ECLI:NL:TAHVD:2017:247 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 170259

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2017:247
Datum uitspraak: 04-12-2017
Datum publicatie: 18-12-2017
Zaaknummer(s): 170259
Onderwerp: Aanwijzing, subonderwerp: Artikel 13 Advocatenwet: aanwijzing van een advocaat
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Art. 13-beklag Naar het oordeel van het hof hebben de procedures die klager wenst aan te vangen geen redelijke kans van slagen. Volgt ongegrondverklaring van het beklag.

Beslissing

van 4 december 2017

in de zaak 170259

naar aanleiding van het beklag van:

klager

tegen:

de deken

1 HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ART. 13 LID 1 ADVOCATENWET

Klager heeft bij de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam, verder te noemen ‘de deken’, een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. Bij brief van 4 augustus 2017 heeft de deken dit verzoek afgewezen. In een klaagschrift van 12 september 2017, binnengekomen ter griffie van het hof op 13 september 2017, heeft klager zich beklaagd over het feit dat de deken zijn verzoek heeft afgewezen.

2 HET GEDING BIJ HET HOF

2.1 Het klaagschrift is op 13 september 2017 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de reactie op het beklagschrift van de deken van 6 oktober 2017, binnengekomen ter griffie van het hof op 6 oktober 2017.

2.3 Het beklag is door het hof op 6 november 2017 in raadkamer behandeld.

3 FEITEN

3.1 Het volgende is komen vast te staan.

3.2 Klager is door een dispuut over te betalen servicekosten met betrekking tot zijn toenmalige woning in Amsterdam in conflict geraakt met de Vereniging van Eigenaren (VvE). Dit heeft geresulteerd in een procedure tussen klager en de VvE, waarbij klager gebruik heeft gemaakt van zijn rechtsbijstandsverzekering van D en in de procedure is bijgestaan door een jurist van D. De vordering van de VvE is bij vonnis van de rechtbank van 12 juli 2012 toegewezen en de reconventionele vordering van klager is afgewezen. D heeft voor klager hoger beroep ingesteld om de termijn zeker te stellen en heeft met instemming van klager een externe advocaat, mr. M, om een second opinion gevraagd over de kans van slagen van het hoger beroep. Mr. M achtte geen redelijke kans op succes aanwezig. D heeft nogmaals aan een externe advocaat, mr. V, gevraagd een procesadvies uit te brengen. Ook mr. V achtte de kans op succes zeer gering tot nihil. Daarop heeft D de rechtsbijstand beëindigd. Klager is bij arrest van het gerechtshof van 30 juli 2013 niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep.

3.3 Klager is voorts in geschil geraakt met B in verband met in klagers ogen bouwkundige gebreken aan een andere woning. Het Bureau voor Bouwpathologie heeft in opdracht van D een deskundigenrapport opgesteld en negatief geadviseerd over de kansen B wegens gebreken in de bouw aan te spreken. D heeft aan klager voorgesteld een externe advocaat advies te vragen over de haalbaarheid van een procedure tegen de B, maar klager wilde daar geen gebruik van maken. D heeft daarop het dossier gesloten.

3.4 Klager is eigenaar geweest van een appartement in Zaandam. Klager had het appartement in strijd met het zogenaamde huurbeding verhuurd. De huurders hebben niet willen meewerken aan bezichtiging en taxatie van het appartement. In verband met oplopende betalingsachterstand is het appartement uiteindelijk in januari 2016 door de bank geveild, waarna een restschuld van klager overbleef. Klager wilde een vordering tot schadevergoeding tegen de bank instellen. Op 7 oktober 2016 heeft mr. A op verzoek van klager een advies uitgebracht over de haalbaarheid daarvan. Zij concludeerde dat er onvoldoende kans op succes was.

4 BEOORDELING

4.1 Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de procedure, die klager wil beginnen, geen redelijke kans van slagen heeft.

4.2 Klager beklaagt zich er in de eerste plaats over dat de deken hem geen advocaat wil toewijzen voor een procedure tegen de D op grond dat de D hem niet wil bijstaan in zijn geschil met de B.

Naar het oordeel van het hof heeft de deken dit verzoek op juiste gronden afgewezen, nu het Bureau Bouwpathologie geen redelijke kans aanwezig achtte om B voor gebreken in de bouw aan te spreken, en klager geen gebruik heeft willen maken van de door D geboden mogelijkheid om een externe advocaat nog te laten adviseren. Een procedure tegen de D heeft dan geen redelijke kans van slagen.

4.3 Voor zover ook onderdeel van het beklag is dat de deken aan klager geen advocaat heeft toegewezen voor een procedure tegen D over het geschil van klager met de VvE neemt het hof in ogenschouw dat D de door klager gewenste procedure in hoger beroep tegen de VvE tot twee maal toe heeft laten toetsen door externe advocaten, die beiden geen redelijke kans van slagen aanwezig achtten. Dat deze advocaten met hun advies “aanwijsbaar verkeerd” zaten, zoals klager stelt, is in het geheel niet onderbouwd.

De deken heeft ook hier terecht de aanwijzing van een advocaat om D aan te spreken wegens beëindiging van de rechtsbijstand, geweigerd.

4.4 Met betrekking tot het geschil van klager met de bank overweegt het hof dat klager in zijn beklag niets heeft gezegd over het uitgebreide en onderbouwde advies dat mr. A op 7 oktober 2016 op verzoek van klager heeft uitgebracht. Zij acht de aanvankelijk door de bank voor de executieveiling opgegeven reden - oplopende betalingsachterstand - onvoldoende maar de redenen die nadien zijn aangevoerd - het niet meewerken door de huurders aan bezichtigingen en taxatie - wel voldoende, waarbij zij tevens noemt dat de woning verhuurd was en er beslag op lag zodat onderhandse verkoop op korte termijn niet mogelijk was.

Naar het oordeel van het hof heeft de deken uit dit advies terecht afgeleid dat een procedure tegen de bank geen redelijke kans van slagen had, zodat er ook in deze kwestie een gegronde reden was om het verzoek op grond van artikel 13 Advocatenwet af te wijzen.

4.5 Het beklag is mitsdien in alle onderdelen ongegrond.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 4 augustus 2017 ongegrond.

Aldus gewezen door mr. P.M.A. de Groot-van Dijken, voorzitter, mrs. M.M.H.P. Houben, J. Italianer, J.R. Krol en V. Wolting, in tegenwoordigheid van mr. B.P.L. de Vries, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2017.

griffier voorzitter

De beslissing is verzonden op 4 december 2017.