ECLI:NL:TAHVD:2017:250 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 170218

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2017:250
Datum uitspraak: 15-12-2017
Datum publicatie: 18-12-2017
Zaaknummer(s): 170218
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Bekrachtiging van de uitspraak van de raad.

Beslissing

van 15 december 2017

in de zaak 170218

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag (verder: de raad) van 3 juli 2017, gewezen onder nummer 17-025 aan partijen toegezonden op 3 juli 2017, waarbij een klacht van klager tegen verweerder niet-ontvankelijk is verklaard.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSGR:2017:105.

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 31 juli 2017 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van verweerder.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 10 november 2017, waar klager is verschenen. Klager heeft gepleit aan de hand van een pleitnota. Verweerder heeft een kwartier na aanvang van de behandeling van de zaak laten doorgeven dat hij vertraging had en ongeveer een uur later zou zijn. Verweerder heeft geen aanhouding gevraagd. Het hof heeft de behandeling van de zaak zonder verweerder voortgezet.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij, ondanks diverse verzoeken van klager daartoe, klager zijn originele stukken niet wenst terug te geven. Deze stukken betreffen onder andere het testament van klager, de akte inzake de huwelijksvoorwaarden en diverse polissen. Klager heeft hierover sinds 2002 meerdere malen contact met verweerder opgenomen.

3.2 Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht. In de periode tussen oktober 2002 en april 2010 heeft hij met behulp van verschillende dekens en advocaten getracht om verweerder ertoe te bewegen de betreffende stukken aan klager te retourneren. Ter zitting van 1 mei 2017 van de raad heeft klager verklaard dat hij, na zijn laatste poging in april 2010, niets meer heeft ondernomen om verweerder tot afgifte van de stukken te bewegen, tot aan de indiening van zijn onderhavige klacht bij de deken op 12 juli 2016.

4 FEITEN

In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5 BEOORDELING

5.1 Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die zijn vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt. De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad wordt derhalve bekrachtigd.

5.2 Hierbij merkt het hof op dat de omstandigheid dat het handelen van verweerder hem thans niet meer tuchtrechtelijk verweten kan worden, niet wegneemt dat verweerder gehouden blijft om de (originele) stukken van klager die verweerder nog in zijn bezit heeft, aan klager af te geven.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 3 juli 2017, gewezen onder nummer 17-025.

Aldus gewezen door mr. P.M.A. de Groot-van Dijken, voorzitter, mrs. L. Ritzema, G.W.S. de Groot, M.L. Weerkamp en H.J. de Groot, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.E. Oorburg-Hundscheid, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2017.

griffier voorzitter

De beslissing is verzonden op 15 december 2017.