ECLI:NL:TAHVD:2017:114 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 170062

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2017:114
Datum uitspraak: 26-06-2017
Datum publicatie: 27-06-2017
Zaaknummer(s): 170062
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Overige gronden
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Zie 170059, 170060, 170061, 170062, 170063 (dekenbezwaar) en 170064. Met de raad heeft het hof twijfels over de vraag van wie de klachten zijn. Verweerder heeft ander maal uiteengezet dat hij niet voor klaagster is opgetreden en dat de overgelegde volmachten ondeugdelijk zijn. Nu ook in hoger beroep klaagster en haar gemachtigde niet zijn verschenen, kan niet worden vastgesteld dat de klacht daadwerkelijk en rechtsgeldig afkomstig is van degene die als klaagster in de klacht is vermeld. Het hof heeft daarom klaagster alsnog niet-ontvankelijk verklaard.

Beslissing                                   

van 26 juni 2017

in de zaak 170062

naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerder

tegen:

klaagster

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 6 februari 2017, onder nummer 16-890, aan partijen toegezonden op 6 februari 2017, waarbij een klacht van klaagster tegen verweerder in alle onderdelen gegrond is verklaard. Verweerder is de maatregel van onvoorwaardelijke schorsing van zes weken opgelegd, met de veroordeling van verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,00 aan klaagster en van de kosten van de behandeling van de zaak van € 200,00 aan de Nederlandse Orde van Advocaten. 

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRAMS:2017:19.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 2 maart 2017 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de brief van verweerder met bijlagen aan het hof d.d. 7 mei 2017.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 22 mei 2017, waar verweerder, vergezeld van mr. C, is verschenen. Mr. C heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

3    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) nimmer met klaagster heeft gesproken;

b) het bezwaar nooit heeft toegelicht;

c) heeft nagelaten klaagster een kopie van het bezwaarschrift te sturen;

d) klaagster niet op de hoogte heeft gehouden van de voortgang in haar zaak;

e) klaagster geen kopieën van de brieven van de Belastingdienst van 2 juni en 6 juli 2015 heeft gezonden;

f) klaagster niet op de hoogte heeft gebracht van de beslissing op bezwaar van 7 september 2015.

4    FEITEN

Het volgende is komen vast te staan:

4.1    Verweerder had in het voorjaar van 2015 een samenwerkingsverband met J B.V., thans gemachtigde van klaagster. Onderdeel van de samenwerking was dat (de directeur van) J namens verweerder voor verschillende cliënten onder wie klaagster, bezwaarschriften heeft ingediend bij bestuursorganen. De samenwerking is in september 2015 beëindigd en aan verweerder is de toegang tot het (voormalige) kantoor ontzegd. Bij brief van 30 oktober 2015 heeft J namens klaagster en een viertal anderen klachten bij de deken ingediend. De deken heeft bij brief van 22 september 2016 de klacht van klaagster ter kennis van de raad gebracht. Bij de behandeling van de zaak door de raad waren klaagster en haar gemachtigde (evenals de vier andere klagers) niet verschenen.

4.2    De raad heeft in zijn beslissing waarvan beroep twijfels geuit van wie de klachten in oorsprong zijn. Verweerder heeft in appel nogmaals aangevoerd dat klaagster geen partij is. De echtheid van de overgelegde volmachten in deze zaken zijn door hem opnieuw betwist. In appel is geen van de klagers, noch hun gemachtigde verschenen.

5    BEOORDELING

Met de raad heeft het hof twijfels over de vraag van wie de klachten zijn. Verweerder heeft ander maal uiteengezet dat hij niet voor klaagster is opgetreden en dat de overgelegde volmachten ondeugdelijk zijn. Nu ook in hoger beroep klaagster en haar gemachtigde niet zijn verschenen, kan niet worden vastgesteld dat de klacht daadwerkelijk en rechtsgeldig afkomstig is van degene die als klaagster in de klacht is vermeld. Het hof verklaart daarom klaagster alsnog niet-ontvankelijk. De beslissing van de raad moet worden vernietigd.   

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

vernietigt de uitspraak van d Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 6 februari 2017 onder nummer 16-890/A/A;

                      en opnieuw rechtdoende:

verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar klacht.

Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. L. Ritzema, A.D.R.M. Boumans, W.A.M. van Schendel en A.A.H. Zegers, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.E. Oorburg-Hundscheid, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2017.

griffier    voorzitter                           

De beslissing is verzonden op 26 juni 2017.