ECLI:NL:TGDKG:2017:187 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/614028 / DW RK 16/910

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2017:187
Datum uitspraak: 22-12-2017
Datum publicatie: 03-01-2018
Zaaknummer(s): C/13/614028 / DW RK 16/910
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 22 december 2017 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 16 augustus 2016 met zaaknummer C/13/592609 / DW RK 15/731 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/614028 / DW RK 16/910 ingesteld door:

[ ],

gevestigd te [ ],

klaagster,

vertegenwoordigt door [ ], directeur,

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen ingekomen op 25 augustus 2015 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde. Bij e-mail van 6 november 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 16 augustus 2016 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Aan klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 16 augustus 2016. Bij e-mail met bijlagen van 19 augustus 2016 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare zitting van 17 november 2017 alwaar klaagster en de gerechtsdeurwaarder vergezeld door de heer J. Jansen, zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 22 december 2017.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

3.1 Ten aanzien van de onder 1.1 van de bestreden beslissing vermelde feiten heeft klaagster aangevoerd dat de voorzitter volgens klaagster een onjuiste conclusie heeft getrokken. Klaagster heeft in het verleden inderdaad een aantal klachten ingetrokken vanwege een civiele overeenkomst, omdat dat op dat moment in het belang was van klaagster. Om tot die beslissing te komen heeft mede een rol gespeeld de lange duur van afhandeling van klachten bij de kamer, waardoor de gerechtsdeurwaarder vrij spel had en hiervan ook maximaal gebruikt heeft gemaakt. Klager wil dit graag opgenomen zien onder de feiten. Nu geen sprake is van een vaststaand feit maar van een beweegreden van klager om tot een regeling met de gerechtsdeurwaarder te komen zal de kamer dit niet aan de feiten toevoegen.

3.2 Voor het overige is door partijen tegen de vaststelling van de feiten door de voorzitter geen bezwaar gemaakt, zodat ook de kamer van die feiten uitgaat.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij handelt in strijd met de regel- en wetgeving. Klaagster heeft op 18 augustus 2015 een afrekening van de gerechtsdeurwaarder ontvangen in een reeds op 4 oktober 2014 gesloten dossier. Op het door de gerechtsdeurwaarder bijgevoegde actuele overzicht is niet te achterhalen waar het ontvangen bedrag van € 100,00 vandaan komt en waarom de gerechtsdeurwaarder dit bedrag heeft ontvangen.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat de wijze waarop de afrekening en het actuele overzicht is opgesteld niet in strijd is met de tuchtrechtelijke norm. Wellicht had de gerechtsdeurwaarder kunnen vermelden dat het een nabetaling betrof, maar aan de andere kant had klaagster ook even contact met het kantoor van de gerechtsdeurwaarder kunnen opnemen nu er kennelijk onduidelijkheid is gerezen.

6. De gronden van het verzet

6.1 In verzet heeft klaagster aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder in zijn verweer volstaat met een korte reactie, zonder enige onderbouwing. Het dossier is gesloten en afgewikkeld in 2014. Waarom ontvangt de gerechtsdeurwaarder bijna een jaar later dan nog een tussentijdse afdracht van € 100,00. Vloeit dit bedrag voort uit een nog niet door de gerechtsdeurwaarder opgeven beslag? Ook ontbreekt een eindnota van de eerste beslaglegger uit Almere, die in mei 2016 wel met de gerechtsdeurwaarder heeft afgerekend. De kamer is wederom misleid door de gerechtsdeurwaarder en klaagster is nogmaals benadeeld.

6.2 De gerechtsdeurwaarder handelt klachtwaardig door zonder opdracht van klaagster te executeren en zonder in het bezit te zijn van een originele grosse. Ook is klaagster niet in kennis gesteld van de eindafrekening van de collega-gerechtsdeurwaarder. Elke vraag aan de gerechtsdeurwaarder was en is dus overbodig, al vertelt die in weinig tot geen gevallen de waarheid, mocht hij reageren.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer stelt voorop dat de kamer bij de behandeling van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter de oorspronkelijke klacht dient te toetsen en alleen kan oordelen over klachten die in eerste instantie aan de orde zijn geweest. Dit betekent dat in verzet de oorspronkelijke klacht niet met nieuwe klachten kan worden aangevuld.

7.2 De grond als opgenomen onder 6.2 bevat twee nieuwe klachten. Namelijk het zonder opdracht van klaagster (verder) executeren zonder in het bezit te zijn van een originele grosse. Nu klaagster zich hierover niet in de oorspronkelijke klacht heeft beklaagd, kan klaagster hierin niet worden ontvangen.

7.3 Dat de gerechtsdeurwaarder soms nog bedragen ontvangt, zelfs in gesloten dossiers, is niet ongebruikelijk. In dossiers die niet volledig zijn voldaan liggen soms nog beslagen waaruit later toch nog afdrachten worden gedaan. De ter zitting door klaagster geuite opvatting dat, indien een dossier wordt gesloten de beslagen automatisch zouden moeten worden opgeheven, is in zijn algemeenheid niet juist. Beslagen kunnen worden opgeheven als de vordering is voldaan of, indien dit niet zo is, met instemming van de opdrachtgever. Het enkele feit dat het dossier is gesloten is onvoldoende om een beslag zonder toestemming van de opdrachtgever op te heffen.

7.4 De kamer overweegt dat de gerechtsdeurwaarder er beter aan had gedaan om bij het sluiten van het dossier zijn collega in te lichten over het feit dat hij er tussen uit was gevallen en dat geen gelden meer aan hem, maar aan zijn opdrachtgever, dienden te worden afgedragen. In die zin is het wel begrijpelijk dat klaagster enigszins op het verkeerde been wordt gezet als zij plotseling nog een bedrag ontvangt uit een dossier dat al gesloten was. Nu bij brief van 11 augustus 2015 door de gerechtsdeurwaarder is aangekondigd dat er nog een afdracht zou worden gedaan van € 100,00 en dit bedrag door de gerechtsdeurwaarder op 18 augustus 2016 aan klaagster is afgedragen, is een en ander onvoldoende om te komen tot het oordeel dat er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen.

7.3 De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren dan ook geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de beslissing van de voorzitter dient te worden vernietigd. De kamer is het, met aanvulling van de motivering, met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

BESLISSING:

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

- verklaart klaagster in haar klachten als onder 6.2 weergegeven niet-ontvankelijk;

- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.E. de Vos, voorzitter, mr. A. Sissing en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 december 2017, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.