ECLI:NL:TGDKG:2017:186 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/598809 / DW RK 15/1117

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2017:186
Datum uitspraak: 22-12-2017
Datum publicatie: 03-01-2018
Zaaknummer(s): C/13/598809 / DW RK 15/1117
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 22 december 2017 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 24 november 2015 met zaaknummer 15/227 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/598809 / DW RK 15/1117 ingesteld door:

[ ],

gevestigd te [ ],

klaagster,

vertegenwoordigd door [ ], directeur,

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen ingekomen op 11 maart 2015 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde. Bij brief met bijlagen van 30 april 2015 heeft klaagster een aanvullende klacht, bestaande uit de onderdelen A tot en met N, ingediend. Bij e-mail van 26 mei 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. Bij brief met bijlagen ingekomen op 17 juli 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder op de aanvullende klachten gereageerd. Bij beslissing van 24 november 2015 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk niet ontvankelijk afgewezen. Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij e-mail van 30 november 2015. Bij e-mail met bijlagen van 2 december 2015 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare zitting van 17 november 2017 alwaar klaagster en de gerechtsdeurwaarder vergezeld door de heer J. Jansen, zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 22 december 2017.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

De kamer verwijst voor de feiten naar hetgeen de voorzitter in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de voorzitter geen bezwaar gemaakt, zodat ook de kamer van die feiten uitgaat.

4. De oorspronkelijke klacht

4.1 Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder dat deze zonder toestemming aan klaagster te vragen een opdrachtgever van klaagster die daarom heeft verzocht inzage in dossiers heeft gegeven. Klaagster stelt zich op het standpunt dat zij opdrachtgever is van de gerechtsdeurwaarder en dat mocht de opdrachtgever vragen hebben hij die vragen aan klaagster dient te stellen en niet aan de gerechtsdeurwaarder. De gerechtsdeurwaarder ontvangt nog steeds derdengelden uit gesloten dossiers en is niet van plan die gelden aan klaagster te betalen. Dat de gerechtsdeurwaarder nog gelden ontvangt komt omdat hij niet transparant is geweest bij het afwikkelen van dossiers zodat klaagster niet weet welke beslagen er nog liggen.

4.2 Voorts verwijt klaagster de gerechtsdeurwaarder dat deze een door hem van de fiscus ontvangen bedrag van € 177,00 niet tijdig en uit zichzelf aan klaagster heeft afgedragen.

4.3 In de aanvullende klacht verwijt klaagster de gerechtsdeurwaarder samengevat dat hij:

- A klaagster onder druk heeft gezet door klaagster op 17 december 2013 mede te delen vertrouwelijke gegevens te willen gebruiken om navraag te doen bij opdrachtgevers van klaagster over wat klaagster over de gerechtsdeurwaarder en zijn dienstverlening heeft medegedeeld;

- B een dossier niet tijdig heeft afgerekend om zo de bewaringspositie op eiserniveau kunstmatig hoog te houden. Het dossier zou op 30 september 2013 worden gesloten. Na navraag door klaagster op 24 december 2013 volgt eerst een afrekening op 17 februari 2014;

- C derdengelden onder zich houdt op eiserniveau en deze als financiering te gebruiken voor de andere dossiers, hetgeen in strijd is met de tussen klaagster en de gerechtsdeurwaarder gesloten overeenkomst (de SLA);

- D onvoldoende transparant is in het dossier 2012DWW08891, hetgeen blijkt uit het ontbreken van gespecificeerde executiekosten per post. Op de nagekomen specificatie is niet te zien welk bedrag de posten vertegenwoordigen, de exploten komen niet overeen met de specificatie en uit de exploten valt niet te halen onder welke derden beslag is gelegd;

- E klaagster onder druk zet om vertrouwelijke gegevens te gebruiken om de opdrachtgevers van klaagster te benaderen over het mogelijk terugbetalen van ontvangen gelden en het toezenden van de uitgebrachte dagvaarding aan klaagster en het leggen van bankbeslag zonder toestemming van klaagster hetgeen in strijd is met de SLA;

- F ontvangen gelden niet binnen de in artikel 7 van de administratieverordening genoemde termijn afdraagt;

- G de voorzieningenrechter tijdens een zitting in kort geding bewust heeft voorgelogen door toe te zeggen klaagster niet meer te blokkeren bij de online geregelde toegang en vervolgens na de zitting klaagster een dictaat op te leggen voor de toegang en toen klaagster niet reageerde binnen de gestelde termijn de online toegang weer te blokkeren;

- H niet heeft gereageerd op een verzoek van klaagster tot sluiting van een dossier en de stukken te retourneren hetgeen in strijd is met de SLA;

- I tegen de voorzieningenrechter tijdens een zitting in kort geding heeft gelogen door mede te delen dat dossiergegevens per e-mail opgevraagd konden worden, terwijl dit alleen schriftelijk kon;

- K (1) een bedrag heeft verrekend met het tegoed van klaagster terwijl zij de factuur reeds had voldaan;

- K ( 2) geen stukken retourneert en stelt dat er geen stukken zijn terwijl het stukken betreft van dossiers die de gerechtsdeurwaarder zelf heeft behandeld, hetgeen in strijd is met de SLA;

- L in strijd handelt met de wet- en regelgeving inzake het afleggen van rekening en verantwoording door af te rekenen middels een model waar klaagster het niet mee eens is omdat dit onvoldoende transparant is;

- M afrekent zonder dat het voor klaagster te achterhalen is welke werkzaamheden zijn verricht omdat stukken ontbreken;

- N hoge executiekosten maakt door een bestendig kantoorbeleid door in elk dossier meerdere malen beslag te leggen.

5. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder op de oorspronkelijke klacht.

5.1 In zijn verweer op het eerste onderdeel van de klacht van 10 maart 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder samengevat aangevoerd dat hij op 13 januari 2015 een e-mail ontving waarin hem werd verzocht geen gelden meer aan klaagster uit te betalen omdat er bij partijen kennelijk onduidelijkheden waren ontstaan aan wie de gelden moesten worden afgedragen. Eerst na toestemming van beide partijen heeft de gerechtsdeurwaarder de zaken afgewikkeld.

5.2 Op het tweede onderdeel van de klacht heeft de gerechtsdeurwaarder aangevoerd dat een afrekeninterval per kwartaal gewoon was. De doorbetaling van het bedrag van € 77,00 valt daarbinnen. Bovendien is toen hij daarop opmerkzaam werd gemaakt direct actie ondernomen, is de verantwoording opgesteld en is het bedrag afgedragen.

5.3 Ten aanzien van de aanvullende klachten heeft de gerechtsdeurwaarder samengevat aangevoerd dat de klachten D, G, H, I, L en K2 vallen onder de met klaagster op 1 december 2014 gesloten vaststellingsovereenkomst. In de vaststellingsovereenkomst blijkt uit punt IV dat is beoogd om de tussen partijen gerezen geschillen volledig op te lossen. Daarover is uitvoerig tussen partijen en hun raadslieden onderhandeld. De klachtonderdelen A, B, C, E, F, K1 en N zijn al een keer door de kamer behandeld (zaaknummer 908.2014, beslissing 30 september 2014). Tegen die beslissing is hoger beroep ingesteld door de gerechtsdeurwaarder. In het tegen die beslissing ingestelde hoger beroep is klaagster door het gerechtshof bij beslissing van 31 maart 2015 niet ontvankelijk verklaard in haar aanvankelijk ingediende klacht omdat die klacht conform de gesloten overeenkomst door klaagster was ingetrokken. Op grond hiervan kunnen de klachten van klaagster zoals onderwerp van deze procedure dan niet nog een keer bij de kamer worden ingediend.

6. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat de gerechtsdeurwaarder terecht heeft gesteld dat aan de thans geformuleerde klacht (min of meer) hetzelfde feitencomplex ten grondslag ligt, als aan de klachten die in de eerdere procedures (zoals in deze beslissing vermeld onder de feiten) aan de orde zijn gesteld. Bovendien hebben klaagster en de gerechtsdeurwaarder een regeling getroffen voor hun geschil, die inhield dat klaagster al haar lopende klachten zou intrekken. Indien de gerechtsdeurwaarder de vaststellingsovereenkomst niet goed zou nakomen, kan klaagster zich tot de gewone rechter wenden. Klaagster kan deze klacht daarom niet opnieuw aan de kamer voorleggen. De klacht is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.

7. De gronden van het verzet

7.1 In verzet voert klaagster aan de voorzitter de klacht incompleet en te summier heeft samengevat. De punten A tot en met M ontbreken.

7.2 Klaagster is daarnaast van mening dat de gerechtsdeurwaarder haar eerder had moeten informeren over het aan hem door [ ] gedane verzoek om geen gelden die voortkomen uit dossiers van [ ] aan klaagster af te dragen. De gerechtsdeurwaarder heeft dat verzoek ontvangen op 13 januari 2015 en klaagster hierover pas geïnformeerd toen zij aan de bel trok. Klaagster is niet op de hoogte van het feit dat de gerechtsdeurwaarder nog derdengelden onder zich heeft. Klaagster is daarover verbaasd omdat zij er vanuit mag gaan dat de gerechtsdeurwaarder ontvangen gelden tijdig aan haar afdraagt. Door toedoen van de gerechtsdeurwaarder verzandt klaagster in een discussie met haar opdrachtgever. Klaagster stelt zich op het standpunt dat [ ] haar opdrachtgever is en klaagster de opdrachtgever is van de gerechtsdeurwaarder. Klaagster dient daarom tijdig door de gerechtsdeurwaarder te worden geïnformeerd over het verzoek van [ ]. Het betrof dossiers, welke door klaagster aan de gerechtsdeurwaarder waren overgedragen. Indien zij was geïnformeerd had klaagster, nog voordat [ ] zich twee maanden later bij haar meldde, het probleem met betrekking tot de doorbetaling kunnen oplossen. Nu heeft gerechtsdeurwaarder bewust de berichtgeving van [ ] achtergehouden en niet gedeeld met klaagster en gewacht totdat de boel escaleerde om klaagster in een kwaad daglicht te zetten. De voorzitter gaat daarop niet in. Klaagster blijft bij haar standpunt dat de gerechtsdeurwaarder klachtwaardig handelt.

7.3 Klaagster voert in verzet verder aan dat partijen nergens zijn overeengekomen om per kwartaal af te rekenen. De gerechtsdeurwaarder levert hiervoor geen enkel bewijs. Hij dient gewoon de wet- en regelgeving na te komen bij het doorbetalen van derdengelden. Partijen zijn op dit punt niet afwijkend overeengekomen in de vaststellingsovereenkomst en/of de SLA. Het dossier was bij de gerechtsdeurwaarder reeds gesloten. Waarom hij dan nog gelden uit een onder de fiscus gelegd beslag ontvangt ontgaat klaagster. Volgens klaagster had de gerechtsdeurwaarder op het moment dat het dossier gesloten werd, het beslag moeten opheffen. Immers de machtiging om namens de eiser te executeren was op dat moment niet meer aanwezig. Dit enkele feit op zich is al klachtwaardig. Klaagster stelt zich op het standpunt dat de klachten tuchtrechtelijk van aard zijn waarvoor zij zich niet tot de gewone rechter dient te wenden. Partijen zijn namelijk nergens overeengekomen dat klaagster geen tuchtrechtelijke klachten meer kan en mag indienen. Klaagster heeft in het verleden een aantal klachten ingetrokken vanwege een civiele overeenkomst, omdat dat op dat moment in het belang was van klaagster. Maar klaagster heeft geen afstand gedaan van het indienen van klachten inzake tuchtrechtelijk laakbare handelingen die de gerechtsdeurwaarder nog zou begaan of heeft begaan.

8. De beoordeling van de gronden van het verzet

8.1 Voor zover klaagster van mening is dat de beslissing van de voorzitter te summier is opgesteld overweegt de kamer dat deze tekortkoming ten gevolge van de behandeling in verzet wordt hersteld. Immers, in verzet wordt zowel het verzet als de klacht inhoudelijk behandeld. Ook al staat de aanvullende klacht niet bij de omschrijving van de klacht vermeld, de voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht de aanvullende klacht wel meegewogen. Immers in de beslissing van de voorzitter staat onder het verloop van de procedure vermeld dat er een aanvullende klacht is ingediend en de gerechtsdeurwaarder daarop heeft gereageerd. Dat de voorzitter van de aanvullende klacht kennis heeft genomen blijkt uit de overweging onder 4.1 waarin wordt overwogen dat de gerechtsdeurwaarder (in zijn verweer op de aanvullende klacht van 17 juli 2015: toevoeging kamer) terecht heeft gesteld dat aan de thans geformuleerde klacht (min of meer) hetzelfde feitencomplex ten grondslag ligt, als aan de klachten die in de eerdere procedures (zoals in deze beslissing vermeld onder de feiten) aan de orde zijn gesteld. De kamer voegt hieraan toe dat dit ook strookt met hetgeen onder punt 17 van de vaststellingsovereenkomst is opgenomen. Daar staat vermeld dat klaagster het gerechtshof zou berichten dat de door haar aan de beslissing van de kamer van 30 september 2014 ten grondslag liggende klachten zouden worden ingetrokken. Uit 2.1 van de beslissing van het gerechtshof van 31 maart 2015 blijkt dat klaagster haar in eerste aanleg ingediende (uit dertien onderdelen bestaande) klacht inderdaad heeft ingetrokken. De kamer kan de gerechtsdeurwaarder ook volgen in zijn standpunt dat de klachten D, G, H, I, L en K2 vallen onder de met klaagster op 1 december 2014 gesloten vaststellingsovereenkomst en het standpunt dat de klachtonderdelen A, B, C, E, F, K1 en N al door de kamer zijn behandeld (zaaknummer 908.2014, beslissing 30 september 2014). Op grond van het voorgaande kunnen die klachten niet opnieuw bij de kamer worden ingediend.

8.2 Uit het bepaalde in artikel 19 van de Gerechtsdeurwaarderswet volgt samengevat onder meer dat het vorderingsrecht voortvloeiende uit de bijzondere rekening toebehoort aan de gezamenlijke rechthebbenden. De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat er naar aanleiding van het verzoek van een voormalige opdrachtgever van klaagster om geen gelden aan klaagster af te dragen, onduidelijkheid is ontstaan aan wie de gelden moesten worden afgedragen. Tussen klaagster en haar opdrachtgever is gecorrespondeerd over die onduidelijkheid waarna de betreffende opdrachtgever van klaagster de gerechtsdeurwaarder op 11 maart 2015 toestemming heeft gegeven de gelden aan klaagster af te dragen. Dat de gerechtsdeurwaarder klaagster niet eerder van dat verzoek op de hoogte heeft gesteld is, gelet op het feit dat de klaagster alle zaken van haar opdrachtgever had gesloten en de dossiers had teruggeven, niet onbegrijpelijk en niet tuchtrechtelijk laakbaar. Dat de gerechtsdeurwaarder hiermee bewust heeft gewacht is niet onderbouwd en kan niet worden vastgesteld. De gerechtsdeurwaarder wilde juridische zekerheid dat hij aan de juiste rechthebbende zou afdragen. Dat standpunt kan de kamer in het licht van het bepaalde in artikel 19 van de Gerechtsdeurwaarderswet volgen.

8.3 Dat de gerechtsdeurwaarder soms nog gelden ontvangt in dossiers die zijn gesloten is niet ongebruikelijk. Dat de gerechtsdeurwaarder een betaling in een niet actief meer zijnd dossier over het hoofd heeft gezien acht de kamer niet laakbaar. Of er al dan niet een afrekeningsinterval per kwartaal was afgesloten kan niet worden vastgesteld. In zijn standpunt dat de gerechtsdeurwaarder zodra het dossier wordt gesloten de beslagen op moet heffen kan klaagster niet worden gevolgd. Beslagen kunnen worden opgeheven met toestemming van de opdrachtgever of als de vordering volledig is voldaan. In dit geval liepen er nog dossiers die nog niet volledig waren voldaan en waarin beslagen nog moesten worden overgedragen aan andere gerechtsdeurwaarders. Dan is het enkele feit dat het dossier is gesloten onvoldoende om een beslag zonder toestemming van de opdrachtgever op te heffen.

8.4 De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren dan ook geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de beslissing van de voorzitter dient te worden vernietigd. De kamer is het, met verbetering van de klacht en aanvulling van de gronden, met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

BESLISSING:

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.E. de Vos, voorzitter, mr. A. Sissing en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 december 2017, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.