ECLI:NL:TGDKG:2017:176 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/616377 / DW RK 16/1068
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2017:176 |
---|---|
Datum uitspraak: | 19-12-2017 |
Datum publicatie: | 28-12-2017 |
Zaaknummer(s): | C/13/616377 / DW RK 16/1068 |
Onderwerp: | Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw) |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Beslissing op verzet. De executiekosten zijn niet onnodig gemaakt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 19 december 2017 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 20 september 2016 met zaaknummer C/13/609062 DW RK 16/555 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/616377 / DW RK 16/1068 ingesteld door:
[ ],
wonende te [ ],
klager,
gemachtigde: [ ],
tegen:
1. [ ],
2. [ ],
gerechtsdeurwaarders te [ ],
beklaagden,
1. Ontstaan en verloop van de procedure
Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 1 juni 2016, heeft klager een klacht ingediend tegen (een medewerker van het kantoor van) beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders. Bij verweerschrift, ingekomen op 1 juli 2016, hebben de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 20 september 2016 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 20 september 2016. Bij e-mail, ingekomen op 3 oktober 2016, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 7 november 2017 alwaar gerechtsdeurwaarder sub 2, mede namens gerechtsdeurwaarder sub 1, is verschenen. Klager en zijn gemachtigde zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 19 december 2017.
2. De ontvankelijkheid van het verzet
Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.
3. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
- Op 18 mei 2016 is een vonnis op tegenspraak gewezen ten laste van klager.
- Op 30 mei 2016 is het vonnis aan klager betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen.
4. De oorspronkelijke klacht
4.1 Klager beklaagt zich er in hoofdzaak over dat de gerechtsdeurwaarders onnodige kosten maken.
4.2 Ter onderbouwing voert klager aan dat indien er eenvoudigweg een briefje zou zijn verzonden er geen rechtspraak plaats had hoeven plaatsvinden. Na de uitspraak wordt het verzoek tot betaling niet door middel van een brief gedaan, maar wordt deze bezorgd middels exploot met € 92,48 aan extra kosten. De kosten van de procedure overstijgen daarmee de werkelijke schuld. Dit getuigt van een onsympathieke houding en weinig empathie.
5. De beslissing van de voorzitter
5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:
4.1. Ingevolge het daartoe bepaalde in de Gerechtsdeurwaarderswet kunnen slechts klachten worden ingediend tegen gerechtsdeurwaarders (waaronder mede worden begrepen waarnemend-, toegevoegd- en kandidaat-gerechtsdeurwaarders). Klachten tegen medewerkers (in dit geval mw. [ ]) dienen daarbij te worden geacht te zijn gericht tegen gerechtsdeurwaarders, die voor de medewerkers verantwoordelijk zijn. Daarom wordt de verweervoerende gerechtsdeurwaarder aangemerkt als beklaagde, naast de door klager met naam genoemde gerechtsdeurwaarder. Hiermee is in de aanhef van de beschikking al rekening gehouden.
4.2. Zoals de gerechtsdeurwaarders terecht hebben aangevoerd is een schuldenaar zonder toestemming van de schuldeiser niet bevoegd het verschuldigde in gedeelten te voldoen. Niet ter discussie staat dat klager meerdere overeengekomen betalingsregelingen niet is nagekomen. In dit geval heeft de schuldeiser blijkbaar niet ingestemd met een nieuwe afbetalingsregeling en wenste de schuldeiser een executoriale titel. Klager kan de gerechtsdeurwaarder vervolgens niet verwijten dat de kosten zijn opgelopen door de gerechtelijke procedure. Zoals ook in de uitspraak van de rechter d.d. 18 mei 2016 is te lezen, is klager voldoende in de gelegenheid gesteld de vordering minnelijk, onder bepaalde voorwaarden, te voldoen. Eén van die voorwaarden betrof het volledig en tijdig betalen van de maandelijkse termijnen. Hierin is klager tekort geschoten. De stelling van klager dat het versturen van een enkele brief een rechtszaak had kunnen voorkomen is te algemeen en onvoldoende onderbouwd.
4.3. Voor zover de klacht van klager zich richt op het exploot, waardoor er € 92,48 aan extra kosten is bijgekomen, overweegt de voorzitter dat de gerechtsdeurwaarder verplicht is om het vonnis, alvorens executiemaatregelen te kunnen nemen, aan klager te betekenen. Dit volgt uit artikel 430 lid 3 Rv. In tegenstelling tot hetgeen klager in zijn klaagschrift stelt dient niet te worden gekeken of de gemaakte kosten in verhouding staan tot de hoofdsom. Als dat wel het geval zou zijn, zouden kleinere vorderingen als de onderhavige in het geheel niet meer geïncasseerd kunnen worden. De executiekosten (betekening vonnis, beslaglegging, over-betekening, etc.) bestaan immers uit vaste bedragen. Pas wanneer de kosten volledig onnodig zijn gemaakt, is er sprake van tuchtrechtelijk laakbaar handelen, maar dat kan in deze zaak niet uit de overgelegde producties worden opgemaakt.
5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.
6. De gronden van het verzet
In verzet heeft klager bestreden dat hij meerdere keren niet aan de betalingsverplichting heeft voldaan. De kantonrechter te [ ] heeft in zijn vonnis van 18 mei 2016 weliswaar overwogen dat klager de betalingsregeling diverse keren niet is nagekomen, maar klager heeft uitvoerig aangegeven waarom niet op de aanmaningen is ingegaan. Verder heeft klager aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarders de kosten volledig onnodig gemaakt hebben en er dan ook sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen.
7. De beoordeling van de gronden van het verzet
7.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
7.2 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.
BESLISSING:
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter, en
mr. A. Sissing en M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 december 2017, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.