/287 verzet

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2017:35
Datum uitspraak: 07-03-2017
Datum publicatie: 03-04-2017
Zaaknummer(s): C/13/604719 / DW RK 16/287 verzet
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 7 maart 2017 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 9 februari 2016 met zaaknummer C/13/585383 / DW RK 15/339 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/604719 / DW RK 16/287 ingesteld door:

[     ] ,

gevestigd te [     ],

klaagster,

gemachtigde: [     ],

tegen:

1. [     ] ,

gerechtsdeurwaarder te [     ],

2. [     ] ,

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagden,

gemachtigde: mr. J.D. van Vlastuin.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij e-mail met bijlagen van 13 april 2015 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders. Bij brief van 1 juli 2015 hebben de gerechtsdeurwaarders een verweerschrift ingediend. Bij beslissing van

9 februari 2016 heeft de voorzitter de klacht deels kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en de klacht voor het overige als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 12 februari 2016. Bij brief van 19 februari 2016 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter op nader aan te voeren gronden. De gronden zijn op 11 maart 2016 ingediend. De gerechtsdeurwaarders hebben bij brief van

5 januari 2017 een verweerschrift op het verzet ingediend. Klaagster heeft op dit verweer gereageerd bij e-mail van 11 januari 2017. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 17 januari 2017 alwaar de gemachtigde van klaagster en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders zijn verschenen. Klaagster heeft een pleitnota overgelegd. Partijen zijn over en weer in de gelegenheid gesteld op elkaars standpunten te reageren. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 7 maart 2017.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

3.1 De kamer verwijst voor de feiten naar hetgeen de voorzitter in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de voorzitter geen bezwaar gemaakt, zodat ook de kamer van die feiten uitgaat.

3.2 Kort gezegd gaat het in deze zaak om het volgende. Klaagster heeft het de kantoororganisatie te [     ] waaraan gerechtsdeurwaarder sub 1 is verbonden vanaf 2011 tot februari 2013 een groot aantal incasso-opdrachten verstrekt. Na verloop van tijd heeft klaagster te kennen gegeven ontevreden te zijn over de wijze waarop de zaken worden behandeld en zijn geschillen ontstaan tussen klaagster en de gerechtsdeurwaarders over de wijze van uitvoering van de werkzaamheden.

3.3 Klaagster heeft daarover bij de kamer eerder klachten ingediend tegen de gerechtsdeurwaarders. Die klachten staan geregistreerd onder zaaknummers 345, 433, 450, 452, 454, 455, 456, 457, 458 en 524.2013. De voorzitter heeft die klachten als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

3.4 Klaagster heeft tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld. Die zaken staan geregistreerd onder zaaknummers 861, 863, 864, 865, 866, 867, 868, 869, 870, en 883.2013. Bij beslissing van 28 januari 2014 heeft de kamer het verzet gedeeltelijk gegrond verklaard en gerechtsdeurwaarders de maatregel van berisping opgelegd.

3.5 In hoger beroep heeft het gerechtshof Amsterdam bij beslissing van 7 april 2014 de uitspraak van de Kamer waarbij het verzet gedeeltelijk gegrond is verklaard vernietigd, de klachten tegen gerechtsdeurwaarder sub 2 ongegrond verklaard, de klacht tegen gerechtsdeurwaarder sub 1 op 9 onderdelen gegrond verklaard, gerechtsdeurwaarder sub 1 daarvoor de maatregel van berisping met aanzegging opgelegd en de overige klachtonderdelen ongegrond verklaard.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich er in hoofdzaak over dat:

a)     de gerechtsdeurwaarders weigeren klachten van haar inhoudelijk in behandeling te nemen;

b)    de gerechtsdeurwaarders beklaagden naar voren schuiven en verantwoordelijk houden voor alle dossiers die in behandeling zijn;

c)     de gerechtsdeurwaarders enkel uit eigen financieel oogpunt een sommatie-exploot hebben uitgebracht terwijl een sommatiebrief hetzelfde resultaat zou hebben bereikt;

d)    de gerechtsdeurwaarders de zaak niet met de nodige voortvarendheid behandelen;

e)     de gerechtsdeurwaarders haar niet hebben medegedeeld welke gelden zijn geïncasseerd en nimmer gelden aan hebben heeft afgedragen;

f)     de gerechtsdeurwaarders klaagster geen informatie hebben verschaft na

15 maart 2013 omtrent de voortgang in het dossier, geïncasseerde gelden, of in beslag genomen goederen, waardoor zij geen inzicht had in de stand van zaken.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft allereerst overwogen dat op bepaalde klachtonderdelen van klaagster, waarbij het gaat om (vrijwel) dezelfde handelingen door dezelfde gerechtsdeurwaarders in dezelfde periode, echter thans in een ander dossier, al door zowel de kamer als het Gerechtshof Amsterdam onherroepelijk is beslist. Dit betreft de klachtonderdelen b, c en d. Voor wat betreft klachtonderdeel b verwijst de voorzitter naar het arrest van 7 april 2015 (ECLI:NL:GHAMS:2015:1288), rechtsoverweging 6.2. Voor wat betreft klachtonderdeel c verwijst de voorzitter naar de beslissing op verzet van de kamer van 28 januari 2014, welke beslissing klaagster als bijlage 3 bij haar klacht heeft overgelegd, rechtsoverweging 7.7. Voor klachtonderdeel d wordt eveneens naar bovengenoemde beslissing op verzet verwezen, rechtsoverwegingen 7.8, 7.13 en 7.16. De gerechtsdeurwaarders hebben hiervoor reeds een tuchtmaatregel opgelegd gekregen, waarbij het hof in aanmerking heeft genomen dat de onzorgvuldigheid van de gerechtsdeurwaarders zich in de afzonderlijke dossiers herhaaldelijk heeft voorgedaan. Het ne bis in idem-beginsel staat eraan in de weg om nogmaals dezelfde klachten over dezelfde periode in behandeling te nemen. Nu de klacht thans niet gaat om andere handelingen door de gerechtsdeurwaarders dan de handelingen waarop al onherroepelijk is beslist, waarbij in acht is genomen dat de samenwerking tussen partijen reeds in maart 2013 is beëindigd, klaagster klachten indient over dezelfde periode en over dezelfde gerechtsdeurwaarders als beklaagden, worden voornoemde klachtonderdelen kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

5.2. Met betrekking tot klachtonderdeel a heeft de voorzitter overwogen dat van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij klachten met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde zaak in behandeling neemt. Uit de brief van

22 mei 2013 kan worden opgemaakt dat gerechtsdeurwaarder sub 2 de klachten van klaagster wel degelijk in behandeling heeft genomen daar hij de klachten als zijnde ongegrond heeft afgewezen. Derhalve kan niet worden geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarders tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld.

5.3. Met betrekking tot klachtonderdeel e heeft de voorzitter overwogen dat niet gebleken is dat klaagster onvoldoende inzicht is gegeven in de stand van zaken en evenmin dat zij niet adequaat is geïnformeerd over de executieopbrengst c.q. ontvangen gelden. De gerechtsdeurwaarders hebben het proces-verbaal van verkoop d.d. 19 maart 2013 overgelegd. Tezamen met de door klaagster overgelegde afrekening d.d. 2 oktober 2013 is niet komen vast te staan dat de gerechtsdeurwaarders klaagster niet hebben geïnformeerd over welke gelden zijn geïncasseerd. Een gerechtsdeurwaarder is verplicht een gespecificeerde rekening op te maken, waarin, indien van toepassing, onderscheid wordt gemaakt naar ambtelijke en niet-ambtelijke werkzaamheden ter zake van een aan de gerechtsdeurwaarder toevertrouwde zaak. Uit de producties kan worden opgemaakt dat dit in de onderhavige kwestie is gebeurd zodat van tuchtrechtelijk laakbaar handelen geen sprake is.

5.4. Met betrekking tot klachtonderdeel f heeft de voorzitter overwogen dat bij de beoordeling van dit klachtonderdeel tot uitgangspunt dient dat van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat deze cliënten op de hoogte houdt van zijn werkzaamheden. Uit de door de gerechtsdeurwaarders overgelegde producties kan worden opgemaakt dat klaagster wel degelijk op de hoogte gehouden is omtrent de voortgang in het dossier. Gerechtsdeurwaarder sub 1 heeft verder gesteld dat klaagster te allen tijde inzicht in de dossieradministratie had omtrent het verloop van de incasso’s daar zij in kon loggen in het administratiesysteem van de gerechtsdeurwaarders. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is dan ook niet gebleken.

6. De gronden van het verzet

6.1. In verzet heeft klaagster klachtonderdeel 4 b laten vallen. Klaagster legt zich neer bij het feit dat het Gerechtshof heeft vastgesteld dat gerechtsdeurwaarder sub 1 de verantwoordelijkheid draagt voor de behandeling van de door klaagster bij het kantoor in handen gegeven incasso-opdrachten en gerechtsdeurwaarder sub 2 niet betrokken is geweest bij de overige verweten gedragingen.

6.2. Klaagster verzoekt de oorspronkelijk klacht met bijlagen in verzet als integraal herhaald en ingelast te worden beschouwd. Van belang is dat de gerechtsdeurwaarder ongeveer 140 dossiers in behandeling had voor klaagster. In deze dossiers met een hoofdsom van meer dan € 1.000.000,00 heeft de gerechtsdeurwaarder, voor zover bekend, ongeveer € 20.000,00 geïncasseerd in bijna drie jaar tijd. Klaagster heeft gedurende deze periode meermalen verzocht om een evaluatiegesprek om de tegenvallende resultaten te bespreken. De gerechtsdeurwaarder beloofde telkenmale beterschap, maar handelde hier niet naar.

6.3. Dat gerechtsdeurwaarder sub 1 als verantwoordelijke gerechtsdeurwaarder kan worden aangemerkt, betekent volgens klaagster dat de betreffende gerechtsdeurwaarder een zwaardere maatregel dient te worden opgelegd. Hij blijkt immers structureel en in meerdere afzonderlijke dossiers niet te handelen zoals een gerechtsdeurwaarder betaamt. De gerechtsdeurwaarder stelt dat klaagster met de onderhavige klacht wederom een klacht indient over hetzelfde feitencomplex met uitsluitend een herhaling van de verwijten van klaagster aan de gerechtsdeurwaarder. De gerechtsdeurwaarder verwijst hiervoor naar een overweging van het Gerechtshof op grond waarvan de maatregel is opgelegd. De gerechtsdeurwaarder gaat echter voorbij aan het feit dat er om praktische redenen meer dossiers zijn gebundeld door het Gerechtshof, waardoor verschillende klachten in verschillende dossier gezamenlijk zijn behandeld. Klaagster was het hier niet mee eens, aangezien hierdoor de separate klachten minder doortastend worden behandeld en er maar één maatregel wordt opgelegd terwijl het handelen in verschillende dossiers met verschillende debiteuren betreft. Volgens klaagster heeft de overweging van het Gerechtshof betrekking op de dossiers welke ten grondslag lagen aan de klachten en niet op alle dossiers van klaagster.

6.4. Gelet hierop is de beslissing van de voorzitter ter zake niet houdbaar. De gerechtsdeurwaarder heeft meer dan 140 dossiers met verschillende debiteuren, in verschillende woonplaatsen en verschillende periodes ondergebracht bij de gerechtsdeurwaarder. In veel dossier heeft de gerechtsdeurwaarder volgens klaagster niet voortvarend gehandeld en niet gehandeld zoals een gerechtsdeurwaarder betaamt. Het is onwenselijk dat het  structureel niet voortvarend handelen van de gerechtsdeurwaarder in drie jaar tijd in verschillende dossiers, wordt beoordeeld op grond van een paar dossiers. Aan de gerechtsdeurwaarder moet juist een zwaardere maatregel worden opgelegd vanwege het herhaaldelijk en structureel niet handelen zoals een deurwaarder betaamt.

6.5. De gerechtsdeurwaarder stelt dat klaagster steeds klachten blijft indienen over dezelfde feiten. Het betreft niet dezelfde feiten. De handelingen van de gerechtsdeurwaarder vinden plaats in verschillende dossiers en in verschillende perioden. Klaagster is derhalve gerechtigd in verschillende dossiers klachten in te dienen over het handelen van de gerechtsdeurwaarder in dit betreffende dossier.  Het structureel niet handelen zoals een gerechtsdeurwaarder betaamt in verschillende dossiers is derhalve waar het tuchtrecht voor bedoeld is. Het gaat hier om veel dossiers en klaagster dient deze allemaal door te nemen naast de bedrijfsvoering van de onderneming. Daarna dient dan nog een onderbouwde klacht te worden geformuleerd. Daarom kunnen niet in alle dossiers tegelijk een klacht worden ingediend.

6.6. Ten aanzien van het standpunt dat de gerechtsdeurwaarder bij brief van

22 mei 2013 een door klaagster ingediende klacht ongegrond heeft verklaard stelt klaagster dat zij niet bekend is met deze brief.

6.7. De gerechtsdeurwaarder stelt dat klaagster zelf heeft aangedrongen op het uitbrengen van sommatie-exploten. De gerechtsdeurwaarder heeft klaagster geadviseerd om gebruik te maken van sommatie-exploten. Pas na tientallen dossiers bleek dat dit in bijna alle gevallen geen toegevoegde waarde had. Om tot dit inzicht te komen was een langere periode nodig en ervaring met meer dossiers. Klaagster kwam hier dus pas na maanden achter.

6.8. Blijft staan dat het soms weken duurt voordat de gerechtsdeurwaarder het incassotraject weer oppakte. Het beeld dat de gerechtsdeurwaarder schetst dat hij adequaat heeft gehandeld is dan ook onjuist. Klaagster blijft bij haar standpunt zoals geformuleerd in de klacht. Te meer daar door de gerechtsdeurwaarder meerdere brieven worden overgelegd zonder handtekening en geen originelel. De juistheid hiervan wordt betwist, te meer nu deze brieven niet staan vermeld in het overzicht van in het digitale dossier. Op 5 november 2012 wordt door klaagster verzocht tot beslaglegging over te gaan. De gerechtsdeurwaarder verschuilt zich nu achter een collega en het opnieuw verkrijgen van toestemming van klaagster. Klaagster heeft meermalen medegedeeld dat kost wat kost dient te worden overgegaan tot het leggen van beslag. De daadwerkelijke beslaglegging vond pas plaats op 3 januari 2013, terwijl hiertoe al was verzocht op 5 november 2012. Door te late beslaglegging moest de opbrengst gedeeld worden met een andere schuldeiser welke inmiddels ook beslag had laten leggen. Dit had kunnen worden voorkomen als de gerechtsdeurwaarder eerder was overgegaan tot beslaglegging.

6.9. Klaagster heeft geen toelichting ontvangen op de beslaglegging of geïncasseerde gelden en heeft op geen enkele wijze kunnen afleiden uit de nota dat dit alle geïncasseerde gelden betreft, welke gelden dit betreft, of dit de beslaglegging betreft enzovoorts. Het had op de weg van de deurwaarder gelegen om dit toe te lichten en te onderbouwen met bescheiden. Dit is niet gebeurd. Pas bij de reactie op een klacht heeft klaagster het proces-verbaal van verkoop onder ogen gekregen. Klaagster handhaaft haar klacht dan ook.

6.10. De gerechtsdeurwaarder voert geen argumenten aan voor het niet geven van informatie behoudens dat klaagster de samenwerking heeft beëindigd en in kon loggen op de dossieradministratie. Het beëindigen van de dossiers ligt genuanceerder. Klaagster heeft contact proberen te houden omtrent de spoedeisende dossiers. De gerechtsdeurwaarder heeft als eis gesteld dat klaagster eerst haar klachten moest intrekken. Aan die eis heeft klaagster geen gehoor geven. Vanaf

15 maart 2013 is geen enkele update meer doorgevoerd in de dossieradministratie waar klaagster toegang tot had. Klaagster is niets medegedeeld omtrent de geïncasseerde gelden en het beslag roerende zaken. Het dossier is niet op een correcte wijze afgesloten. Dit valt de gerechtsdeurwaarder aan te rekenen.

6.11. Klaagster handhaaft haar klachten met het verzoek de gerechtsdeurwaarder een passende maatregel en een boete op te leggen en daarbij rekening te houden met het gegeven dat de gerechtsdeurwaarder eerder voor zijn handelen een maatregel is opgelegd.

7. Het verweer van de gerechtsdeurwaarders in verzet

De gerechtsdeurwaarders hebben de ronden van het verzet gemotiveerd bestreden. Voor zover nodig wordt hierna op dat verweer ingegaan.

8. De beoordeling van de gronden van het verzet

8.1 In het verzet herhaalt klaagster de inhoud van de eerder door haar ingediende klachten. Het wettelijk tuchtrecht heeft tot doel (in het algemeen belang) een goede wijze van beroepsbeoefening te bevorderen. Daartoe kan de tuchtrechter een bepaalde handelswijze van een gerechtsdeurwaarder toetsen aan de geldende norm. Nadat deze toetsing eenmaal heeft plaatsgevonden, bestaat geen enkele behoefte aan een nieuwe klacht over dezelfde handelswijze, tenzij een gerechtsdeurwaarder zich na deze beslissing opnieuw schuldig maakt aan hetzelfde handelen.

8.2 De samenwerking tussen klaagster en het kantoor van de gerechtsdeurwaarders is in maart 2013 is geëindigd. Na die beëindiging is klaagster gestart met het indienen van klachten over de wijze waarop de in behandeling gegeven incassozaken in de loop van (met name) 2012 zijn behandeld. Over de werkwijze in die klachtzaken is door het gerechtshof Amsterdam reeds een onherroepelijk oordeel gegeven. Nu de samenwerking is beëindigd en in de zaken van klaagster geen werkzaamheden meer worden verricht, kan de gerechtsdeurwaarder zich niet meer schuldig maken aan hetzelfde handelen en kan niet meer in elk individuele dossier opnieuw worden geklaagd. Het verzet strandt reeds op deze grond.

8.3 Ten aanzien van de in verzet aangevoerde gronden tegen hetgeen hiervoor onder 5.1 weergegeven door de voorzitter gegeven oordeel, overweegt de kamer dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. De kamer verenigt zich met dit oordeel.

8.4 De overige gronden van het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op, zodat er geen plaats is voor verder onderzoek naar de klacht. Ook op die onderdelen van de klacht verenigt de kamer zich met het door de voorzitter gegeven oordeel en wordt het verzet ongegrond verklaard.

8.5 Gelet op deze uitkomst behoeft het verzoek van klaagster geen bespreking meer.

8.6 Ten aanzien van het door de gerechtsdeurwaarders gedane verzoek inzake het misbruik van klachtrecht (punt 10 van het verweer tegen het verzetschrift) overweegt de kamer dat het de kamer niet vrij staat om te bepalen dat een klacht over hetzelfde feitencomplex niet meer door de kamer in behandeling zal worden genomen (ECLI:NL:GHAMS:2015:4836). Daarvoor biedt de Gerechtsdeurwaarderswet - slechts - als oplossing de toepassing van artikel 39 lid 1 Gerechtsdeurwaarderswet dat onder meer bepaalt dat de voorzitter zonder nader onderzoek door de kamer kennelijk niet-ontvankelijke en kennelijk ongegronde klachten kan afwijzen.

9. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-      verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. J.H.C. Schouten, voorzitter, en mr. C.A. van Dijk en

mr. J.N. Reijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 maart 2017, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4, van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.