ECLI:NL:TAHVD:2017:28 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 160132W

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2017:28
Datum uitspraak: 13-02-2017
Datum publicatie: 14-02-2017
Zaaknummer(s): 160132W
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Berichten aan derden
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Tussenbeslissing tav wrakingsverzoek Mr. Den Hartog Jager heeft de griffier verzocht om overlegging van stukken aan het hof. De overlegging van die stukken heeft de kamer van het Hof van Discipline en verzoeker niet bereikt. Nu het wrakingsprotocol van het hof in artikel 3 lid 2 de mogelijkheid biedt tot die overlegging, heropent het hof de behandeling en draagt de griffier op de stukken in het dossier te voegen.

Beslissing                                   

van 13 februari 2017

in de zaak 160132-W

naar aanleiding van het wrakingsverzoek van:

verzoeker

tegen:

verweerders

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

1.1    Bij beslissing van 18 april 2016 heeft de Raad van Discipline in het ressort Den Haag (verder: de raad), gewezen onder nummer 15-310/DH/DH, aan partijen toegezonden op 18 april 2016, het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van 26 oktober 2015, waarbij de voorzitter de klacht van klager tegen verweerster, mr. M, kennelijk ongegrond en kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, deels gegrond en deels ongegrond verklaard. Klachtonderdeel b is deels gegrond verklaard en aan verweerster is de maatregel van een waarschuwing opgelegd met de veroordeling van verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,00 en proceskosten van € 25,00 aan klager en de kosten van de behandeling van de zaak van € 1.000,00 aan de Nederlandse Orde van Advocaten. De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSGR:2016:85. 

1.2    Tegen deze beslissing van de raad is verzoeker in hoger beroep gekomen bij het Hof van Discipline (verder: het hof). De zaak is behandeld ter zitting van het hof van 10 oktober 2016 door mr. W.B.H. den Hartog Jager, voorzitter, en mrs. J.S.W. Holtrop, A.J. Louter, H.J. de Groot en F.A.M. Knüppe.

1.3    Op 27 oktober 2016 heeft verzoeker verweerders Den Hartog Jager en Holtrop gewraakt.

1.4    Verweerders hebben niet berust in de wraking en hebben op 22 november 2016 een reactie op het wrakingsverzoek ingediend. Verzoeker heeft bij e-mail van 12 december 2016 met bijlagen, zijn verzoek tot wraking nader toegelicht. Verweerders hebben daarop bij e-mail van 13 december 2016 gereageerd.

1.5    Bij e-mailbericht van 14 december 2016 heeft mr. Den Hartog Jager aan de griffier van het hof verzocht om een drietal stukken - de beschikking van het Gerechtshof, de brief van verzoeker aan zijn ex-echtgenote en de brief van verweerster aan het Gerechtshof - aan het dossier toe te voegen.

1.6     Het hof heeft het wrakingverzoek behandeld ter openbare zitting van 19 december 2016, waar verzoeker is  verschenen. Verweerders zijn niet verschenen.

1.7    Het hof heeft bij zijn beslissing acht geslagen op de stukken die op de zaak betrekking hebben, met uitzondering van de onder 1.5 genoemde stukken, en op het verhandelde ter zitting.

2    BEOORDELING

2.1    Ingevolge het bepaalde in artikel 56 lid 6 van de Advocatenwet in verbinding met artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering is wraking van een lid van het hof mogelijk op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Het hof heeft derhalve te onderzoeken of dergelijke feiten of omstandigheden door verzoeker zijn gesteld en aannemelijk zijn geworden.

2.2    Uitgangspunt daarbij is dat een lid van het hof moet worden vermoed uit hoofde van haar/zijn benoeming (respectievelijk bij een advocaat lid uit hoofde van haar/zijn verkiezing) onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat het lid jegens de verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij de verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.

2.3    Verzoeker heeft mr. Den Hartog Jager gewraakt, stellende dat toen de gemachtigde, mr. K, van verweerster mr. M, een - naar het oordeel van verzoeker - suggestieve, misleidende en kwetsende mededeling aan het hof deed hij niet heeft ingegrepen, ook niet toen verzoeker hem daarop aansprak. Mr. Den Hartog Jager zou daarbij verbolgen hebben gereageerd met de - aldus verzoeker - denigrerende uitleg “dat in rechtspraak beide partijen nu eenmaal het woord krijgen”. Voorts stelt verzoeker dat zijn woorden daarbij herhaald verkeerd werden samengevat en dat hem suggestief woorden in de mond werden gelegd, terwijl er ook sprake was van een ‘ons kent ons’-sfeer met de gemachtigde van Mr M, […]. Volgens verzoeker duidt die bejegening op partijdigheid en is in ieder geval de schijn daartoe bij hem opgewekt.

2.4    Verzoeker verwijt mr. Holtrop dat zijn wijze van vraagstelling en de ‘ons kent ons’-sfeer met de gemachtigde van Mr M, mr. K, bij verzoeker de indruk wekte dat er sprake zou zijn van vooringenomenheid en dat werd toegewerkt naar een ongegrondverklaring van zijn klacht tegen mr. M.

2.5    Verweerders hebben in hun e-mail van 22 november 2016 en 13 december 2016 ontkend vooringenomen te zijn en aangegeven dat zij op de zitting van 10 oktober 2016 hebben bedoeld te vragen naar de visie van [klager] ‘over de verhouding tussen de opdracht van het gerechtshof aan partijen en de inhoud van zijn e-mail van 7 december 2014 aan de wederpartij’. Naar mededeling van verweerders was het immers deze e-mail die voor Mr. M aanleiding was om het gerechtshof te berichten zoals zij deed. Mr. Den Hartog Jager heeft bij e-mail van 14 december 2016 verzocht om overlegging van die stukken aan het hof.

2.6    De overlegging van die stukken heeft de kamer van het Hof van Discipline en verzoeker niet bereikt. Nu het wrakingsprotocol van het hof in artikel 3 lid 2 de mogelijkheid biedt tot die overlegging, zal het hof de behandeling heropenen en de griffier opdragen de stukken als bedoeld in de mail van mr. Den Hartog Jager van 14 december 2016 in het dossier te voegen en wordt een nieuwe datum bepaald om de behandeling van dit verzoek voort te zetten.

2.7    Verweerders hebben in de mail van 22 november 2016 ook aangegeven niet ter zitting van 19 december 2016 te verschijnen en dat zij, indien verschijning wenselijk geacht werd, dat dan zouden willen vernemen.

Het hof acht het wenselijk dat verweerders ter nadere zitting zullen verschijnen, mede gelet op de hierboven aangeduide verschillende “beleving” van hetgeen zich ter zitting van het Hof van Discipline d.d. 10 oktober 2016 heeft voorgedaan.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

heropent het onderzoek van het verzoek tot wraking van mrs. W.H.B den Hartog Jager en J.S.W Holtrop en bepaalt dat de behandeling van het verzoek zal worden voortgezet ter zitting van het hof van 10 april 2017 te 14.00 uur met oproeping van partijen om op die datum aanwezig te zijn;

houdt iedere verdere beslissing aan.

Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. M.M.H.P. Houben, R.H. Broekhuijsen, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.E. Oorburg, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2017.

griffier    voorzitter    

De beslissing is verzonden op 13 februari 2017.