ECLI:NL:TGDKG:2017:192 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/631627 / DW RK 17/658
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2017:192 |
---|---|
Datum uitspraak: | 19-12-2017 |
Datum publicatie: | 03-01-2018 |
Zaaknummer(s): | C/13/631627 / DW RK 17/658 |
Onderwerp: | Ambtshandelingen (art. 2 Gdw) |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Beslissing op verzet. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 19 december 2017 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 20 juni 2017 met zaaknummer C/13/613867 / DW RK 16/882 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/631627 / DW RK 17/658 ingesteld door:
[ ],
wonende te [ ],
klager,
tegen:
1. [ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
2. [ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagden,
gemachtigde [ ].
1. Ontstaan en verloop van de procedure
Bij brief met bijlagen van 16 augustus 2016 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagden. Bij brief ingekomen op 23 augustus 2016 hebben de gerechtsdeurwaarders een verweerschrift ingediend. Bij beslissing van 20 juni 2017 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 20 juni 2017. Bij e-mail van 3 juli 2017 heeft klager op nader aan te voeren verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De gronden van het verzet, tevens houdende een verzoek tot wraking, heeft klager bij e-mail van 17 juli 2017 ingediend. Het verzetschrift is behandeld ter openbare zitting van 14 november 2017 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders zijn verschenen. Ter zitting heeft klager zijn verzoek tot wraking ingetrokken. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 19 december 2017.
2. De ontvankelijkheid van het verzet
Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.
3. De feiten
De kamer verwijst voor de feiten naar hetgeen de voorzitter in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de voorzitter geen bezwaar gemaakt, zodat ook de kamer van die feiten uitgaat.
4. De oorspronkelijke klacht
Klager beklaagt zich er samengevat over dat gerechtsdeurwaarder sub 2 hem heeft gedagvaard, terwijl er een betalingsregeling liep. Klager heeft voorafgaand aan de dagvaarding diverse briefwisselingen en telefonische contacten met de gerechtsdeurwaarders gehad. De discussie ging over een betaling van € 50,00 conform de regeling. Dat bedrag is door klager op de juiste wijze overgemaakt. Hij heeft daarvan bewijs overgelegd. Ook wilde de gerechtsdeurwaarder klager bewegen om een regeling te treffen terwijl hij die al had getroffen met de opdrachtgever. Ondanks de nodige bewijzen die klager heeft overgelegd is hij toch gedagvaard voor de rechter.
5. De beslissing van de voorzitter
De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat uit de door klager overgelegde producties blijkt dat de gerechtsdeurwaarders hebben getracht om het betreffende geschil langs minnelijke weg met klager op te lossen, hetgeen niet is gelukt. Dat [ ] rechtsmaatregelen ten laste van klager wenste te nemen is een omstandigheid die niet aan de gerechtsdeurwaarders kan worden toegerekend. De gerechtsdeurwaarders zijn, gelet op hun ministerieplicht, namelijk verplicht om een dagvaarding aan klager te betekenen indien daarom wordt verzocht. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is dan ook geen sprake.
6. De gronden van het verzet
In verzet heeft klager aangevoerd dat hij op 28 juli 2016 een klacht heeft ingediend inzake een geschil over een betaling en ontvangst van een bedrag van € 50,00. Daarbij heeft klager stukken overlegd waarin hij zijn handelingen heeft verantwoord en waarin hij zijn telefonisch contacten met de medewerker van de gerechts-deurwaarder schriftelijk heeft weergegeven. Het summiere verweer van de gerechtsdeurwaarder wordt in de beslissing weergegeven als dat de gerechts-deurwaarder de klacht ‘gemotiveerd heeft weersproken. Op grond van de artikelen 6 en 7 van de Verordening beroeps- en gedragsregels gerechtsdeurwaarders hadden de gerechtsdeurwaarder en haar medewerkers de opdracht kunnen weigeren ingeval van onzekerheid of onduidelijkheid. In de visie van de voorzitter wenste de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder “door te gaan met rechtsmaatregelen” en als het ware heeft de opdrachtgever de gerechtsdeurwaarder hiermee gedwongen om actie te ondernemen. In dit geval is dat volgens de voorzitter niet laakbaar en kunnen de opdrachtgever en de gerechtsdeurwaarder binnen het grijze gebied van de wet boven de wet handelen. De gerechtsdeurwaarder heeft belang bij het aannemen van de opdracht. De gerechtsdeurwaarder is ook een ondernemer en om omzet te behalen wordt klager op nodeloze kosten jaagt. Klager had eerder een betalingsregeling met de opdrachtgever is afgesproken. Door dit handelen is klager voor een hoofdsom van € 50,00 met € 1.200,00 aan extra kosten belast. Na de zitting bij de rechtbank is klager ook medegedeeld dat de door hem bij de kamer ingediende klacht geen ‘zoden aan de dijk’ zou zetten, omdat de klacht kennelijk ongegrond zou zijn.
7. De beoordeling van de gronden van het verzet
7.1 Uit de door klager op de inleidende klacht overgelegde stukken blijkt het volgende. Naar aanleiding van een huurachterstand heeft klager in november 2015 een betalingsregeling getroffen met zijn verhuurder, de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder. Bij brief van 5 april 2016 hebben de gerechtsdeurwaarders klager medegedeeld dat de verhuurder van klager opdracht heeft gegeven een vordering op hem te incasseren. De vordering is door klager gemotiveerd betwist.
Bij brief van 19 april 2016 hebben de gerechtsdeurwaarders de reden van de overdracht van de openstaande vordering aan klager medegedeeld voorzien van een specificatie van de vordering. Na sommatie tot betaling en het daartegen door klager gemaakte bezwaar hebben de gerechtsdeurwaarders bij brief van 9 juni 2016 aan klager medegedeeld dat zijn verhuurder heeft aangegeven dat de door klager gestelde betaling van 3 maart 2016 nooit is ontvangen. Na nog een briefwisseling hebben de gerechtsdeurwaarders klager bij brief van 23 juni 2016 aangegeven dat zijn verhuurder dat standpunt handhaaft. Na wederom een briefwisseling hebben de gerechtsdeurwaarders klager bij brief van 22 juli 2016 medegedeeld dat nu de verhuurder en klager verschillende standpunten hebben ingenomen ten aanzien van de betaling er sprake is van een patstelling en de zaak zou worden voortgezet. Bij exploot van 27 juli 2016 heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 klager in opdracht van de verhuurder gedagvaard voor de kantonrechter.
7.2 Bij een opdracht tot incasso van een vordering als de onderhavige dient tot uitgangspunt dat de gerechtsdeurwaarder mag afgaan op de gegevens die hij van zijn opdrachtgever ontvangt. Indien een debiteur daartegen bezwaar maakt, dient de gerechtsdeurwaarder die bezwaren te bespreken met zijn opdrachtgever. Uit het de door klager overgelegde stukken blijkt dat de gerechtsdeurwaarder dat heeft gedaan. De bezwaren van klager zijn telkens voorgelegd aan de verhuurder en de gerechtsdeurwaarder heeft het standpunt van de opdrachtgever telkens schriftelijk aan klager medegedeeld voorzien van een toelichting. Dat klager het met de vordering en de gegeven uitleg niet eens is, kan hem niet baten. De gerechtsdeurwaarders hebben niet tot taak om inhoudelijk te beoordelen of de vordering die een opdrachtgever ter incasso aanbiedt, gegrond is. Dat is voorbehouden aan de rechter door wie de vordering als het tot een gerechtelijke procedure komt wordt behandeld. Hetgeen door klager is aangevoerd met betrekking tot de artikelen 6 en 7 van de Beroeps- en gedragsregels gerechtsdeurwaarders kan hem evenmin baten. Kennelijk was de gerechtsdeurwaarder van mening dat de aan hem verstrekte opdracht tijdig kon worden uitgevoerd. Enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen is ook in deze zaak niet gebleken
7.3 Ter zitting is gebleken dat in de procedure tussen klager en de verhuurder een schikking is getroffen met betaling van een bedrag in termijnen, welke schikking door de kantonrechter in een door beide partijen ondertekend proces-verbaal is opgenomen. Die schikking kan in een tuchtprocedure niet opnieuw ter discussie worden gesteld.
7.4 Uit het voorgaande volgt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren dan ook geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een nieuwe inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient met aanvulling van de gronden van de beslissing van de voorzitter ongegrond te worden verklaard.
BESLISSING:
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart het verzet ongegrond;
Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, mr. Ch. A. van Dijk en A.M. Maas, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 december 2017, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.