ECLI:NL:TADRSHE:2017:9 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 16-645/DB/LI

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2017:9
Datum uitspraak: 16-01-2017
Datum publicatie: 18-01-2017
Zaaknummer(s): 16-645/DB/LI
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager heeft ook in de verzetprocedure niet duidelijk gemaakt waarom hij, nadat hij van het aan verweerster verweten handelen heeft kennisgenomen dan wel redelijkerwijs daarvan kennis kon hebben, meer dan drie jaren heeft gewacht met het indienen van de klacht. Verzet ongegrond.

Beslissing van 16 januari 2017

in de zaak 16-645/DB/LI

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 26 juli 2016 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 7 juli 2016 met kenmerk K16-047 , door de raad ontvangen op 8 juli 2016, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      Bij beslissing van 26 juli 2016 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter (hierna: de voorzitter) van de raad de klacht niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 2 augustus 2016 is verzonden aan klager.

1.3      Bij e-mail van 5 augustus 2016 door de raad ontvangen op diezelfde datum, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4      Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 21 november 2016 in aanwezigheid van klager. Verweerster is, met bericht van verhindering d.d. 5 september 2016, niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5      De raad heeft kennisgenomen van:

-                 de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop

                 de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

-                 het verzetschrift van klager d.d . 5 augustus 2016;

-                 een tweetal ongedateerde brieven van klager, met bijlagen, door de raad

       ontvangen op 3 november 2016;

-                 een brief van klager d.d. 4 november 2016, met bijlagen;

-                 een brief van klager d.d. 10 november 2016, met bijlagen.

2          FEITEN en klacht

2.1      Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt. 

3          VERZET

3.1      De gronden van het verzet houden zakelijk weergegeven het volgende in:

Gezien de ernst van de zaak, de nog lopende correspondentie tussen partijen en onbekendheid van klager met procedures en termijnen dient de klacht ondanks de verstreken tijd inhoudelijk te worden behandeld.

4          BEOORDELING

4.1      De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval.

4.2      Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden niet ontvankelijk bevonden. Klager heeft ook in de verzetprocedure niet duidelijk gemaakt waarom hij, nadat hij van het aan verweerster verweten handelen heeft kennisgenomen dan wel redelijkerwijs daarvan kennis kon hebben, meer dan drie jaren heeft gewacht met het indienen van de klacht. Gesteld noch gebleken is dat de gevolgen van verweersters handelen klager pas nadien bekend zijn geworden. Dat klager geen geld wilde besteden aan een advocaat is naar het oordeel van de raad geen verschoonbare omstandigheid op grond waarvan de klacht alsnog ontvankelijk zou moeten worden verklaard.

4.3      Nu het verzet van klagers tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

7        BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans , voorzitter, mrs. C.A.M. de Bruijn en R. van den Dungen, leden, bijgestaan door mr. A.M.T.A. Verhagen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 16 januari 2017 .

griffier                                                                        voorzitter                                  

Deze beslissing is in afschrift op 18 januari 2017

per aangetekende brief verzonden aan:

-                 klager

-                 verweerster

-                 de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-                 de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan ingevolge het bepaalde in artikel 46h lid 7 van de Advocatenwet geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.