ECLI:NL:TGDKG:2017:189 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/625124 / DW RK 17/246

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2017:189
Datum uitspraak: 19-12-2017
Datum publicatie: 03-01-2018
Zaaknummer(s): C/13/625124 / DW RK 17/246
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 19 december 2017 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 21 februari 2017 met zaaknummer C/13/610093 / DW RK 16/618 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/625124 / DW RK 17/246 ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klaagster,

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen ingekomen op 16 juni 2016 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde. Bij brief met bijlagen ingekomen op 17 juli 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. Bij beslissing van 21 februari 2017 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 21 februari 2017. Bij e-mail van 7 maart 2017 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare zitting van 14 november 2017 alwaar klaagster is verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 19 december 2017.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

De kamer verwijst voor de feiten naar hetgeen de voorzitter in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de voorzitter geen bezwaar gemaakt, zodat ook de kamer van die feiten uitgaat.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder dat zij meer ambtshandelingen heeft verricht dan nodig was. Daarnaast zijn de incassokosten buitensporig hoog, omdat de gerechtsdeurwaarder deze niet overeenkomstig de wet heeft berekend. Voorts verwijt klaagster de gerechtsdeurwaarder dat deze heeft nagelaten om de vordering, althans de hoofdsom, en de in rekening gebrachte kosten op haar verzoek te specificeren. Tot slot beklaagt klaagster zich erover dat de gerechtsdeurwaarder nooit, mondeling dan wel schriftelijk, heeft gereageerd op verzoeken van klaagster.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de klacht allereerst overwogen dat het niet op de weg van de tuchtrechter ligt om te oordelen over de door klaagster opgeworpen vragen omtrent de mogelijkheid tot verrekening dan wel de opheffing van het laatst gelegde (loon)beslag. Het tuchtrecht is daarvoor niet de geschikte weg. Klaagster zal zich daarvoor moeten wenden tot de gewone rechter. Aan de klacht wordt dan ook voorbij gegaan.

5.2 Ten aanzien van het eerste klachtonderdeel heeft de voorzitter overwogen dat een gerechtsdeurwaarder wettelijk verplicht is om uitvoering te geven aan een opdracht tot het uitvoeren van een ambtshandeling, zoals het betekenen van een uitgevaardigd dwangbevel. Als een gerechtsdeurwaarder zich houdt aan zijn ministerieplicht, dan kan niet gezegd worden dat een gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. Voormelde ministerieplicht laat onverlet dat de gerechtsdeurwaarder als zelfstandig openbaar ambtenaar een aan hem gegeven opdracht zelfstandig moet beoordelen, waarbij van hem een kritische houding mag worden verwacht. De gerechtsdeurwaarder heeft als openbaar ambtenaar immers niet alleen met de belangen van de opdrachtgever, maar ook met die van de wederpartij van zijn opdrachtgever te maken.

5.3 De gerechtsdeurwaarder heeft eenmaal beslag gelegd onder de Ontvanger der Rijksbelastingen en tweemaal onder ABN Amro, waarbij enkel het beslag onder de ABN Amro doel heeft getroffen. Aangezien na de gelegde beslagen en uitwinning daarvan nog niet het gehele bedrag was voldaan, heeft de gerechtsdeurwaarder loonbeslag gelegd. Met de rechtstreekse betaling van klaagster aan haar voormalige echtgenoot kon in eerste instantie geen rekening worden gehouden, omdat de gerechtsdeurwaarder daarvan eerst per e-mail van 3 juni 2016 op de hoogte werd gesteld en de voormalige echtgenoot van klaagster - nadat deze eerst ontkende de betaling te hebben ontvangen - de gerechtsdeurwaarder eerst per e-mail van

15 juni 2016 heeft bericht dat de betaling van 2 juni 2016 was ontvangen. Bovendien had de voormalige echtgenoot van klaagster aangegeven dat betaling rechtstreeks aan de gerechtsdeurwaarder diende te geschieden.

5.4 Bijzondere omstandigheden die maken dat de gerechtsdeurwaarder zijn ministerie had dienen te weigeren, zijn gesteld noch gebleken. De slotsom van het voorgaande is dat de gerechtsdeurwaarder slechts voldaan heeft aan zijn ministerieplicht, zodat niet gezegd kan worden dat hij tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld.

5.5 Op de klacht dat de incassokosten niet op de juiste wijze zijn berekend, waardoor deze kosten buitensporig hoog zijn heeft de voorzitter overwogen dat de door de gerechtsdeurwaarder gemaakte kosten geen buitengerechtelijke incassokosten betreffen maar kosten van door hem verrichte ambtshandelingen. Die kosten berusten op het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders.

5.6 Op de klacht dat de gerechtsdeurwaarder de vordering, althans de hoofdsom, en de in rekening gebrachte kosten – ondanks meerdere verzoeken daartoe – niet heeft gespecificeerd, heeft de voorzitter overwogen dat blijkens de overgelegde stukken, waaronder de e-mail van 19 november 2015, de hoogte van de hoofdsom niet ter discussie staat. Tevens volgt uit de overgelegde stukken dat de gerechtsdeurwaarder meerdere malen voornoemde kosten heeft gespecificeerd, laatstelijk per e-mail van 16 juni 2016.

5.7 Ten aanzien van de door klaagster gestelde gebrekkige wijze van communiceren van de gerechtsdeurwaarder, heeft de voorzitter overwogen dat uit de overgelegde stukken blijkt dat de medewerker van de gerechtsdeurwaarder, meerdere malen zowel per e-mail als telefonisch contact heeft gehad met klaagster. Dat klaagster geen persoonlijk contact heeft gehad met de gerechtsdeurwaarder, maakt niet dat sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen. Aan deze klacht wordt dan ook voorbij gegaan.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder ter zake van een relatief geringe vordering onnodige executiemaatregelen heeft getroffen waarbij de kosten verbonden aan deze acties de aanvankelijke vordering zelfs overschrijden. Onder deze omstandigheden is de houding van de gerechtsdeurwaarder volgens klaagster laakbaar, disproportioneel en uiterst onzorgvuldig geweest. Ten tijde van de door de gerechtsdeurwaarder genomen executiemaatregelen, waren de belastingaanslagen over 2014 en 2015 nog niet bekend, waardoor van een definitieve eindafrekening tussen klaagster en haar voormalige echtgenoot geen sprake kon zijn. Klaagster blijft bij haar standpunt dat de gerechtsdeurwaarder zorgvuldiger en kritisch om had dienen te gaan met de overeenkomst tussen de partijen ten aanzien van de belastingaanslag van 2013 en de afspraak deze te verrekenen zoals vermeld in het echtscheidingsconvenant.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. Het enkele feit dat de gerechtsdeurwaarder van een volgens klaagster relatief geringe vordering executiemaatregelen heeft getroffen waarvan de kosten de vordering hebben overschreden maakt nog niet dat sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen. Er zijn kosten gemaakt omdat de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder nakoming wenste van de in het convenant vastgelegde afspraken tot betaling van een bedrag van € 1.935,00. Daaraan heeft klaagster niet voldaan omdat zij stelde afspraken te hebben gemaakt met haar ex-echtgenoot om het bedrag te verrekenen. Die afspraken zijn bestreden in de correspondentie tussen de gerechtsdeurwaarder en klaagster. In die correspondentie is ook herhaaldelijk uitleg gegeven over de kosten die werden gemaakt. Omdat de wederpartij van klaagster onverkort betaling van de vordering verlangde, heeft de gerechtsdeurwaarder de executie voortgezet. De daarmee gepaard gaande kosten berusten op de wet en op de door de overheid vastgestelde en in het Besluit tarieven ambtshandeling gerechtsdeurwaarders neergelegde tarieven.

7.2 Op grond hiervan leveren de gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

- verklaart het verzet ongegrond;

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, mr. Ch. A. van Dijk en A.M. Maas, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 december 2017, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.