ECLI:NL:TGDKG:2017:112 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 1160.2016

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2017:112
Datum uitspraak: 18-07-2017
Datum publicatie: 31-07-2017
Zaaknummer(s): 1160.2016
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Schade aan opgeslagen roerende zaken. De voorzitter is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 18 juli 2017 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 18 oktober 2016 met zaaknummer 818.2016 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/617828 / DW RK 16/1160 ingesteld door:

[  ],

wonende te [  ],

klager,

tegen:

[  ],

gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief, ingekomen op 27 juli 2016, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.             Bij verweerschrift, per e-mail ingekomen op 20 september 2016, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 18 oktober 2016 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 18 oktober 2016. Bij e-mailbericht, ingekomen op 30 oktober 2016, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 6 juni 2017 alwaar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 18 juli 2017.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Op 22 december 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder in het kader van de executieverkoop de (voormalige) woning van klager ontruimd. De aanwezige roerende zaken zijn in opdracht van de gemeente [  ] door [  ]. uit [  ] afgevoerd en opgeslagen.   

4. De oorspronkelijke klacht

Op het moment dat klager eind januari 2016 in de gelegenheid was gesteld om de containers te ontruimen, bleek dat deze niet goed waterdicht waren. Als gevolg daarvan is de hele boekenvoorraad onverkoopbaar geworden (klager heeft een antiquariaat) en heeft ook de inboedel schade opgelopen. De inboedel was ook niet goed verpakt. Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat deze geen aansprakelijkheid aanvaardt voor schade. Ook was de gerechtsdeurwaarder moeilijk bereikbaar.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Bij een ontruiming van een woning geeft een gerechtsdeurwaarder uitvoering aan een hem bij artikel 11 van de Gerechtsdeurwaarderswet voorgeschreven taak. Op grond van het bepaalde in artikel 556 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering en rechtspraak van de Hoge Raad is een executerende gerechtsdeurwaarder gerechtigd de inboedel uit de woning te verwijderen en aan de openbare weg te plaatsen. In dit geval was klager als eigenaar van de inboedel de eerst aangewezen persoon om voor tijdige ontruiming en afvoer van de inboedel zorg te dragen de aan de openbare weg geplaatste inboedel vervolgens af te voeren en op te slaan. De ambtelijke taak van de gerechtsdeurwaarder eindigt met het aan de openbare weg plaatsen van de inboedel. Niet gebleken is dat hij in dit geval enige bemoeienis heeft gehad bij het inpakken en afvoeren van de inboedel. Nadat de ontruiming is voltooid, heeft de gerechtsdeurwaarder behoudens zeer bijzondere omstandigheden die zijn gesteld noch gebleken geen zorgplicht meer ten aanzien van de ontruimde boedel.  

4.3 Het behoort tot de eigen verantwoordelijkheid van klager om voor hem waardevolle zaken veilig te stellen. Klager heeft dat niet gedaan, hoewel hij was gewaarschuwd. In ieder geval is niet gebleken dat de gerechtsdeurwaarder de ontruiming niet met de nodige zorgvuldigheid heeft uitgevoerd.

4.4 Het standpunt dat de gerechtsdeurwaarder heeft ingenomen in deze zaak, namelijk dat hij niet aansprakelijk is voor de kennelijk ontstane schade, hoe vervelend dat voor klager ook is, is dan ook niet in strijd met de tuchtrechtelijk norm.

4.5 Dat de gerechtsdeurwaarder kennelijk niet meer bereid was om over dit standpunt met de advocaat van klager in discussie te gaan en naar mag worden aangenomen heeft verwezen naar zijn verzekeraar, is evenmin in strijd met de tuchtrechtelijke norm.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder niet eerder dan in een schrijven aan de verzekering heeft verklaard dat hij zich niet aansprakelijk acht. Dat is maanden nadat klager hem op eigen verzoek aansprakelijk heeft gesteld. Verder verloopt de communicatie met de gerechtsdeurwaarder niet goed.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter juist en de door klager aangevoerde gronden geven geen aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

7.2 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. J.H.C. Schouten, plaatsvervangend-voorzitter, en

mr. W.M. de Vries en mr. A.M. Maas, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 juli 2017, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.