ECLI:NL:TAHVD:2017:165 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 170082
ECLI: | ECLI:NL:TAHVD:2017:165 |
---|---|
Datum uitspraak: | 28-08-2017 |
Datum publicatie: | 29-08-2017 |
Zaaknummer(s): | 170082 |
Onderwerp: | Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Bekrachtiging van de beslissing van de raad (16-1102/BD/LI) - klachten ongegrond |
Beslissing
van 28 augustus 2017
in de zaak 170082
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klaagster
tegen:
verweerder
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch (verder: de raad) van 20 februari 2017, gewezen onder nummer 16-1102/DB/LI, aan partijen toegezonden op 20 februari 2017, waarbij de klachtonderdelen 1, 2, 3, 4, 5 en 7 ongegrond zijn verklaard, klaagster niet-ontvankelijk is verklaard in klachtonderdeel 6 voor zover het klachtonderdeel ziet op de aanwezigheid van klaagsters zus bij een zitting in 2010 en klachtonderdeel 6 ongegrond is verklaard voor zover het klachtonderdeel ziet op de aanwezigheid van klaagsters zoon bij een bespreking ten kantore van verweerder.
De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2017:33.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij klaagster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 17 maart 2017 per e-mail en op 20 maart 2017 per post ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- een antwoordmemorie van verweerder, ingekomen ter griffie van het hof per e-mail op 2 mei 2017 en per post op 3 mei 2017.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 26 juni 2017, waar klaagster vergezeld van haar dochter en van mr. S als haar gemachtigde, en verweerder zijn verschenen.
3 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven en voor zover in hoger beroep nog van belang, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:
1. (…)
2. (…)
3. niet deskundig was; de hele zaak heeft tien jaar geduurd en hij beloofde een resultaat van € 500.000,--, maar het vonnis bepaalde dat klaagster slechts € 140.000,-- toekwam;
4. (…)
5. niet integer is, want hij maakte een onjuiste belofte voor wat betreft het te behalen resultaat;
6. (…)
7. veel heeft gedeclareerd, namelijk € 90.000,--.
4 FEITEN
In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.
5 BEOORDELING
5.1 Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt. Het hof voegt daaraan nog toe dat de ex-echtgenoot van klaagster pas in een laat stadium, bij de comparitie van partijen op 20 januari 2014, het – voor klaagster ongunstige - standpunt heeft ingenomen dat de investeringen uit zijn bedrijfsvoering afkomstig waren en geen gezamenlijk overgespaard vermogen betroffen, welk standpunt daarna door de rechtbank is overgenomen.
5.2 De grieven van klaagster tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch van 20 februari 2017, onder nummer 16-1102/DB/LI.
Aldus gewezen door mr. P.M.A. de Groot-van Dijken, voorzitter, mrs. G. Creutzberg, A.B.A.P.M. Ficq, M. Pannevis en T.H. Tanja-Van den Broek, in tegenwoordigheid van mr. B.P.L. de Vries, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2017.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 28 augustus 2017.