ECLI:NL:TAHVD:2017:68 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 160295

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2017:68
Datum uitspraak: 21-04-2017
Datum publicatie: 24-04-2017
Zaaknummer(s): 160295
Onderwerp: Aanwijzing, subonderwerp: Artikel 13 Advocatenwet: aanwijzing van een advocaat
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Eindbeslissing. In de tussenbeslissing heeft het hof het beklag ex art. 13 Aw aangehouden om te bezien of een advocaat kan worden aangewezen. De deken heeft vervolgens een advocaat aangewezen. Klager heeft te kennen gegeven dat hij niet wil worden bijgestaan door de aangewezen advocaat omdat hij hem niet vertrouwt. Het geuite wantrouwen mist echter feitelijke grondslag. Nu klager geen belang meer heeft bij zijn beklag zal het hof het beklag ongegrond verklaren.

Beslissing

van 21 april 2017

in de zaak 160295

naar aanleiding van het beklag van:

klager

tegen:

de deken

1 HET GEDING BIJ HET HOF

1.1 Het hof verwijst naar zijn tussenbeslissing van 6 maart 2017, waarbij het hof aanleiding heeft gezien om de verdere beoordeling van het beklag aan te houden ten einde te bezien of – in overleg met klager en de Raad voor Rechtsbijstand – een advocaat kan worden aangewezen/toegevoegd, dan wel, indien dat niet het geval is, het hof kennis te geven van argumenten die aan zodanige aanwijzing in de weg staan. Het hof heeft de zaak terugverwezen naar de deken en iedere verdere beslissing aangehouden.

De tussenbeslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TAHVD:2017:33.

1.2 Na deze tussenbeslissing heeft het hof kennis genomen van:

- de brief van klager aan het hof van 6 maart 2017;

- de brief van de deken aan het hof van 16 maart 2017;

- de brief van de deken aan het hof van 23 maart 2017;

- het e-mailbericht van klager aan het hof van 3 april 2017.

2 VERDERE BEOORDELING

2.1 Klager heeft de deken verzocht om op de voet van artikel 13 Advocatenwet een advocaat aan te wijzen om klager bij te staan in zijn strafzaak in hoger beroep. Na overleg met de Raad voor Rechtsbijstand heeft de deken op 23 maart 2017 besloten om alsnog een advocaat toe te wijzen aan klager, te weten mr. E.

2.2 Op 3 april 2017 heeft klager te kennen gegeven dat hij niet wil worden bijgestaan door mr. E omdat hij hem niet vertrouwt. Het geuite wantrouwen mist echter feitelijke grondslag, zodat het hof hieraan voorbij gaat. De omstandigheid dat mr. E indertijd verbonden was aan het advocatenkantoor H, welk kantoor toen niet bereid was klager bij te staan, en de omstandigheid dat de oud-deken mr. D verbonden was aan dat kantoor, rechtvaardigen dit wantrouwen niet. Dat geldt ook voor de stelling van klager dat het huidige kantoor van mr. E niet bereid was klager bij te staan. Aan de omstandigheid dat klager in [plaatsnaam] woont, dus op grote afstand van het kantoor van mr. E ([plaatsnaam]), kan het hof geen gewicht toekennen. Daarbij komt dat artikel 13 Advocatenwet er niet in voorziet om een advocaat aan te wijzen die in alle opzichten aan de wensen van klager voldoet. Voor het geven van een bevel aan de deken om een andere advocaat aan te wijzen is onder deze omstandigheden geen plaats.

2.3 Nu klager geen belang meer heeft bij zijn beklag – immers de deken heeft alsnog een advocaat voor klager aangewezen - zal het hof het beklag van klager tegen de beslissing van de deken ongegrond verklaren.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland van 11 oktober 2016 ongegrond.

Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. L. Ritzema, P.T. Gründemann, M.M.H.P. Houben en I.P.A. van Heijst, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Kikkert, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 april 2017.

griffier voorzitter

De beslissing is verzonden op 21 april 2017.