ECLI:NL:TGDKG:2017:1 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 1004.2016

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2017:1
Datum uitspraak: 24-01-2017
Datum publicatie: 25-01-2017
Zaaknummer(s): 1004.2016
Onderwerp: Incassotraject
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond. Geen nieuwe feiten of omstandigheden gebleken.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 4

Beslissing van 24 januari 2017 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van de voorzitter van 30 augustus 2016 met zaaknummer C/13/608643/ DW RK 16/519 en het daartegen ingestelde verzet met nummer C/13/615076 / DW RK 16/1004 ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigde: mr. [   ].

1. Verloop van de procedure

Voormelde beslissing van de voorzitter is bij brief van 30 augustus 2016 aan klager toegezonden. Bij verzetschrift ingekomen op 9 september 2016, heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld. Klager heeft bij e-mail van 27 september 2016 nog nader gereageerd. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 13 december 2016. Klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 24 januari  2017.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           De gerechtsdeurwaarder is belast met het incasseren van achterstallige huur op klager. Klager heeft die vordering betwist en heeft zicht beroepen op de uitspraak van de  Huurcommissie van 9 september 2015.

-           In maart 2016 is er tussen klager en de gerechtsdeurwaarder per e-mail gecorrespondeerd.

-           Bij schrijven van 19 april 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder klager uitleg verschaft over de vordering en hem voor een laatste maal gesommeerd deze te voldoen, alvorens een gerechtelijke procedure zal worden opgestart.

-           Klager heeft hierop gereageerd bij schrijven van 22 april 2016, waarin hij zich beklaagt over de werkwijze van het kantoor van de gerechtsdeurwaarder en waarin hij tevens bezwaar maakt tegen de vordering.

3. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er in hoofdzaak over dat de gerechtsdeurwaarder:

a: geen inhoudelijke reacties geeft op zijn verweer;

b: geen reactie geeft op de klachtbrief van 22 april 2016;

c: hem dwingt tot het voldoen van een niet bestaande betalingsachterstand.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1. De voorzitter heeft overwogen dat de klacht ongegrond is en heeft daartoe het volgende overwogen. Van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij brieven of e-mails met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde incasso binnen een redelijke termijn beantwoordt. Uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde producties kan worden opgemaakt dat hij wel degelijk inhoudelijk en binnen een redelijke termijn op de brieven van klager heeft gereageerd.

5.2. Met zijn brief van 19 april 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder getracht de discussie met klager te beëindigen. In deze brief staat duidelijk de volgende zinsnede vermeld: “Op komende klachtbrieven etc. wordt niet meer door ons gereageerd.”. De gerechtsdeurwaarder heeft klager, gelet op de uitvoerige correspondentie die daaraan vooraf heeft plaatsgevonden, in deze minnelijke fase in voldoende mate uitleg verschaft over de aard en de hoogte van de vordering. Indien klager het niet eens is met de vordering, dan kan hij zijn verweer bij de civiele rechter kenbaar maken. Het ligt niet op de weg van de tuchtrechter om zich inhoudelijk te buigen over de vraag of een vordering al dan niet terecht is, maar enkel om te kijken of de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld.

5.3. De gerechtsdeurwaarder heeft klager enkel aangeschreven om een vordering te voldoen. Dwangmiddelen zijn daarbij niet ingezet. K lager verschilt met de gerechtsdeurwaarder van mening over de juistheid van de vordering. Het door de gerechtsdeurwaarder ten aanzien daarvan ingenomen en met argumenten onderbouwde standpunt is verdedigbaar, althans niet in strijd met de tuchtrechtelijke norm. Het ligt niet op de weg van de tuchtrechter op de inhoudelijke beoordeling van dit geschil in te gaan.

6. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

7. De gronden van het verzet

Klager is het niet eens met de beslissing van de voorzitter. De voorzitter is onvoldoende op de klacht ingegaan. Kennelijk heeft de voorzitter zich voor zijn beslissing gebaseerd op het verweer van de gerechtdeurwaarder, terwijl daarin onjuistheden staan.

8. Het verweer in verzet

De gerechtsdeurwaarder heeft verwezen naar het verweer tegen de klacht. Tevergeefs is getracht aan klager uit te leggen dat hij niets te maken heeft met het conflict tussen klager en zijn verhuurder. De gerechtsdeurwaarder heeft gewoon zijn werk gedaan. De incasso is zelfs even opgeschort in afwachting van de behandeling van de onderhavige klacht.

9. De beoordeling van de gronden van het verzet

9.1 Het onderzoek in verzet heeft  niet geleid tot de vaststelling van andere feiten of omstandigheden en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter.

9.2 Ook in verzet heeft klager gesteld dat de gerechtsdeurwaarder niet inhoudelijk is ingegaan op de argumenten die klager heeft aangedragen ter onderbouwing van zijn stelling dat de vordering van de opdrachtgever niet juist is. Dat is echter geen taak van een gerechtsdeurwaarder. Klager kan het de gerechtsdeurwaarder dus niet verwijten dat die op enig moment de discussie over de vordering heeft afgesloten. In ieder geval is niet gebleken dat de gerechtsdeurwaarder onzorgvuldig heeft gehandeld of zich onbetamelijk heeft gedragen. Als een opdrachtgever van een gerechtsdeurwaarder ondanks bezwaren van mening blijft dat wel van een vordering sprake is, kan een debiteur niets anders doen dan afwachten of de vordering aan de rechter wordt voorgelegd en dan verweer voeren. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is dan ook niet gebleken.   

10. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-           verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. J.H.C. Schouten, plaatsvervangend-voorzitter, mr. L. van Berkum en mr. J.J.L. Boudewijn leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 januari 2017 in tegenwoordigheid van de secretaris.