ECLI:NL:TGDKG:2017:115 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 376.2016

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2017:115
Datum uitspraak: 18-07-2017
Datum publicatie: 01-08-2017
Zaaknummer(s): 376.2016
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Het verzenden van een brief met een gestelde betalingstermijn is niet tuchtrechtelijk laakbaar. De voorzitter is niet gebleken dat de gerechtsdeurwaarder in de procedure gericht tegen klager is uitgegaan van onjuiste bedragen. Klacht ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 18 juli 2017 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/606065 / DW RK 16/376 ingesteld door:

[  ] ,

wonende te [  ],

klager,

tegen:

[  ],

gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagde,

gemachtigde: mr. [  ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 8 april 2016, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. De klacht is aangevuld per e-mail van 19 april 2016. Bij verweerschrift, ingekomen op 11 mei 2016, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 6 juni 2017 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 18 juli 2017.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           De gerechtsdeurwaarder is belast met de incasso van een huurachterstand ten laste van klager.

-           Op 23 april 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder een sommatiebrief aan klager verzonden, met de mededeling dat de gerechtsdeurwaarder opdracht heeft om rechtsmaatregelen te treffen indien betaling voor 30 april 2014 uitblijft en dat ontruiming van het gehuurde hiervan dan het gevolg kan zijn.

-           Bij brief van 25 april 2014 heeft klager geklaagd over de inhoud van de brief van de gerechtsdeurwaarder van 23 april 2014. Klager heeft bij brief van

12 oktober 2015 gerappelleerd, waarop de gerechtsdeurwaarder bij brief van 27 oktober 2015 heeft gereageerd.

-           Bij exploot van 24 november 2014 is klager gedagvaard te verschijnen ter zitting van de kantonrechter te [  ] tegen 3 december 2014.

-           Bij brief van 28 november 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder, naar aanleiding van een betaling van klager van € 750,61, klager een overzicht van de openstaande vordering gestuurd.

-           Bij vonnis van de kantonrechter te [  ] van 5 augustus 2015 is klager veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag.

-           Bij brief van 19 januari 2016 heeft klager opnieuw zijn beklag bij de gerechtsdeurwaarder ingediend. Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder bij brief van 3 februari 2016 inhoudelijk gereageerd.

2. De klacht

Klager heeft de brief van de gerechtsdeurwaarder van 23 april 2014 als bedreigend en intimiderend ervaren, vanwege de aankondiging van het nemen van maatregelen. Klager beklaagt zich er verder over dat de gerechtsdeurwaarder in de dagvaarding een bedrag van € 750,61 heeft opgenomen, waarvan de betalingstermijn op de dag van het opmaken van de dagvaarding op 11 november 2014 slechts elf dagen verstreken was. Tevens heeft de gerechtsdeurwaarder de betaling van klager van

€ 750,61 op 30 maart 2015 genegeerd in zijn conclusie van repliek in conventie. Klager is als gevolg van het handelen van de gerechtsdeurwaarder veroordeeld tot het betalen van teveel griffiekosten en proceskosten.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn (kandidaat) gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt.  Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in voormelde zin oplevert.

4.2 De voorzitter overweegt dat de door de gerechtsdeurwaarder verzonden brief van 23 april 2014, met een gestelde betalingstermijn en de aankondiging van rechtsmaatregelen bij het niet tijdig voldoen van de vordering, dreigend kan overkomen, maar dat dit niet te voorkomen is. Dit soort brieven moet immers een termijnstelling bevatten zodat, als een reactie uitblijft, op enig moment de behandeling van de zaak kan worden voortgezet en de voorgestelde maatregelen rechtsgeldig kunnen worden genomen. Niet gezegd kan worden dat sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen.

4.3 De voorzitter is niet gebleken dat de gerechtsdeurwaarder in de procedure gericht tegen klager is uitgegaan van onjuiste bedragen. Dat de betalingstermijn van het verschuldigde bedrag ad € 750,61 slechts elf dagen was verstreken maakt niet dat deze vordering niet in de dagvaarding kon worden opgenomen. Verder kon de gerechtsdeurwaarder met de betaling van klager van € 750,61 op 30 maart 2015 geen rekening houden ter zitting van 25 maart 2015, toen de conclusie van repliek in conventie werd ingediend De gerechtsdeurwaarder heeft onbetwist verklaard dat hij voornoemde betaling wel bij de verdere executie van het vonnis heeft verwerkt. Overigens wordt nog opgemerkt dat in de dagvaarding is uitgegaan van een vordering van € 995,95 tot en met november 2014 en dat in het vonnis van 5 augustus 2015 een bedrag is toegewezen van € 933,22 tot en met maart 2015. Van een onredelijke, opgepompte vordering zoals klager stelt is dan ook niet gebleken.

4.4 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. J.H.C. Schouten, plaatsvervangend-voorzitter, en

mr. W.M. de Vries en mr. A.M. Maas, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 juli 2017, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.