ECLI:NL:TGDKG:2017:191 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/623993 / DW RK 17/157

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2017:191
Datum uitspraak: 19-12-2017
Datum publicatie: 03-01-2018
Zaaknummer(s): C/13/623993 / DW RK 17/157
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 19 december 2017 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 21 februari 2017 met zaaknummer C/13/616388 / DW RK 16/1076 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/623993 / DW RK 17/157 ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klager,

tegen:

1. [ ],

2. [ ],

gerechtsdeurwaarders te [ ],

beklaagden.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen ingekomen op 5 oktober 2016 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagden. Bij brief ingekomen op 26 oktober 2016 hebben de gerechtsdeurwaarders een verweerschrift ingediend. Bij beslissing van 31 januari 2017 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 1 februari 2017. Bij e-mail van 13 februari 2017 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare zitting van 14 november 2017 alwaar gerechtsdeurwaarder sub 1 is verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 19 december 2017.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

De kamer verwijst voor de feiten naar hetgeen de voorzitter in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de voorzitter geen bezwaar gemaakt, zodat ook de kamer van die feiten uitgaat.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarders op de hoogte waren van de inkomsten en uitgaven van klager en dat er niets te halen viel. Daarnaast is de rechtszaak niet eerlijk verlopen, omdat klager zichzelf niet heeft kunnen verdedigen door een fout van de rechtbank. Ondanks het feit dat klager een klacht heeft ingediend bij de rechtbank, hebben de gerechtsdeurwaarders beslag gelegd met als gevolg dat de schuld met een bedrag van € 100,00 omhoog is gegaan.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat het feit dat klager van mening is dat de rechtszaak waaruit het vonnis is voortgevloeid niet eerlijk is verlopen, de gerechtsdeurwaarders niet kan worden tegengeworpen. De gerechtsdeurwaarders hebben de opdracht gekregen om executiemaatregelen te nemen en zijn daar ingevolge hun ministerieplicht (artikel 11 Gerechtsdeurwaarderswet) toe gehouden. Vast staat dat klager bij vonnis van 12 mei 2016 is veroordeeld tot betaling. Klager heeft nadien nagelaten de vordering vrijwillig te voldoen. Het gelegde bankbeslag is niet in strijd met de tuchtrechtelijke norm, nu klager op grond van artikel 3:276 BW met zijn hele vermogen instaat voor de vordering. Het staat de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 435 Rv vrij om beslag te leggen op alle vermogensobjecten van klager. Tuchtrechtelijk laakbaar handelen is daarbij niet gebleken.

5.2 De voorzitter heeft verder overwogen dat het feit dat er bij klager niets te halen zou vallen, niet betekent dat de gerechtsdeurwaarders niet uit hoofde van het vonnis gerechtigd zijn executoriale maatregelen te nemen. Onder omstandigheden kan sprake zijn van misbruik van recht, bijvoorbeeld indien bekend is dat een beslagen rekening uitsluitend uit een bron wordt gevoed waarvoor wel een beslagvrije voet geldt. Dit dient echter in een procedure voor de gewone rechter te worden vastgesteld, waarbij het aan klager is om aannemelijk te maken dat daarvan sprake is. Het is niet aan de tuchtrechter om tot een inhoudelijke beoordeling van dit geschil over te gaan.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat hij de klacht had ingediend tegen drie gerechtsdeurwaarders. Voorts heeft klager aangevoerd dat hij het door hem aangevoerde misbruik van recht nooit door de rechter heeft kunnen laten vaststellen omdat de rechtbank in gebreke is gebleven. De rechtbank heeft verzuimd klager in de gelegenheid te stellen om te kunnen reageren op de wanpraktijken van de gerechtsdeurwaarders. Dat recht is hem ontnomen. Klager heeft direct nadat de klacht ongegrond is verklaard een brief van de gerechtsdeurwaarders ontvangen waarin werd aangekondigd dat de executie van het vonnis zou worden hervat. Ook hieruit volgt misbruik van recht omdat klager hierdoor verder in de financiële problemen komt. Zijn inkomsten en uitgaven zijn al drie jaar hetzelfde. Zijn financiële positie is ongewijzigd gebleven.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Dat klager de klacht heeft ingediend tegen drie gerechtsdeurwaarders volgt niet uit zijn inleidende klacht waarin hij de klacht heeft gericht tegen het kantoor van de gerechtsdeurwaarders. Omdat een klacht niet tegen een kantoor kan worden ingediend heeft de voorzitter op grond van rechtspraak van het gerechtshof Amsterdam de aan het kantoor verbonden gerechtsdeurwaarders als beklaagden aangemerkt. Dit is een juiste gang van zaken.

7.2 De kamer overweegt verder dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. Als door de rechtbank al een fout zou zijn gemaakt, hetgeen overigens in het geheel niet vaststaat, dan kan dat niet aan de gerechtsdeurwaarders worden verweten. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren dan ook geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

- verklaart het verzet ongegrond;

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, mr. Ch. A. van Dijk en A.M. Maas, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 december 2017, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.