ECLI:NL:TGDKG:2017:109 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 849.2016

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2017:109
Datum uitspraak: 21-02-2017
Datum publicatie: 18-07-2017
Zaaknummer(s): 849.2016
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond. Geen nieuwe feiten of omstandigheden gebleken.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 4

Beslissing van 21 februari 2017 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van de voorzitter van 2 augustus 2016 met zaaknummer C/13/606804/ DW RK 16/415 en het daartegen ingestelde verzet met nummer C/13/613153 / DW RK 16/849 ingesteld door:

[   ],

wonende te Sappemeer,

klaagster,

tegen:

[   ],

toegevoegd kandidaat gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigde: mr. [   ].

1. Verloop van de procedure

Voormelde beslissing van de voorzitter is bij brief van 2 augustus 2016 aan klaagster toegezonden. Bij verzetschrift ingekomen op 3 augustus 2016, heeft klaagster tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 10 januari 2017 in aanwezigheid van de gerechtsdeurwaarder en de gemachtigde. Klaagster heeft bij e-mail van 5 januari 2017 laten weten dat zij niet ter zitting zou verschijnen. De uitspraak is bepaald op 21 februari  2017.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Op 8 januari 2015 (de rechtbank leest: 8 januari 2016) is een vonnis gewezen ten laste van klaagster, waarbij zij onder meer is veroordeeld tot betaling van achterstallige huur en waarbij de ontruiming is uitgesproken.

-           Op 18 januari 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder het vonnis aan klaagster betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen. Hierin is de ontruiming aangekondigd op 25 januari 2016.

-           Door klaagster is vervolgens een moratorium aangevraagd, welke is toegekend bij voorlopige voorziening van 22 januari 2016, waardoor de ontruiming is opgeschort. De voorlopige voorziening verloor kracht door onvolledige betaling van de gebruiksvergoeding, zodat de ontruiming opnieuw is aangezegd tegen 22 februari 2016.

-           Hierop is door klaagster op 19 februari 2016 een kort geding procedure aangekondigd, waarna is besloten de inhoudelijke behandeling van het verzoek tot instelling van een moratorium op 16 maart 2016 af te wachten. Het moratoriumverzoek is bij vonnis van 23 maart 2016 afgewezen.

-           De gedwongen ontruiming is vervolgens aangezegd tegen 1 april 2016.

-           Door klaagster is een kort geding aanhangig gemaakt ter voorkoming van de ontruiming. De voorzieningenrechter heeft de door klaagster gevorderde voorzieningen bij vonnis van 31 maart 2016 afgewezen.

-           Klaagster heeft op 31 maart 2016 een bedrag van € 3.300,00 aan de gerechtsdeurwaarder betaald.

-           De gerechtsdeurwaarder heeft klaagster op 1 april 2016 telefonisch medegedeeld dat daarmee de ontruiming niet zou komen te vervallen en dat de gehele vordering diende te worden betaald.

-           De ontruiming heeft plaatsgevonden op 1 april 2016.

3. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

a: na betaling van € 3.300,00 toch besloten heeft haar woning te ontruimen;

b: haar tijdens de ontruiming een onjuist en steeds hoger wordend additioneel bedrag heeft gevraagd waarmee de ontruiming voorkomen zou kunnen worden.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft geoordeeld dat de klacht ongegrond is en heeft daartoe het volgende overwogen. Met betrekking tot klachtonderdeel a heeft de voorzitter overwogen dat een gerechtsdeurwaarder bij een ontruiming van een woning uitvoering geeft aan een hem bij wet voorgeschreven taak. Op grond van het bepaalde in artikel 11 van de Gerechtsdeurwaarderswet is een gerechtsdeurwaarder immers te allen tijde verplicht de ambtshandelingen waartoe hij bevoegd is, te verrichten wanneer hierom wordt verzocht.  Klaagster is gelet op de producties in voldoende mate geïnformeerd over de mogelijkheden om een ontruiming te voorkomen. De ontruiming kon enkel worden voorkomen bij volledige betaling. De betaling die door klaagster is verricht ter hoogte van € 3.300,00 was onvoldoende. Indien een gerechtsdeurwaarder wordt verzocht een titel te executeren is hij wettelijk verplicht om aan dat verzoek te voldoen. De gerechtsdeurwaarder heeft dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door de titel te executeren en de ontruiming te laten plaatsvinden.

5..2 Met betrekking tot klachtonderdeel b heeft de voorzitter overwogen dat de gerechtsdeurwaarder het standpunt van klaagster uitdrukkelijk heeft betwist. De gerechtsdeurwaarder heeft hieromtrent aangevoerd dat in een eerder verstrekte specificatie abusievelijk de kosten van de advocaat van de gerechtsdeurwaarder stonden vermeld. Dit is door de gerechtsdeurwaarder hersteld in een nadien verstrekte specificatie, waardoor het restantbedrag lager uitkwam. Nu enig klachtwaardig handelen ook op dit punt niet kan worden vastgesteld, dient de klacht als zijnde kennelijk ongegrond te worden afgewezen.

6. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klaagster heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in haar verzet kan worden ontvangen.

7. De gronden van het verzet

Klaagster is het niet eens met de beslissing van de voorzitter. Zij mocht ervan uitgaan dat zij de huur en niet de gebruikersvergoeding had betaald. De ontruiming was onrechtmatig. De gerechtsdeurwaarder was niet bevoegd om deze uit te voeren, omdat hij kandidaat is en geen gerechtsdeurwaarder. Ook heeft hij zich niet gelegitimeerd. Bovendien is de ontruiming slechts telefonisch gemeld van te voren en dus niet aangezegd. Tot slot is klaagster van mening dat zij een veel te groot bedrag moest betalen om de ontruiming te voorkomen. Het door de gerechtsdeurwaarder genoemde bedrag van € 6.100,00 ontbeert elke grond.

8. Het verweer in verzet

De gerechtsdeurwaarder heeft het verzet weersproken. De gerechtsdeurwaarder was toegevoegd aan een andere gerechtsdeurwaarder en was dus bevoegd om de ontruiming uit te voeren. Hij heeft wel degelijk zijn legitimatie getoond bij het binnentreden, al had klaagster daar niet om gevraagd. Klaagster is ontruimd omdat zij niet al het verschuldigde had betaald. Er is weliswaar in de specificatie aanvankelijk een fout gemaakt, maar die is vervolgens hersteld.

9. De beoordeling van de gronden van het verzet

9.1 Het onderzoek in verzet heeft  niet geleid tot de vaststelling van andere feiten of omstandigheden en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter.

9.2 Ten aanzien van de door klaagster gestelde onbevoegde ontruiming wordt overwogen dat nieuwe klachtonderdelen niet voor het eerst in verzet mogen worden aangevoerd. Ten overvloede wordt overwogen dat de ontruiming wel degelijk en ook tijdig is aangezegd. Overigens behoeft een ontruiming op grond van artikel 555 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering niet te worden aangezegd. Tot slot is niet gebleken dat de gerechtsdeurwaarder zich niet heeft gelegitimeerd en niet bevoegd was om de ontruiming uit te voeren.

10. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-           verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. S.P. Pompe, plaatsvervangend-voorzitter, mr. A.E. de Vos en mr. J.M. Wisseborn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 februari 2017 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.