ECLI:NL:TGDKG:2017:206 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/616675 / DW RK 16/1098

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2017:206
Datum uitspraak: 21-11-2017
Datum publicatie: 03-01-2018
Zaaknummer(s): C/13/616675 / DW RK 16/1098
Onderwerp: Incassotraject
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 21 november 2017 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 27 september 2016 met zaaknummer C/13/599504 / DW RK 15/1133 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/616675 / DW RK 16/1098 ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klaagster,

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde,

gemachtigde [ ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen ingekomen op 14 december 2015 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde. Bij brief ingekomen op 25 januari 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. Bij beslissing van 27 september 2016 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 28 september 2016. Bij brief ingekomen op 11 oktober 2016 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare zitting van 10 oktober 2017 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 21 november 2017.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

De kamer verwijst voor de feiten naar hetgeen de voorzitter in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de voorzitter geen bezwaar gemaakt, zodat ook de kamer van die feiten uitgaat.

4. De oorspronkelijke klacht

4.1 Klaagster beklaagt zich er in hoofdzaak over dat de gerechtsdeurwaarder - ondanks herhaaldelijk verzoek - geen overzicht verstrekt van het door klaagster betaalde en nog verschuldigde deel van de vordering en zij daardoor geen grip krijgt op alle kosten.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat de gerechtsdeurwaarder, gelet op de overgelegde producties, klaagster voldoende inzicht heeft gegeven over de vordering. De gerechtsdeurwaarder heeft de vordering reeds vanaf juli 2014 ter incasso in behandeling en heeft klaagster herhaaldelijk gesommeerd tot betaling. Klaagster heeft niet eerder op de aanmaningen gereageerd dan medio maart 2015. De gerechtsdeurwaarder heeft zich gedragen als een goed gerechtsdeurwaarder betaamt door onder meer akkoord te gaan met een betalingsregeling en door twee keer zijn opdrachtgever te benaderen voor een nadere uitleg over de vordering. De gerechtsdeurwaarder heeft klaagster meerdere keren een specificatie doen toekomen. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is niet gebleken.

5.2 Ten aanzien van het bezwaar van klaagster over de verschuldigdheid van bepaalde premies heeft de gerechtsdeurwaarder dat bezwaar ter inhoudelijke beoordeling doorgestuurd naar zijn opdrachtgever. Na ontvangst van het standpunt van de opdrachtgever is klaagster daarvan in kennis gesteld. De gerechtsdeurwaarder heeft in dezen gehandeld zoals een goed gerechtsdeurwaarder betaamt en hem valt in dezen niets te verwijten. Dat de gerechtsdeurwaarder de reactie van zijn opdrachtgever abusievelijk niet direct aan klaagster heeft doen toekomen maakt niet dat hij zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan handelen of nalaten dat dat tuchtrechtelijk dient te worden bestraft. Dit kan anders zijn wanneer een dergelijke vergissing klaarblijkelijk het gevolg is van grote onzorgvuldigheden of van handelen tegen beter weten in. Hiervan is echter niet gebleken. Indien klaagster het thans niet eens is met de hoogte van de vordering dan dient zij zich te wenden tot de gewone rechter.

6. De gronden van het verzet

6.1 Klaagster bestrijdt dat de facturen alleen rekeningen met betrekking tot de zorgkosten betreft. Op veel facturen staat vermeld dat het om betaling van de premie ging. De Sociale Dienst heeft vanaf 12 januari 2011 tot eind december 2015 de verschuldigde premie maandelijks rechtstreeks afgedragen aan de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder. Uit het niets ontving klaagster een rekening met het verzoek om de premie over februari en maart 2014 te betalen. De bewijsstukken van betaling heeft klaagster op een eerste verzoek daartoe, naar de gerechtsdeurwaarder toegezonden.

6.2 In 2014 is er beslag gelegd op de zorgtoeslag van klaagster in het dossier met nummer 251330872. Op 25 september 2014 is voor hetzelfde dossier tevens beslag gelegd op het restant van klaagsters maanduitkering van de Sociale Dienst. Uiteindelijk heeft klaagster een totaalbedrag van € 1674,64 betaald, terwijl de Sociale Dienst gewoon de maandelijkse inhoudingen had verricht en doorbetaald aan de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder. Uit contact met de gerechtsdeurwaarder bleek dat men “vergeten’ was door te geven aan de instanties dat het niet meer nodig was om nog verdere betalingen te doen. Dat geld heeft klaagster retour ontvangen.

6.3 Klaagster dacht er eindelijk van af te zijn maar dat bleek een illusie. In augustus 2015 lag de volgende incasso in haar brievenbus. Klaagster heeft daarover wederom contact opgenomen met de gerechtsdeurwaarder. Het officiële bedrag bleek € 415,88 te zijn. Nadat zij op uitdrukkelijk verzoek navraag had gedaan bij de administratie, werd het bedrag verminderd tot € 216,03. Hoe dat mogelijk was kon niet worden verklaard. Ondanks de belofte van de gerechtsdeurwaarder heeft klaagster heeft geen uitdraai van betalingen en creditnota’s ontvangen. Dat klaagster soms geen contact met de gerechtsdeurwaarder heeft opgenomen is gelegen in het feit dat klaagster op dat moment in het ziekenhuis lag. Bij gebreke aan een deugdelijke onderbouwing betwist klaagster enig bedrag schuldig te zijn.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Niet eerder aangevoerde klachten kunnen niet voor het eerst in verzet aan de orde kunnen worden gesteld. Klaagster is om deze reden dan ook niet ontvankelijk in hetgeen onder 6.2 als grond van het verzet is verwoord.

7.2 Ten aangezien van de overige door klaagster in verzet aangevoerde gronden overweegt de kamer dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren dan ook geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

9. Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

- verklaart klaagster niet ontvankelijk in de voor het eerst in verzet aangevoerde klacht;

- verklaart het verzet voor het overige ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M.W. Nijenhuis, voorzitter, mr. C.W. Inden en M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 november 2017, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.