ECLI:NL:TAHVD:2017:265 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 170176

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2017:265
Datum uitspraak: 15-12-2017
Datum publicatie: 20-12-2017
Zaaknummer(s): 170176
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: Klacht tegen advocaat van de wederpartij, inhoudende dat tuchtrechtelijk verwijtbaar is gehandeld doordat zij in een zaak, waarin zij de wederpartij die zich schuldig heeft gemaakt aan internationale kinderontvoering, een brief heeft geschreven waarin zij zich heeft bediend van ongeoorloofde drukmiddelen. De klacht is ook in hoger beroep gegrond. Berisping en proceskostenveroordeling. Bekrachtiging.

 Beslissing

van 15 december 2017

in de zaak 170176

naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerster

tegen:

klager

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort‘s-Hertogenbosch (verder: de raad) van 22 mei 2017, onder nummer 16-960/DB/OB, aan partijen toegezonden op 22 mei 2017, waarbij van de klacht van klager tegen verweerster klachtonderdeel 1 gegrond en klachtonderdeel 2 ongegrond is verklaard. Aan verweerster is de maatregel van berisping opgelegd, met veroordeling van verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- en de reiskosten van € 50,- aan klager en van de kosten van de behandeling van de zaak van € 1.000,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten.  

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2017:101.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij verweerster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 16 juni 2017 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van klager;

-    de brief van klager van 8 september 2017.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 3 november 2017, waar klager en verweerster zijn verschenen. Klager heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven en voor zover nog van belang in hoger beroep, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

in een zaak, waarin zij de wederpartij bijstaat die zich schuldig heeft gemaakt aan internationale kinderontvoering, een brief heeft geschreven

1)    waarin zij zich bedient van ongeoorloofde drukmiddelen en

2)    (…)

4    FEITEN

Het volgende is komen vast te staan:

In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5    BEOORDELING

5.1    Voor zover klager in de op 31 juli 2017 door het hof ontvangen antwoordmemorie nieuwe klachten heeft aangevoerd, gaat het hof daaraan voorbij nu deze klachten niet zijn ingediend op de in artikel 46c van de Advocatenwet voorziene wijze. Voor zover klager in zijn antwoordmemorie hoger beroep heeft ingesteld tegen de ongegrondverklaring door de raad van klachtonderdeel 2, zal klager in dit hoger beroep niet-ontvankelijk worden verklaard nu artikel 56 lid 1 Advocatenwet bepaalt dat tegen een beslissing van de raad hoger beroep kan worden ingesteld gedurende 30 dagen na de verzending van die beslissing en de Advocatenwet geen grondslag biedt voor het instellen van incidenteel appel na afloop van die termijn. Het hoger beroep van klager is ruim na het verstrijken van de beroepstermijn ontvangen en daarom is dit beroep wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk.

5.2    Het geschil in hoger beroep is daarmee beperkt tot het door de raad gegrond geachte klachtonderdeel 1 en de daaraan gekoppelde maatregel . Het onderzoek in hoger beroep ten aanzien van dit klachtonderdeel en de opgelegde maatregel heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt. De grieven van verweerster tegen de beslissing van de raad worden verworpen en de beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

5.3    Nu de klacht gedeeltelijk gegrond is verklaard en een maatregel is opgelegd zal het hof overeenkomstig artikel 48 lid 6 Advocatenwet bepalen dat de kosten die klager in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken door verweerster aan klager worden vergoed. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van € 50,- aan reiskosten.

5.4    Nu de klacht gedeeltelijk gegrond is verklaard en een maatregel is opgelegd zal het hof overeenkomstig artikel 48 lid 6 Advocatenwet bepalen dat de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak door verweerster aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden vergoed. Deze kosten moeten binnen vier weken na heden worden betaald.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep;

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort‘s-Hertogenbosch van 22 mei 2017, onder nummer 16-960/DB/OB;

veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 50,- aan klager;

veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten in hoger beroep van € 1.000,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten te betalen binnen vier weken na deze uitspraak door overmaking op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling hoger beroep zaaknummer HvD 170176”.

Aldus gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. A.B.A.P.M. Ficq, A.R. Sturhoofd, C.A.M.J. Raymakers en M. Pannevis, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Kikkert, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2017.

griffier    voorzitter            

De beslissing is verzonden op 15 december 2017.