ECLI:NL:TGDKG:2017:30 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/600786 / DW RK 16/6

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2017:30
Datum uitspraak: 21-03-2017
Datum publicatie: 31-03-2017
Zaaknummer(s): C/13/600786 / DW RK 16/6
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   De gerechtsdeurwaarder wordt verweten valsheid in geschrifte te hebben gepleegd door te verklaren dat er een dagvaarding is betekend, terwijl die dagvaarding nooit is ontvangen. Gelet op de klacht en de ter zitting in aansluiting op het schriftelijke verweer door de gemachtigde gegeven nadere toelichting, acht de kamer zich onvoldoende voorgelicht zodat nader onderzoek dient plaats te vinden. Tussen het gevoerde verweer en hetgeen ter zitting is aangevoerd, zijn tegenstrijdigheden ontstaan die een nadere toelichting behoeven. Ook heeft de kamer er behoefte aan om de feitelijke gang van zaken bij de betekening van het exploot van de gerechtsdeurwaarder zelf te vernemen. De kamer acht het daarbij zinvol dat ook de gemachtigde bij de voortgezette behandeling aanwezig is. Behandeling aangehouden tot nadere te bepalen datum.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

(Tussen)beslissing van 21 maart 2017 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/600786 / DW RK 16/6 ingediend door:

[     ] ,

advocaat te [     ],

klaagster,

tegen:

[     ] ,

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief van 4 januari 2016 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder. Bij brief van 27 januari 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. Klaagster heeft schriftelijk medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 17 februari 2017 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. De uitspraak is bepaald op 21 maart 2017.

1. De feiten

Tussen klaagster en de gerechtsdeurwaarder is discussie ontstaan over het al dan niet uitbrengen van een exploot van dagvaarding op 19 augustus 2016 en aan wie dat exploot zou zijn uitgebracht. Tussen klaagster en de gerechtsdeurwaarder is bij email van 14, 15 en 16 september 2015 daarover gecorrespondeerd.

2. De klacht

2.1 Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder valsheid in geschrifte te hebben gepleegd door te verklaren dat er een dagvaarding is betekend, terwijl die dagvaarding nooit is ontvangen. Daarnaast heeft de gerechtsdeurwaarder verklaard dat de dagvaarding is betekend aan een persoon die sedert eind 2011 niet meer op het kantoor van de klaagster werkzaam was. De betreffende dagvaarding is nooit aan haar kantoor betekend. Niemand van het kantoor heeft dagvaarding in ontvangst genomen. Er werken drie personen in het pand, een collega-advocaat, een secretaresse en klaagster zelf. De dag dat de dagvaarding betekend zou zijn, was de secretaresse tot 16.30 uur op kantoor aanwezig, en de collega van klaagster, die die dag geen afspraken had, tot tegen zessen. Beiden waren dus de gehele dag aanwezig.

2.2 Klaagster stelt dat dit een bijzonder ernstige kwestie is. Er moet blindelings vertrouwd kunnen worden op hetgeen een gerechtsdeurwaarder op ambtseed verklaart c.q. noteert. Deze gang van zaken had voor haar cliƫnten een hele kwalijke afloop kunnen hebben wanneer de Rechtbank niet zo alert was geweest contact met klaagster op te nemen.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd bestreden. Voor zover nodig wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn de gerechtsdeurwaarder, waarnemend- en toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechtsdeurwaarder, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in voormelde zin.

4.2 Gelet op de hiervoor omschreven klacht en de ter zitting in aansluiting op het schriftelijke verweer door de gemachtigde gegeven nadere toelichting, acht de kamer zich onvoldoende voorgelicht zodat nader onderzoek dient plaats te vinden. Tussen het bij brief van 27 januari 2016 gevoerde verweer en hetgeen ter zitting is aangevoerd, zijn tegenstrijdigheden ontstaan die een nadere toelichting behoeven. Ook heeft de kamer er behoefte aan om de feitelijke gang van zaken bij de betekening van het exploot van de gerechtsdeurwaarder zelf te vernemen. De kamer acht het daarbij zinvol dat ook de gemachtigde bij de voortgezette behandeling aanwezig is.

4.3 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

a)     houdt de behandeling aan tot een nader te bepalen datum teneinde de gerechtsdeurwaarder in persoon te horen;

b)    houdt iedere verdere beslissing aan;

c)     bepaalt dat hoger beroep van deze beslissing slechts tegelijk met de eindbeslissing kan worden ingesteld.

Aldus gegeven door mr. M. Nijenhuis, voorzitter, en mr. A. Sissing en A.M. Maas, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 maart 2017, in tegenwoordigheid van de secretaris.