ECLI:NL:TGDKG:2017:182 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/630546 / DW RK 17/612
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2017:182 |
---|---|
Datum uitspraak: | 25-07-2017 |
Datum publicatie: | 29-12-2017 |
Zaaknummer(s): | C/13/630546 / DW RK 17/612 |
Onderwerp: | BFT |
Beslissingen: | Schorsing ex artikel 38 Gdw |
Inhoudsindicatie: | Verzoek tot verlenging van de schorsing ex artikel 38 Gdw hangende een ingesteld hoger beroep. Verzoek toegewezen |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 25 juli 2017 zoals bedoeld in artikel 38 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake zaaknummer C/13/630546 / DW RK 17/612 ingediend door:
BUREAU FINANCIEEL TOEZICHT (BFT) ,
gevestigd te Utrecht,
klager,
gemachtigden: mr. A.G.A. Verzijl en mr. R. Wisse,
tegen:
[ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde,
gemachtigde [ ].
Ontstaan en loop van de procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- Het verzoek tot (verlenging van de) schorsing ex artikel 38 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet (Gdw), gedaan door het BFT bij e-mail van 14 juli 2017.
- De e-mail van de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder van 17 juli 2017.
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 18 juli 2017. Namens klager zijn verschenen mr. A.G.A. Verzijl en mr. R. Wisse. De gerechtsdeurwaarder is niet ter zitting verschenen. Hij heeft bij e-mail van 17 juli 2017 samengevat medegedeeld dat hij zich refereert aan het oordeel van de kamer en dat hij niet ter zitting zal verschijnen. Mr. Verzijl heeft het verzoek nader toegelicht aan de hand van een overgelegde pleitnota. Van de behandeling van het verzoek zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak op het schorsingsverzoek is bepaald op 25 juli 2017.
1. De feiten en omstandigheden
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden.
a) Naar aanleiding van een door het BFT op 9 december 2016 tegen de gerechtsdeurwaarder ingediende klacht (zaaknummer C/13/620046/ DW RK 16/1317) tevens houdende een verzoek tot schorsing ex artikel 38 Gdw, is de gerechtsdeurwaarder bij beslissing van de kamer van 13 december 2016 in afwachting van de beslissing op de klacht met ingang van die datum geschorst voor een periode van zes maanden.
b) Na een tussenbeslissing van 28 maart 2017 is de klacht van klager door de Kamer bij beslissing van 13 juni 2017 gegrond verklaard en is de gerechtsdeurwaarder uit zijn ambt ontzet, waarbij de in artikel 43 lid 8 Gdw genoemde termijn is bepaald op vijf jaar.
c) De gerechtsdeurwaarder heeft op 11 juli 2017 hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kamer van 13 juni 2017.
2. Het verzoek
Aan het verzoek tot (verlenging van de) schorsing heeft klager samengevat ten grondslag gelegd dat het vermoeden van handelen in strijd met de Gerechtsdeurwaarderswet is bevestigd bij beslissing van 13 december 2016. De eerdere opgelegde schorsing is te komen vervallen op het moment dat de beslissing in de hoofdzaak is uitgesproken, in dit geval op 13 juni 2017. De argumenten om op 13 december 2016 tot schorsing over te gaan zijn evenwel nog onverkort van toepassing. Om in afwachting van de uitkomst van een eventueel hoger beroep misstappen te voorkomen acht klager het van belang dat de gerechtsdeurwaarder opnieuw wordt geschorst.
2. Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder
De gerechtsdeurwaarder heeft de kamer bij e-mailbericht van 17 juli 2017 samengevat medegedeeld dat hij zich ten aanzien van het verzoek tot schorsing refereert aan het oordeel van de kamer.
3. De beoordeling
3.1 De kamer is bevoegd een gerechtsdeurwaarder te schorsen voor een periode van ten hoogste zes maanden als is komen vast te staan dat hij een van de in artikel 34, eerste lid, van de Gdw bedoelde handelingen of verzuimen heeft gepleegd. Blijkens de memorie van toelichting op artikel 30 (thans 38) van de Gdw kan, ingeval er ernstige bezwaren tegen een gerechtsdeurwaarder zijn gerezen, het aangewezen zijn hem met onmiddellijke ingang te schorsen teneinde het aanzien van het ambt te beschermen. Het betreft hier een autonome bevoegdheid van de kamer. Een schorsing heeft alleen betrekking op de ambtelijke taken (artikel 50 Gdw). Met betrekking tot de niet-ambtelijke werkzaamheden heeft de schorsing geen effect.
3.2 De kamer is van oordeel dat op grond van de beslissing van 13 juni 2017 is komen vast te staan dat het ernstige vermoeden in de zin van artikel 38, eerste lid, van de Gdw nog immer aanwezig is. Gelet op het feit dat de eerder opgelegde schorsing is komen te vervallen alsmede het feit dat door het door de gerechtsdeurwaarder ingestelde hoger beroep de tenuitvoerlegging van de bij beslissing van 13 juni 2017 opgelegde maatregel is geschorst, is teneinde het aanzien van het ambt te beschermen naar het oordeel van de kamer opnieuw een schorsing met onmiddellijke ingang geboden.
3.3 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- schorst de gerechtsdeurwaarder met onmiddellijke ingang voor een periode van zes maanden.
Aldus gegeven door mr. M. Nijenhuis, voorzitter, mr. Ch. A. van Dijk en M.W. de Ruijter, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 juli 2017, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.