ECLI:NL:TGDKG:2017:179 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/609510 DW RK 16/581
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2017:179 |
---|---|
Datum uitspraak: | 19-12-2017 |
Datum publicatie: | 28-12-2017 |
Zaaknummer(s): | C/13/609510 DW RK 16/581 |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Beslissing op verzet. Beslag op auto en bejegening. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 19 december 2017 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 24 mei 2016 met zaaknummer 610.2015 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/609510 / DW RK 16/581 ingesteld door:
[ ],
wonende te [ ],
klager,
tegen:
1. [ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
2. [ ],
toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagden,
gemachtigde: mr. [ ].
1. Ontstaan en verloop van de procedure
Bij brief met bijlagen, ingekomen op 14 juli 2015, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders. Bij verweerschrift, ingekomen per e-mail op 17 augustus 2015, hebben de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd. Klager heeft zijn klacht aangevuld bij e-mail van 19 augustus 2015. Bij beslissing van 24 mei 2016 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 24 mei 2016. Bij e-mail, ingekomen op 6 juni 2016, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Bij verweerschrift, ingekomen bij
e-mail van 27 oktober 2016, hebben de gerechtsdeurwaarders op het verzet van klager gereageerd. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van
7 november 2017 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 19 december 2017.
2. De ontvankelijkheid van het verzet
Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.
3. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
- Bij exploot van 23 december 2014 heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 een dwangbevel van 5 december 2014 aan klager betekend met het bevel tot betaling van een bedrag € 4.249,51.
- Bij exploot van 9 juli 2015 heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 ten laste van klager beslag gelegd op de auto van klager, te weten een [ ]. Het proces-verbaal van het beslag is op 13 juli 2015 aan klager betekend met aanzegging dat de openbare verkoop zal plaatsvinden op 28 augustus 2015.
4. De oorspronkelijke klacht
Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarders:
a: ten onrechte beslag willen leggen op zijn auto;
b: hem onheus bejegenen;
c: foto’s van zijn auto hebben gemaakt zonder zijn toestemming dan wel dit kenbaar hebben gemaakt en hiermee zijn privacy hebben geschonden.
5. De beslissing van de voorzitter
5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:
4.1 De klacht is ingediend tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor hetgeen op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet niet kan. Bij het onderzoek wie als beklaagde kan worden aangemerkt geldt als leidraad de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696). Uit dit arrest volgt dat bij klachten tegen een samenwerkingsverband de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt.
4.2 Nu gerechtsdeurwaarder sub 1 een dwangbevel heeft betekend en gerechtsdeurwaarder sub 2 het gewraakte beslag heeft gelegd, worden deze in de aanhef van deze beschikking vermelde gerechtsdeurwaarders als beklaagden aangemerkt. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.
4.3 Als uitgangspunt geldt dat de gerechtsdeurwaarder verplicht is om de ambtshandelingen, waartoe hij bevoegd is, te verrichten als hierom wordt verzocht. Op het moment dat de gerechtsdeurwaarder een opdracht tot het verrichten van een ambtshandeling ontvangt en er geen uitsluiting van bevoegdheid is, is daarmee automatisch de verplichting ontstaan tot het verrichten van de ambtshandeling.
4.4 In het onderhavige geval hebben de gerechtsdeurwaarders een opdracht ontvangen om beslag te leggen op een auto van klager en de executoriale verkoop daarvan aan te zeggen. Nu de gerechtsdeurwaarders, gelet op het onder overweging 4.3 overwogene, gehouden waren uitvoering aan hun ministerieplicht te geven, is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen geen sprake. Dat in de ambtelijke stukken ten onrechte de inmiddels niet meer bestaande bedrijfsnaam van klager staat vermeld, is gelegen in de omstandigheid dat de bedrijfsbeëindiging niet in het systeem van de gerechtsdeurwaarders is verwerkt. Dit gegeven kan niet als klachtwaardig worden geacht, te meer nu tevens de naam van klager zelf op de stukken vermeld staat.
4.5 Indien klager van mening is dat hij het totaal verschuldigde reeds heeft voldaan en dat de gerechtsdeurwaarders ten onrechte beslag op zijn auto hebben gelegd dan dient hij een executiegeschil aanhangig te maken. Executiegeschillen kunnen aan de voorzieningenrechter in kort geding worden voorgelegd.
4.6 Met betrekking tot klachtonderdeel b overweegt de voorzitter dat de enkele niet nader door klager onderbouwde stelling dat de gerechtsdeurwaarders hem onheus zouden hebben bejegend onvoldoende is om tuchtrechtelijk laakbaar handelen vast te kunnen stellen. Uit het verweerschrift valt bovendien op te maken dat klager telefonisch en aan de balie dusdanig taalgebruik heeft gebruikt, dat het begrijpelijk is dat de medewerkers van de gerechtsdeurwaarders werden bemoeilijkt om klager op te woord te staan. De gerechtsdeurwaarders hebben vanwege privacyoverwegingen niet gelijk aan klager bekend gemaakt dat de gevraagde medewerker ziek is. Dat is niet tuchtrechtelijk laakbaar.
4.7 Met betrekking tot klachtonderdeel c overweegt de voorzitter dat geen sprake is van schending van de privacy nu de auto van klager op de openbare weg is aangetroffen en gefotografeerd.
5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.
6. De gronden van het verzet
In verzet heeft klager aangevoerd dat hij zich niet herkent in de stelling van de gerechtsdeurwaarders dat juist hij dusdanig taalgebruik heeft gebruikt, dat het begrijpelijk is dat het de medewerkers van het gerechtsdeurwaarderskantoor werd bemoeilijkt hem te woord te staan. Verder voert klager aan dat de gerechtsdeurwaarders de incasso-opdracht terug hadden kunnen sturen naar de opdrachtgevers, nu zij op de hoogte waren van zijn financiële situatie. Hij heeft vele malen een inkomsten- en uitgavenformulier aan de gerechtsdeurwaarders gezonden. De gerechtsdeurwaarders hebben klager vanaf mei 2016 meermalen een sms gestuurd met het voorstel zijn vakantiegeld te gebruiken ter aflossing van de openstaande vordering, terwijl klager helemaal geen vakantiegeld ontvangt.
7. De beoordeling van de gronden van het verzet
7.1 Voor zover klager in verzet nieuwe klachtonderdelen naar voren heeft gebracht, zoals de door de gerechtsdeurwaarders verzonden sms’jes vanaf mei 2016, kan klager daarin niet worden ontvangen. In de procedure in verzet kan de oorspronkelijke klacht niet met nieuwe klachten worden aangevuld.
7.2 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. Anders dan de voorzitter in 4.6 heeft geoordeeld kan gelet op het verweer van klager niet worden vastgesteld hoe de communicatie telefonisch en op kantoor tussen partijen is verlopen. Thans kan dan ook niet worden vastgesteld dat de gerechtsdeurwaarder daarin iets te verwijten valt. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren verder geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De kamer merkt hierbij nog op dat het aan klager is om zijn financiële situatie per dossier of betalingsoverzichten aan de gerechtsdeurwaarders door te geven en dat het dus kan gebeuren dat hij informatie dient te verstrekken die hij reeds eerder ten behoeve van een ander dossier heeft verstrekt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
7.3 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.
BESLISSING:
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter, en
mr. A. Sissing en M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 december 2017, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.