ECLI:NL:TGDKG:2017:33 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/602397/ DW RK 16/87

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2017:33
Datum uitspraak: 07-03-2017
Datum publicatie: 31-03-2017
Zaaknummer(s): C/13/602397/ DW RK 16/87
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie:   Meerdere klachtonderdelen waaronder het berekenen van kosten voor een dagvaarding die op het moment van de intrekking van de opdracht nog niet was gemaakt. De gerechtsdeurwaarders stellen reeds de benodigde voorbereidingen te hebben getroffen voor het starten van de procedure, maar hebben daarvan geen bewijs overgelegd in de vorm van een concept-dagvaarding of documenten waaruit blijkt waar de voorbereiding uit bestond. Het berekenen van kosten voor handelingen waarvan niet vaststaat dat deze zijn gemaakt, acht de kamer tuchtrechtelijk laakbaar. Klacht gegrond, maatregel van berisping opgelegd. Overige klachtonderdelen ongegrond verklaard.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 7 maart 2017 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/602397/ DW RK 16/87 ingediend door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

tegen:

1. [     ],

2. [     ],

gerechtsdeurwaarders te [     ],

beklaagden.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief van 27 januari 2016 heeft klager een klacht ingediend tegen (een medewerker van) het kantoor van beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders.

Bij brief van 23 februari 2016 hebben de gerechtsdeurwaarders een verweerschrift ingediend. Klaagster heeft op 29 december 2016 medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen en nadere stukken overgelegd. Die stukken zijn aan de gerechtsdeurwaarders toegezonden. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 17 januari 2017 alwaar gerechtsdeurwaarder sub 2 mede als gemachtigde voor gerechtsdeurwaarder sub 1 is verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 7 maart 2017.

1. De feiten

a)     De gerechtsdeurwaarders zijn sinds januari 2015 belast met de invordering van een openstaande huurvordering in opdracht van de vader van klaagster.

b)    Op 14 september 2015 hebben de gerechtsdeurwaarders het verloop van de vordering telefonisch met de vader van klaagster besproken en geadviseerd om een gerechtelijke procedure te starten. Bij e-mail van 23 september 2015 hebben de gerechtsdeurwaarders een opgave van de kosten aan de vader van klaagster gegeven.

c)     Op 28 september 2015 heeft de vader van klaagster aangegeven dat hij eerst de andere zaak met betrekking tot de preferente vordering wil afwachten en in januari 2016 weer contact zal opnemen.

d)    Na het overlijden van de vader van klaagster in oktober 2015 heeft klaagster de opdracht van haar vader (samen met haar broer) overgenomen.

e)     Bij e-mail van 29 oktober 2015 heeft klaagster nadere informatie gevraagd omtrent de vordering.

f)     Bij e-mail van 30 oktober 2015 hebben de gerechtsdeurwaarders klaagster geïnformeerd omtrent de vordering en geadviseerd om akkoord te gaan met een betalingsregeling.

g)    Bij e-mail van 2 november 2015 is klaagster akkoord gegaan met de betalingsregeling onder voorwaarde dat indien de debiteur niet zoals afgesproken voor 25 november 2015 overgaat tot betaling, zij direct aan de gerechtsdeurwaarder zal verzoeken de volgende fase van de procedure op te starten.

h)    Op 27 november 2015 heeft klaagster bij de gerechtsdeurwaarder nagevraagd of de dagvaardingsvoorbereidingen zijn gestart. De gerechtsdeurwaarders hebben aangegeven dat dit niet is gebeurd en dat zij (wederom) uitstel van betaling hebben gegeven.

i)      Op 2 december 2015 hebben de gerechtsdeurwaarders telefonisch desgevraagd aan klaagster medegedeeld dat zij nog niet tot dagvaarding zijn overgegaan, in afwachting van bewijsstukken van de debiteur. Hierop heeft klaagster aangegeven dat zij de opdracht intrekken en de opdracht aan een ander kantoor geven.

j)      Op 9 december 2015 hebben de gerechtsdeurwaarders de opdrachtbevestiging van 16 januari 2015 met de algemene voorwaarden van het kantoor aan klaagster verzonden en aangegeven dat de gespecificeerde eindafrekening zo snel mogelijk volgt.

k)    Op 18 december 2015 hebben de gerechtsdeurwaarders de eindafrekening ten name van de vader van klaagster verzonden.

l)      Bij e-mail van 29 december 2015 heeft klaagster verzocht om een schriftelijke bevestiging waaruit blijkt dat haar vader opdracht heeft gegeven voor verdere stappen in het traject en akkoord is gegaan met de hierbij behorende kosten.

m)   Op 26 januari 2016 hebben de gerechtsdeurwaarders een overzicht van de gespreknotities aan klaagster verzonden.

n)    Bij e-mail van 27 januari 2016 heeft klaagster aangegeven dat nog steeds niet de toegezegde letterlijke gespreksverslagen heeft ontvangen.

2. De klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarders dat zij:

a: ondanks herhaalde verzoeken geen opdrachtbevestiging van haar vader, dan wel een geluidsfragment van het door haar vader gegeven akkoord tot het verder gaan met de procedure nemen van nadere stappen hebben verzonden;

b: in gebreke blijven door de aan haar gegeven belofte dat de volgende fase op

25 november 2015 zou worden opgestart niet zijn nagekomen;

c: een rekening ten name van haar vader hebben gestuurd, terwijl bekend was dat hij is overleden;

d: dagvaardingskosten hebben berekend na intrekking van de opdracht, terwijl deze dagvaarding op het moment van de intrekking op 2 december 2015 nog niet was gemaakt.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarders

De gerechtsdeurwaarders hebben de klacht gemotiveerd bestreden. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn de gerechtsdeurwaarder, waarnemend-, toegevoegd- en kandidaat-gerechtsdeurwaarder en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding, aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechtsdeurwaarder, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in voormelde zin.

4.2 De kamer overweegt als volgt. Ten aanzien van klachtonderdeel a geldt dat ook zonder het al dan niet toegezegde geluidsfragment van de gevoerde telefoongesprekken, de gerechtsdeurwaarders met het overleggen van het historische overzicht daarvan, bezien in samenhang met de opdrachtbevestiging van

16 januari 2015 voldoende hebben aangetoond dat de vader van klaagster voornemens was nadere stappen in de procedure te nemen. Uit het historisch overzicht blijkt immers dat de vader van klaagster op 18 juni 2015 contact heeft opgenomen met de gerechtsdeurwaarders over de opdracht. In dat gesprek zijn de kosten aan de orde gekomen en het gesprek is geëindigd met de mededeling van de vader van klaagster dat hij eerst nog contact zou opnemen met de debiteur om een betalingsregeling overeen te komen en indien dat niet mogelijk was hij contact zou opnemen om een procedure te starten. Tuchtrechtelijk laakbaar handelen is op dit onderdeel niet gebleken.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel c geldt dat het te betreuren valt dat de gerechtsdeurwaarders na het overlijden van de vader van klaagster nog een factuur ten name van hem hebben verzonden. Dit is echter een vergissing en daarmee onvoldoende om te komen tot het oordeel dat er tuchtrechtelijk laakbaar is gehandeld. De gerechtsdeurwaarders hebben hun verontschuldigingen aangeboden en daarmee kon worden volstaan. Dit klachtonderdeel treft geen doel.

4.4 De klachtonderdelen b en d lenen zich voor gezamenlijke beoordeling. Uit de e-mail van klaagster van 2 november 2015 blijkt dat zij de opdracht heeft gegeven over te gaan tot een gerechtelijke procedure indien de debiteur niet voor 25 november 2015 is overgegaan tot betaling van € 500,00 per maand. Uit het historisch overzicht van de gerechtsdeurwaarders blijkt dat klaagster op 27 november 2015 ook telefonisch opdracht heeft gegeven over te gaan tot een procedure. De gerechtsdeurwaarders hebben klaagster op 2 december 2015 geïnformeerd dat zij nog niet zijn overgegaan tot de dagvaarding in afwachting van bewijsstukken van de debiteur. De gerechtsdeurwaarders stellen weliswaar reeds de benodigde voorbereidingen te hebben getroffen voor het starten van de procedure, maar hebben daarvan geen bewijs overgelegd in de vorm van een concept-dagvaarding of documenten waaruit blijkt waar de voorbereiding uit bestond. Het berekenen van kosten voor handelingen waarvan niet vaststaat dat deze zijn gemaakt, acht de kamer tuchtrechtelijk laakbaar. Beide klachtonderdelen treffen doel.

4.5 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt. Er zijn termen aanwezig om voor het gegrond verklaarde onderdeel van de klacht na te melden maatregel op te leggen.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-      verklaart de klacht wat klachtonderdeel b en d betreft gegrond;

-      legt de gerechtsdeurwaarders de maatregel van berisping op;

-      verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

Aldus gegeven door mr. J.H.C. Schouten, voorzitter, en mr. C.A. van Dijk en

mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 maart 2017, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.