ECLI:NL:TGDKG:2017:201 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/607671 / DW RK 452.2016
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2017:201 |
---|---|
Datum uitspraak: | 28-11-2017 |
Datum publicatie: | 03-01-2018 |
Zaaknummer(s): | C/13/607671 / DW RK 452.2016 |
Onderwerp: | Ambtshandelingen (art. 2 Gdw) |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Beslissing op verzet. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 28 november 2017 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 19 april 2016 met zaaknummer C/13/596480 / DW RK 991.2015 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/607671 / DW RK 452.2016 ingesteld door:
[ ],
wonende te [ ],
klager,
tegen:
[ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde.
1. Ontstaan en verloop van de procedure
Bij klachtenformulier met bijlagen ingekomen op 4 november 2015 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde. Bij brief ingekomen op 17 november 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. Bij beslissing van 16 april 2016 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 22 april 2016. Bij brief met bijlagen ingekomen op 3 mei 2016 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare zitting van 20 oktober 2017 alwaar klager is verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 28 november 2017.
2. De ontvankelijkheid van het verzet
Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.
3. De feiten
De kamer verwijst voor de feiten naar hetgeen de voorzitter in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de voorzitter geen bezwaar gemaakt, zodat ook de kamer van die feiten uitgaat.
4. De oorspronkelijke klacht
Klager beklaagt zich er - naar de voorzitter begrijpt - samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder opzettelijk financieringsaanvragen van klager laat mislukken en zijn schulden misbruikt als pressiemiddel. Verder stemmen gerechtsdeurwaarders beslaglegging elkaar af om klager doelbewust te benadelen en vergrijpen zij zich aan verdraaiingen, onwaarheden en diefstal.
5. De beslissing van de voorzitter
5.1 De voorzitter heeft overwogen dat de enkele niet nader door klager onderbouwde stellingen onvoldoende zijn om tuchtrechtelijk laakbaar handelen van de gerechtsdeurwaarder vast te stellen. Klager volstaat met algemeenheden en niet onderbouwde aannames, tezamen met een hoeveelheid producties zonder duidelijke toelichting, waarin geen lijn valt te ontdekken. De klacht voldoet aldus niet aan de eisen die daaraan redelijkerwijs mogen worden gesteld.
5.2 De voorzitter heeft verder overwogen dat niet gebleken is dat de wijze waarop de bedrijfsvoering plaatsvindt in strijd is met regels waaraan de gerechtsdeurwaarder gebonden is. Dat een beslaglegging op roerende zaken kort volgt op een andere beslaglegging door een andere gerechtsdeurwaarder, berust op toeval, het tegendeel is in ieder geval niet gebleken. De gerechtsdeurwaarder heeft uitdrukkelijk weersproken dat er sprake is van afstemming of coƶrdinatie. De gerechtsdeurwaarder is niet op de hoogte van eventuele financiering bij een bank of andere externe kwesties waarmee klager te maken heeft.
6. De gronden van het verzet
Klager is het niet met de beslissing van de voorzitter eens en heeft in verzet aangevoerd dat verschillende gerechtsdeurwaarders samenspannen waardoor klager onderdruk wordt gezet. Deze gerechtsdeurwaarders laten zich gebruiken door hun opdrachtgevers om klager te benadelen. Dat de gerechtsdeurwaarder beweert dat alles louter op toeval berust, is volgens klager onjuist. Zoveel toeval bestaat niet.
7. De beoordeling van de gronden van het verzet
7.1 De kamer overweegt dat klager ook in verzet niet duidelijk heeft kunnen maken wat hij nu precies bedoelt. Het enkele feit dat er meerdere gerechtsdeurwaarders zijn die vorderingen op klager trachten te incasseren maakt nog niet dat er sprake is van samenspanning om klager te benadelen. Klager heeft dit verder ook niet onderbouwd.
7.2 De kamer overweegt dan ook dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
BESLISSING:
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. A.E. de Vos, voorzitter, mr. A. Sissing en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 november 2017, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.