ECLI:NL:TAHVD:2017:64 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 160239

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2017:64
Datum uitspraak: 10-04-2017
Datum publicatie: 11-04-2017
Zaaknummer(s): 160239
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen eigen advocaat. De klacht is niet-ontvankelijk (de klachtonderdelen zien op dezelfde opdracht en hetzelfde feitencomplex als klaagster aan een eerdere klacht ten grondslag heeft gelegd). Bekrachtiging.  

Beslissing

van 10 april 2017

in de zaak 160239

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klaagster

tegen:

verweerder

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag (verder: de raad) van 22 augustus 2016, gewezen onder nummer 15-612/DH/DH, aan partijen toegezonden op 22 augustus 2016, waarbij klaagster niet-ontvankelijk is verklaard in haar klacht tegen verweerder. 

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSGR:2016:166.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klaagster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 14 september 2016 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de brief van klaagster van 16 januari 2017;

-    het e-mailbericht van klaagster van 5 februari 2017.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 6 februari 2017, waar verweerder is verschenen. Klaagster was met bericht van kennisgeving afwezig. 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a.    klaagster onjuist heeft geïnformeerd over de hoogte van de kosten van zijn werkzaamheden en voor een eenvoudige opdracht EURO 6500,- in rekening heeft gebracht in plaats van het betaalde voorschot van EURO 500,-;

b.    tekort is geschoten in de uitvoering van de opdracht en in plaats daarvan schijnproblemen heeft gecreëerd met de Franse notaris en de daarmee gemoeide werkzaamheden in rekening heeft gebracht;

c.    het ten onrechte heeft doen voorkomen alsof hij problemen had opgelost, terwijl de dochter van klaagster dit had gedaan;

d.    niet is ingegaan op de door klaagster geuite klachten, terwijl hij voor haar klachten wel kosten in rekening heeft gebracht;

e.    heeft geweigerd mee te werken aan expliciete aanwijzingen van de Franse notaris ten behoeve van een geldige eigendomsoverdracht van de woning in [plaatsnaam], maar het eigendom van de woning in strijd met de wettelijke regels zonder wettelijke apostilles heeft willen overdragen;

f.    van 23 mei 2014 tot 29 mei 2014 onbereikbaar voor klaagster is geweest voor het geven van een reactie op haar vragen;

g.     het, naar aanleiding van de weigering van klaagster sinds 23 mei 2014 om een geldige machtiging te tekenen, ten onrechte heeft doen voorkomen alsof hij niet bereikbaar was;

h.    het ondanks de e-mail van klaagster van 22 mei 2014 waarin het rekeningnummer stond vermeld, heeft doen voorkomen alsof hij niet op de hoogte was van het rekeningnummer van klaagster, waarop de koopsom gestort diende te worden;

i.    zich op 28 mei 2014 aan de zaak heeft onttrokken.

4    FEITEN

In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5    BEOORDELING

5.1    Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.   

5.2    De grieven van klaagster tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 22 augustus 2016, onder nummer 15-612/DH/DH.

Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. G.W.S. de Groot, J.S.W. Holtrop, J. Italianer en J.A. Schaap, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Kikkert, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 april 2017.

griffier    voorzitter    

De beslissing is verzonden op 10 april 2017.