ECLI:NL:TGDKG:2017:161 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 614528 / DW RK 16/949

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2017:161
Datum uitspraak: 19-09-2017
Datum publicatie: 05-10-2017
Zaaknummer(s): 614528 / DW RK 16/949
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond. De gerechtsdeurwaarder heeft de beslagvrije voet na het uitdrukkelijke verzoek tot herberekening binnen een redelijke termijn aangepast. Het niet tuchtrechtelijk laakbaar dat de gerechtsdeurwaarder heeft geweigerd de beslagvrije voet met terugwerkende kracht aan te passen, nu hij aanvoert dat de geïncasseerde gelden reeds aan de beslagleggers waren afgedragen. In dit geval heeft de gerechtsdeurwaarder aangevoerd dat de netto uitkering ruimschoots boven de beslagvrije voet blijft, zodat de uitkering van het vakantiegeld geheel onder het beslag valt.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 19 september 2017 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 16 augustus 2016 met zaaknummer C/13/608611 DW RK 16/503 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/614528 / DW RK 16/949 ingesteld door:

[  ],

wonende te [  ],

klager,

gemachtigde: [  ],

tegen:

[  ],

gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagde,

gemachtigde: [  ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 25 mei 2016, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 23 juni 2016, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 16 augustus 2016 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 16 augustus 2016. Bij e-mail, ingekomen op 30 augustus 2016, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Bij verweerschrift, ingekomen per e-mail op 3 augustus 2017, heeft de gerechtsdeurwaarder op het verzet van klager gereageerd. De gemachtigde van klager heeft schriftelijk medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 8 augustus 2017 alwaar de gerechtsdeurwaarder en zijn gemachtigde zijn verschenen. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 19 september 2017.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Op 9 augustus 2011 is een vonnis gewezen ten laste van klager.

-           Op 12 september 2011 heeft de gerechtsdeurwaarder het vonnis aan klager betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen.

-           Op 15 november 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder executoriaal beslag gelegd onder [  ].

-           Op 3 december 2014 heeft klager telefonisch aan de gerechtsdeurwaarder doorgegeven dat hij per januari 2015 een andere woning zou betrekken en de huurprijs dan gewijzigd zou worden naar € 570,00 per maand. De gerechts-deurwaarder heeft vervolgens om bewijsstukken verzocht.

-           Klager heeft op 12 januari 2015 nogmaals telefonisch contact opgenomen met de gerechtsdeurwaarder om te vragen wat de hoogte van de beslagvrije voet zou zijn bij een kale huurprijs van € 575,00 per maand. Aan klager is doorgegeven dat de hoogte dan € 1.278,54 zou zijn en dat deze pas aangepast wordt zodra de bewijsstukken daarvan door het kantoor zijn ontvangen.

-           Het voorgaande heeft de gerechtsdeurwaarder bij e-mail d.d. 12 januari 2015 aan klager bevestigd.

-           Klager ontkent de e-mail d.d. 12 januari 2015 van de gerechtsdeurwaarder te hebben ontvangen.

-           Bij e-mail van 12 mei 2016 heeft klager een exemplaar van het huurcontract, ingaande 1 maart 2015, verschaft aan de gerechtsdeurwaarder, nadat klager op 4 mei 2016 telefonisch had verzocht om de beslagvrije voet aan te passen.

-           De gerechtsdeurwaarder heeft de beslagvrije voet op 17 mei 2016 aangepast.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

a: na het doorgeven van gewijzigde omstandigheden een onjuiste beslagvrije voet hanteert;

b: niet bereid is om na overlegging van een nieuwe huurovereenkomst de aangepaste beslagvrije voet met terugwerkende kracht vanaf 1 maart 2015 toe te passen;

c: ten onrechte het vakantiegeld in mei 2016 onder het beslag laat vallen.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1. Met betrekking tot klachtonderdeel a overweegt de voorzitter dat klager stelt dat de gerechtsdeurwaarder een onjuiste beslagvrije voet hanteert. Indien die stelling al juist zou zijn - daarvan is overigens niet gebleken - betekent dat op zichzelf niet dat sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen van de gerechtsdeurwaarder. Bijzondere omstandigheden die dat anders zouden kunnen maken, zijn niet gesteld. De gerechtsdeurwaarder heeft klager op 3 december 2014 telefonisch en bij e-mail van 12 januari 2015 schriftelijk verzocht om bewijsstukken van diens stelling dat zijn huurprijs is gewijzigd teneinde de correcte beslagvrije voet te bepalen. Nu klager het huurcontract pas op 12 mei 2015 aan de gerechtsdeurwaarder heeft doen toekomen, gaat de gerechtsdeurwaarder tot die tijd uit van de informatie die hij tot zijn beschikking had. Klager dient de gerechtsdeurwaarder te voorzien van alle relevante informatie en daarbij te vragen de beslagvrije voet aan te passen. Indien dit niet het gewenste resultaat oplevert kan hij zich wenden tot de gewone rechter. De gerechtsdeurwaarder heeft de beslagvrije voet na het uitdrukkelijke verzoek tot herberekening binnen een redelijke termijn aangepast.

4.2. Met betrekking tot klachtonderdeel b overweegt de voorzitter dat in beginsel voor een gerechtsdeurwaarder een verplichting tot terugbetaling geldt als achteraf blijkt dat een onjuiste beslagvrije voet is toegepast. Bij beslissing inzake 737.2011 heeft de Kamer evenwel bepaald dat de beslagvrije voet niet met terugwerkende kracht behoeft te worden aangepast, als de beslagene kan worden verweten dat de beslagvrije voet niet kon worden vastgesteld, omdat aan beslagene is toe te rekenen dat onvoldoende of onjuiste gegevens zijn verschaft. Klager heeft in het onderhavige geval nagelaten het huurcontract tijdig aan de gerechtsdeurwaarder te doen toekomen, ondanks diens verzoek daartoe. Pas op 12 mei 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder het verzochte huurcontract ontvangen, nadat klager pas op 4 mei 2015 het uitdrukkelijke verzoek had gedaan tot aanpassing van de beslagvrije voet. Hierbij speelt een rol hetgeen de Kamer heeft beslist in de zaak met kenmerk 146.2012, namelijk dat terugbetaling door de gerechtsdeurwaarder slechts mogelijk is voor wat betreft de gelden die hij nog onder zich heeft. De gerechtsdeurwaarder is gehouden de door hem geïncasseerde gelden binnen een tot twee weken na ontvangst aan zijn opdrachtgever door te betalen. Gelet op het vorenstaande is het niet tuchtrechtelijk laakbaar dat de gerechtsdeurwaarder heeft geweigerd de beslagvrije voet met terugwerkende kracht aan te passen, nu hij aanvoert dat de geïncasseerde gelden vanaf 1 maart 2015 reeds aan de beslagleggers waren afgedragen.

4.3. Met betrekking tot klachtonderdeel c overweegt de voorzitter dat de Hoge Raad in zijn arrest van 31 oktober 2014 (ECLI:NL:HR:2014:3068) heeft bepaald dat, indien het maandelijkse inkomen in de maanden waarin het vakantiegeld wordt opgebouwd steeds boven de beslagvrije voet uitkomt, de jaarlijkse uitbetaling van het vakantiegeld geheel vatbaar is voor beslag. Dit is anders in de gevallen waarin het maandelijkse inkomen in die maanden steeds beneden de beslagvrije voet is gebleven of waarin de schuldenaar in de periode waarin het vakantiegeld werd opgebouwd een wisselend inkomen heeft genoten, waardoor het inkomen in sommige maanden beneden de beslagvrije voet bleef en in andere maanden daar bovenuit kwam. Het vakantiegeld is in de genoemde gevallen slechts vatbaar voor beslag voor zover het als maandelijkse aanspraak tezamen met het daadwerkelijk in die maanden genoten inkomen zou zijn uitgekomen boven de beslagvrije voet in die maanden, telkens per maand beoordeeld. Hierbij tellen ook de maanden mee waarin nog geen beslag op het inkomen lag. Doorslaggevend is of er beslag op het inkomen rust in de maanden waarin de uitbetaling van de het vakantiegeld plaatsvindt. In dit geval heeft de gerechtsdeurwaarder aangevoerd dat de netto uitkering ruimschoots boven de beslagvrije voet blijft, zodat de uitkering van het vakantiegeld geheel onder het beslag valt. Indien klager het niet eens is met de beslissing van de gerechtsdeurwaarder, inhoudende dat het vakantiegeld onder het beslag valt, dient hij zich te wenden tot de gewone rechter.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

6.1 Klager is het niet met de beslissing van de voorzitter van 16 augustus 2016 eens. De gerechtsdeurwaarder heeft hem noch op 3 december 2014, noch op 12 januari 2015 verzocht om toezending van stukken. Zelfs als zou de gerechtsdeurwaarder klager een mail op 12 januari 2015 hebben verzonden, dan had hij deze mail moeten rappelleren, aangezien hij ervan op de hoogte was dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden.

6.2 Verder is de beslissing van de voorzitter gebaseerd op een onjuiste vaststelling van feiten. Zo heeft klager op 12 mei 2016 een kopie van zijn huurcontract aan de gerechtsdeurwaarder verstrekt en niet op 12 mei 2015. De beslagvrije voet is vervolgens op 17 mei 2016 aangepast en niet op 17 mei 2015, zoals in de beslissing is opgenomen.

6.3 De klacht was niet gericht tegen de hoogte van de beslagvrije voet, maar tegen de weigering van de gerechtsdeurwaarder om de beslagvrije voet met ingang van

1 maart 2015 aan te passen. Het verzoek om herberekening heeft klager reeds in december 2014 en januari 2015 gedaan. De gerechtsdeurwaarder heeft niet eerder dan in mei 2016 expliciet verzocht om toezending van het huurcontract, aan welk verzoek klager per ommegaande heeft voldaan. De beslagvrije voet is dan ook niet binnen een redelijke termijn aangepast. Evenmin heeft klager nagelaten het huurcontract tijdig aan de gerechtsdeurwaarder te doen toekomen. De voorzitter heeft gelet op voorgaande ten onrechte geoordeeld dat de beslagvrije voet niet met terugwerkende kracht hoefde te worden aangepast.

6.4 De overweging van de voorzitter dat de gerechtsdeurwaarder zou zijn gehouden om de door hem ontvangen gelden binnen twee weken aan zijn opdrachtgever door te betalen is veel te algemeen en in dit geval onjuist en bovendien niet relevant, omdat de beslagvrije voet in dit geval met ingang van 1 maart 2015 aangepast had moeten worden.

6.5 De gerechtsdeurwaarder wist op het moment dat hij medio mei 2016 het vakantiegeld ontving dat de gehanteerde beslagvrije voet niet juist was en had het vakantiegeld dan ook geheel of gedeeltelijk aan klager moeten afdragen. Voor zover de gerechtsdeurwaarder zich op het standpunt stelt dat hij het vakantiegeld al aan zijn opdrachtgever had doorbetaald, dient dit voor zijn rekening en risico te blijven.

7. Het verweer in verzet van de gerechtsdeurwaarder

In verzet heeft de gerechtsdeurwaarder de door klager aangevoerde gronden gemotiveerd betwist. Voor zover nodig wordt hierna op dat verweer ingegaan.

8. De beoordeling van de gronden van het verzet

8.1 De Kamer volgt klager in zijn standpunt dat in de beschikking van 16 augustus 2016 ten onrechte is opgenomen dat hij op 12 mei 2015 een kopie van zijn huurcontract aan de gerechtsdeurwaarder heeft verstrekt en dat eveneens ten onrechte in de beschikking is opgenomen dat de gerechtsdeurwaarder de beslagvrije voet op 17 mei 2015 heeft aangepast. De Kamer is echter van oordeel dat niet kan worden aangenomen dat de voorzitter is uitgegaan van een onjuiste vaststelling van feiten, maar dat sprake is van een kennelijke verschrijving. Uit de stukken blijkt duidelijk dat klager niet eerder dan op 12 mei 2016 een kopie van zijn huurcontract heeft overgelegd, waarna de beslagvrije voet op 17 mei 2016 is aangepast. De in verzet tegen de beslissing van de voorzitter aangevoerde gronden leveren overigens geen nieuwe gezichtspunten op. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet tegen die beslissing dient ongegrond te worden verklaard.

8.2 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, en mr. Ch. A, van Dijk en

Mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van

19 september 2017, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.