ECLI:NL:TAHVD:2017:99 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 160132-W

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2017:99
Datum uitspraak: 02-06-2017
Datum publicatie: 09-06-2017
Zaaknummer(s): 160132-W
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Wraking
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Eindbeslissing. Verzoeker heeft de voorzitter en een van de leden van de kamer gewraakt, op onder meer de grond dat de voorzitter niet heeft ingegrepen toen de gemachtigde van de beklaagde advocaat een naar het oordeel van verzoeker suggestieve, misleidende en kwestende mededeling aan het hof deed. Schijn van partijdigheid. Afwijzing van wrakingsverzoek. Van vooringenomenheid dan wel de schijn daarvan is geen sprake.

Beslissing

van 2 juni 2017

in de zaak 160132-W

naar aanleiding van de wrakingsverzoeken van:

verzoeker

tegen:

mrs. W.H.B. den Hartog Jager en J.S.W. Holtrop

leden van het Hof van Discipline

verweerders

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar zijn tussenbeslissing van 13 februari 2017, waarin het hof het onderzoek van het verzoek tot wraking van verweerders heeft heropend. Het hof heeft bepaald dat de behandeling van het verzoek zal worden voortgezet ter zitting van het hof van 10 april 2017 met oproeping van partijen om aanwezig te zijn.

De tussenbeslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TAHVD:2017:28.

2 VOORTZETTING VAN DE BEHANDELING VAN HET WRAKINGSVERZOEK

2.1 Na de tussenbeslissing heeft het hof kennis genomen van:

- de onder 1.5 van de tussenbeslissing genoemde stukken;

- het e-mailbericht van verzoeker aan zijn ex-echtgenote van 7 december 2014;

- de brief van verweerster aan het Gerechtshof van 25 maart 2015;

- het e-mailbericht van verzoeker met bijlagen (beschikking van het gerechtshof van 22 april 2012, brief van zijn raadsman aan het gerechtshof van 25 maart 2015 en de beschikking van het gerechtshof van 22 april 2015) aan het hof d.d. 15 februari 2017.

2.2 Ter openbare zitting van 10 april 2017, waar verzoeker en verweerder mr. Den Hartog Jager zijn verschenen, heeft het hof de behandeling van het wrakingsverzoek mondeling voortgezet. Mr. Holtrop heeft bericht verhinderd te zijn. Verzoeker heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

3 VERDERE BEOORDELING

3.1 Uit de overgelegde stukken en hetgeen klager heeft aangevoerd leidt het hof het navolgende af:

a. Tussen verzoeker en zijn voormalige echtgenote is een groot aantal ( verzoeker vermeldt meer dan twintig) procedures gevoerd waarbij het gezag over en de omgang met hun minderjarige zoon centraal stond. In de processtukken in die zaken is door de toenmalige advocaat van de vrouw in 2011 gewag gemaakt van mogelijke ontucht door verzoeker met minderjarigen.

b. In die procedures bleek dat partijen niet goed in staat waren onderlinge afspraken te maken over door een der partijen (veelal de vrouw) gewenste wijzigingen in omgangsdagen. Bij zijn beschikking van 25 april 2012 heeft het gerechtshof onder meer overwogen: ”Er is een voortdurende en zich intensiverende strijd tussen hen (lees: de ouders), ook over essentiële zaken die de minderjarige betreffen.”

c. In zijn beschikking van 5 november 2014 heeft het gerechtshof onder meer overwogen: “dat de communicatie tussen de ouders nog altijd buitengewoon moeizaam verloopt”; “teneinde de communicatie tussen partijen te verbeteren en het onderlinge wantrouwen weg te nemen, hebben beide partijen zich ter zitting van het hof bereid verklaard om onder begeleiding van een mediator te komen tot een nadere invulling van de omgangsregeling.” Het hof heeft vervolgens partijen verwezen naar een mediator en de beslissing aangehouden.

d. Bij brief van 7 december 2014 heeft verzoeker aan zijn voormalige echtgenote onder meer laten weten:” I have no interest to “build trust” with a pathological liar. My aim is to define practical agreements that reduce your stalking.” De mediation is in januari 2015 beëindigd.

e. Het gerechtshof heeft op 22 april 2015 een beslissing genomen over de omgangsregeling.

f. Bij verzoekschrift van 10 november 2015 heeft verzoeker wijziging van de omgangsregeling verzocht. In een negenenvijftig pagina’s tellend verweerschrift heeft de raadsvrouwe van de voormalige echtgenote onder meer aangevoerd dat verzoeker seksueel getinte spelletjes met zijn zonen speelt en niet wenst mee te werken.

g. Verzoeker heeft bij de Raad van Discipline een klacht over het optreden (het verweerschrift naar omvang en inhoud) van de raadsvrouwe (hierna ook: verweerster) ingediend. De raad heeft de onderdelen a, b en d gegrond verklaard. De raadsvrouwe is van deze beslissing in appel gekomen bij het hof. Bij de behandeling door het hof op 10 oktober 2016 hebben mrs. Den Hartog Jager en Holtrop het woord gevoerd en vragen gesteld over de communicatie tussen partijen, nu het gerechtshof in zijn beslissing van 5 november 2014 daarvoor aandacht heeft gevraagd.

h. De raadsman van verweerster heeft ter zitting melding gemaakt van een “zedenverleden” van verzoeker en aangevoerd dat verzoeker geen serieuze medewerking wilde verlenen aan de mediation, zoals verweerster dat ook aan het gerechtshof had bericht.

3.2 Het hof heeft uit de feitelijke gang van zaken, het p.v. van de zitting van 10 oktober 2016, de schriftelijke toelichting van mrs. Den Hartog Jager en Holtrop en de verklaring van mr. Den Hartog Jager onvoldoende aanknopingspunten kunnen afleiden, die grond opleveren voor wraking.

3.3 Van bekendheid met (de raadsman van) verweerster anders dan door eerdere louter functionele contacten is geen sprake geweest. Mr. Den Hartog Jager heeft voorts uiteengezet dat hij geen bijzondere aandacht aan de opmerkingen van die raadsman over het “zedenverleden “ van verzoeker heeft gegeven om te voorkomen dat een dergelijk emotioneel geladen uitlating aandacht zou krijgen, terwijl dit in de appelprocedure geen rol speelde. Bovendien wilde hij de vrijheid die een advocaat heeft om ter zitting naar voren te brengen datgene wat hij van belang acht respecteren. Van vooringenomenheid dan wel de schijn daarvan is dan ook geen sprake.

3.4 Ook de vraagstelling van mrs. Den Hartog Jager en Holtrop over de communicatie paste in de beoordeling van het appel. Immers verweerster stelde zich op het standpunt dat verzoeker geen uitvoering had willen geven aan de beslissing van het gerechtshof van 5 november 2014 en dat zij dit aan het gerechtshof kon en mocht berichten. Vragen daarover van mrs. Den Hartog Jager en Holtrop dienden helderheid daarover te brengen naar hun oordeel.

3.5 De conclusie van het hof is dan ook dat de verzoeken tot wraking moeten worden afgewezen.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

wijst af de wrakingsverzoeken van verzoeker van 27 oktober 2016 gericht tegen mr. W.H.B. den Hartog Jager, plv. voorzitter van het hof en tegen mr. J.S.W. Holtrop, plv. lid.

Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. A.R. Sturhoofd, J. Italianer, J.A. Schaap en G.R.J. de Groot, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Kikkert, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2017.

griffier voorzitter

De beslissing is verzonden op 2 juni 2017.