ECLI:NL:TGDKG:2017:111 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 670.2016

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2017:111
Datum uitspraak: 11-07-2017
Datum publicatie: 31-07-2017
Zaaknummer(s): 670.2016
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 11 juli 2017 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 21 juni 2016 met zaaknummer C/13/607330 DW RK 16/434 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/610864 / DW RK 16/670  ingesteld door:

[  ],

wonende te [  ],

klaagster,

tegen:

[  ],

gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagde,

gemachtigde: [  ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief, ingekomen op 3 mei 2016, heeft klaagster een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 11 mei 2016, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 21 juni 2016 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 21 juni 2016. De brief is retour ontvangen op 23 juni 2016 met de mededeling op de envelop dat klaagster niet meer op het desbetreffende adres woonachtig is. De Kamer heeft de beslissing van de voorzitter vervolgens bij e-mailbericht van 24 juni 2016 aan klaagster verzonden, met het verzoek om de juiste adresgegevens. Bij e-mailbericht van 27 juni 2016 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Klaagster heeft vervolgens in juli 2016 diverse e-mails aan de Kamer gezonden. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 30 mei 2017 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klaagster is niet ter zitting verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 11 juli 2017.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Klaagster is op 14 december 2015 gedagvaard in verband met een (gestelde) nog openstaande schuld. De dagvaarding is in persoon aan klaagster betekend.

-           Bij verstekvonnis van 3 februari 2016 is klaagster veroordeeld om het totaal gevorderde te voldoen. Het vonnis is op 23 maart 2016 in persoon aan klaagster betekend.

-           Op 2 mei 2016 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder [  ].

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat:

a: de vordering onterecht is;

b: de gerechtsdeurwaarder loonbeslag heeft gelegd, zonder dat zij hiervan op de hoogte was.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt.

4.2 Omdat een kantoor geen beklaagde kan zijn wordt, gelet op de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696), de in aanhef vermelde gerechtsdeurwaarder als beklaagde aangemerkt. Het dossier van klaagster kan worden aangemerkt als vallende onder zijn verantwoording. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.3 Met betrekking tot klachtonderdeel a overweegt de voorzitter dat klaagster bij verstekvonnis van 3 februari 2016 is veroordeeld tot het betalen van een geldsom. Als klaagster het niet eens was met de ingestelde vordering, had het op haar weg gelegen om haar verweer te voeren bij de rechter. Dat heeft klaagster niet gedaan. Het is noch aan de gerechtsdeurwaarder noch aan de voorzitter van de kamer om inhoudelijk in te gaan op de bezwaren van klaagster tegen de vordering. Dat klaagster niet naar de zitting is gegaan en ook geen verzet heeft ingesteld komt voor haar rekening en risico.

4.4 Met betrekking tot klachtonderdeel b overweegt de voorzitter dat in het exploot van betekening van het vonnis duidelijk staat beschreven wat de gevolgen zijn van het niet betalen van de vordering. Beslag leggen op de inkomsten van klaagster staat daarbij expliciet vermeld. Er bestaat voor de gerechtsdeurwaarder geen verplichting om klaagster op de hoogte te stellen van de beslagdatum. Pas als beslag is gelegd, dient dat te worden overbetekend. De gerechtsdeurwaarder heeft beslag op het inkomen van klaagster gelegd, omdat niet aan het vonnis was voldaan. Op de gerechtsdeurwaarder rust een ministerieplicht indien hem wordt verzocht een vonnis ten uitvoer te leggen. Tegen de tenuitvoerlegging van het vonnis kan klaagster slechts opkomen door een executiegeschil aan te spannen tegen de opdrachtgevers van de gerechtsdeurwaarder. 

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klaagster als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster aangevoerd dat rechtbank Arnhem nooit haar verweerschrift heeft ontvangen. Iemand anders heeft misbruik van haar e-mailadres gemaakt. Klaagster heeft nooit op het genoemde adres gewoond. Volgens haar is sprake van een onterecht loonbeslag. Ze verzoekt om het gelegde loonbeslag op te heffen.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter juist en de door klaagster aangevoerde gronden geven geen aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

7.2 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter, en

mr. A. Sissing en mr. J.J.L. Boudewijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 juli 2017, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.