ECLI:NL:TADRSHE:2017:8 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 16-164/DB/LI

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2017:8
Datum uitspraak: 16-01-2017
Datum publicatie: 18-01-2017
Zaaknummer(s): 16-164/DB/LI
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Regels die betrekking hebben op de juridische strijd
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie:   Het om reden van publiciteit plaatsen van een krantenartikel en een film van Pownews op de kantoor website met daarin voor klaagster mogelijk grievende uitspraken, is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar aangezien het  gaat om uitlatingen van derden en verweerder op de website de bronnen heeft vermeld. Het zonder toestemming van de wederpartij indienen van nadere processtukken is tuchtrechtelijk verwijtbaar aangezien door de rechter slechts één reactieronde was toegestaan en de zaak voor tussenbeschikking stond.  Aan de wederpartij rechtstreeks een aanzegging met rechtsgevolg doen toekomen zonder diens advocaat daarvan in kennis te stellen betaamt een behoorlijk advocaat niet. Niet is gebleken van de noodzaak daartoe of andere rechtens aanvaardbare reden. Klacht gedeeltelijk gegrond, berisping.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van  16 januari 2017

in de zaak 16-164/DB/LI

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief van 12 augustus 2015 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg een klacht ingediend over verweerder.

1.2      Bij brief aan de raad van 23 februari 2016 met kenmerk K15-76 , door de raad ontvangen op 26 februari 2016 , heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 21 november 2016 in aanwezigheid van verweerder. Klaagster is, na voorafgaande berichtgeving, niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4      De raad heeft kennis genomen van:

-              Het klachtdossier;

-              Een fax-brief van klaagster d.d. 25 mei 2016;

-              Een e-mail van klaagster d.d. 8 september 2016;

-              Een e-mail van klaagster d.d. 20 november 2016.

2          FEITEN

          Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1      Klaagster is in 2010 gescheiden van haar toenmalige echtgenoot, de heer R, hierna: “de man”.  Verweerder heeft de man vanaf 2013 bijgestaan in de verdelingsprocedure.

2.2      Op de website van verweerders kantoor is een door Pownews gefilmd interview met verweerder geplaatst. De koptekst van het filmpje luidt: “Pownews 19 mei 2014: [de man] genaaid door ex”. Op de beelden is zichtbaar dat verweerder bij het verlaten van de rechtbank door een medewerker van Pownews wordt geïnterviewd en dat verweerder op de vraag van de medewerker “Is het een golddigger, zou je dat zo kunnen zeggen?” antwoordt: “Staat de camera nog aan?”.

2.3      Op de website van verweerders kantoor is een link geplaatst naar een artikel dat is gepubliceerd op Nu.nl. De tekst van het artikel is voorts integraal op de website van verweerders kantoor geplaatst en luidt als volgt:

“[Klaagster]  moet haar ex-man [de man] betalen, in plaats van andersom.

            Dat meldt RTL Boulevard donderdag.

[Klaagster] eiste in de rechtszaak miljoenen van [de man]. Volgens [klaagster] is de uitspraak 'oneerlijk'. "De rechtbank heeft vastgehouden aan de zogenaamde peildatum. Dat is de datum waarop wij officieel gescheiden zijn, november 2010", zegt [klaagster].

"Op dat moment beschikte [de man] volgens eigen zeggen nauwelijks meer over geld, want hij had na ons uiteengaan in maart 2009 inmiddels vele miljoenen opgemaakt aan drank, drugs en stripclubs. Het geld was dus nagenoeg op. De rechtbank is hem daarin gevolgd."

In beroep

[Klaagster] laat weten in beroep te gaan. "Ik heb gevraagd om openheid van zaken, maar deze is helaas nooit volledig gegeven. Het gaat mij nu vooral om gerechtigheid na deze zestien jaar durende strijd", aldus [klaagster].

Het is niet bekend hoeveel geld [klaagster] van de rechter moet betalen.

Opgelucht

[De man] laat tegenover RTL weten dat hij zeer blij is met de uitspraak. "Eindelijk een beetje rust na een stressvolle tijd", aldus [de man]. "Het strijdplan van mijn ex bestond alleen uit vertragen en andere randzaken, terwijl wij alles op zwart en wit hebben staan en dit ook aangetoond hebben in de rechtbank. De uitspraak berust dan ook op harde feiten die door ons geleverd zijn."

                          2.5     In de verdelingsprocedure bij de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, heeft verweerder op 24 en 29 oktober 2014 stukken ingediend, die de rechtbank bij brieven d.d. 27 oktober 2014 respectievelijk 5 november 2014 heeft geretourneerd aan verweerder waarbij in eerstgenoemde brief is medegedeeld dat niet om de stukken is verzocht en in laatstgenoemde brief dat verweerders brief d.d. 29 oktober 2014 niet leidt tot het oordeel dat de stukken alsnog aan het dossier zullen worden toegevoegd. De rechtbank heeft in maart 2015 een eindbeschikking afgegeven. Tegen de eindbeschikking is hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Amsterdam.

                          2.6     Bij e-mailberichten d.d. 6 augustus 2015 om 20:21 uur en 22:06 uur en 7 augustus 2015 om 10:36 en 14:53 uur heeft verweerder klaagster rechtstreeks aangeschreven zonder deze berichten aan klaagsters advocaat door te sturen dan wel deze in kopie aan klaagsters advocaat toe te sturen.

                          2.7     In de appelprocedure bij het Gerechtshof Amsterdam heeft verweerder een verweerschrift ingediend waarin de volgende passage is opgenomen:

                                    “De man had van journalist [X] van de [krant ] vernomen dat hij een artikel aan het schrijven was over [de huidige partner van klaagster] omdat deze al 2 keer eerder een vriendin heeft bijgestaan bij vermogensrechtelijke kwesties en beide dames als gevolg hiervan aan de bedelstaf zijn geraakt en een als gevolg daarvan een zelfmoordpoging heeft ondernomen. De [journalist] heeft dat ook aan de advocaat van de man bevestigd.”

2.8     Klaagster heeft vervolgens contact gezocht met de door verweerder genoemde journalist, die klaagster bij e-mailbericht d.d. 23 augustus 2015 als volgt heeft bericht:

          “Beste [klaagster], Naar aanleiding van je mail het volgende. Ik heb met [de man] noch zijn advocaat ooit contact gehad en kan ze dus ook niet van informatie hebben voorzien. Verwachtend je zo voldoende te hebben geïnformeerd, verblijf ik, met vriendelijke groeten, [journalist]”.

                          2.9     Nadat verweerder van laatstgenoemd bericht kennis had genomen heeft verweerder eveneens contact gezocht met de journalist met het verzoek te bevestigen dat zij elkaar geruime tijd geleden hadden gesproken, dat de journalist tegen verweerder had gezegd de huidige partner van klaagster al twee eerdere relaties aan de bedelstaf had gebracht en een zelfmoordpoging had ondernomen en dat hij hierover een artikel aan het schrijven was. De journalist heeft verweerder naar aanleiding van verweerders verzoek bij e-mailbericht d.d. 31 augustus 2015 als volgt heeft bericht:          

                                               “Geachte [verweerder], Zou u mij willen laten weten wanneer (datum en tijd) dat gesprek volgens u heeft plaatsgevonden. Ik kan dan proberen gespreksnotities te achterhalen. Ik heb daar geen herinneringen aan, maar het kan zijn, dat ik – gezien de tientallen telefoongesprekken die ik dagelijks voer – me op dat punt vergis. Ik weet wel dat ik een verhaal over deze kwestie van een dame genaamd [Y] heb aangehoord, met een strekking zoals u die beschrijft. Ik kan u echter nooit hebben gezegd dat ik een artikel over deze zaak zou schrijven, hooguit dat ik de zaak onderzocht. Dat ik informatie aan u zou hebben bevestigd is dan ook onjuist, omdat ik de door u geschetste omstandigheden slechts uit de mond van deze [Y] heb vernomen en nooit als feiten heb kunnen vaststellen.”    

3          KLACHT

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

1.         zich grievend heeft uitgelaten in een videofilm die op de     website van zijn kantoor is geplaatst;

2.         grievende en opruiende uitlatingen ten nadele van klaagster          op de website van het kantoor heeft geplaatst;

3.         stukken aan de rechtbank heeft gezonden terwijl al om      uitspraak was verzocht;

4.         buiten klaagsters advocaat om rechtstreeks met klaagster             heeft gecommuniceerd, zelfs nadat zij te kennen had gegeven     dit niet te wensen;

5.         willens en wetens in het verweerschrift in de appelprocedure             informatie heeft verwerkt die vals, onjuist en verzonnen was.

4          VERWEER

4.1     Klachtonderdeel 1

          Verweerder heeft zich in het door Pownews gefilmde interview niet grievend uitgelaten over klaagster. Verweerder heeft klaagster geen golddigger genoemd maar heeft wel aangegeven dat hij het vervelend vond dat zijn cliënt in een procedure zat terwijl hij lijdt aan de ziekte ALS.

4.2     Klachtonderdeel 2

          In de procedure was door de rechtbank bepaald dat partijen in één ronde over en weer stukken zouden overleggen waarop zij tot 20 oktober 2014 konden reageren. De zaak stond op dat moment nog niet voor vonnis. In plaats van een reactie over en weer heeft de toenmalige raadsman van klaagster in de voorfase ruim twaalf maal nieuwe en ongefundeerde stellingen met daarin verpakt nieuwe vorderingen naar de rechtbank gefaxt. In dat kader heeft verweerder extra stukken moeten verzamelen welke op 24 oktober 2014 bij de rechtbank zijn binnengekomen maar spijtig genoeg niet meer zijn geaccepteerd.

4.3     Klachtonderdeel 3

          De tekst op verweerders website is afkomstig van klaagster zelf althans was een nieuwsbericht van Nu.nl dat was gebaseerd op een door klaagster zelf verstuurd persbericht. Het handelt hier om berichten die al in de pers zijn verschenen en als zodanig ook vrij circuleren op het internet. De berichten zijn ook met bronvermelding geplaatst op de site en bevatten geen eigen opvattingen. De rechtbank heeft de beschikking zelf op rechtspraak.nl geplaatst.

4.4     Klachtonderdeel 4

          Tijdens verweerders vakantie bleek dat zijn cliënt ondanks een eerdere belofte geen toegang kreeg tot de woning in Spanje zodat verweerder vanaf zijn vakantieadres klaagsters advocaat daarover een e-mail heeft moeten sturen. Verweerder moest mailen vanaf een mobiele telefoon met een zeer slecht werkende WIFI-verbinding. Klaagster reageerde hier zelf op en wilde het ook zelf afwikkelen omdat haar advocaat met vakantie was, waarbij zij inhoudelijke standpunten innam. Verweerder zag dat de beginmails over en weer werden doorgestuurd aan klaagsters advocaat. Verweerder mocht erop vertrouwen dat klaagsters advocaat ermee instemde dat verweerder met klaagster zelf overlegde. Het bericht dat klaagster geen rechtstreeks contact meer wenste zag hij pas, toen hij haar opnieuw had gemaild.

4.5     Klachtonderdeel 5

Verweerder is niet enkel afgegaan op de informatie van zijn cliënt maar heeft contact gehad met de betreffende journalist. Dit nadat ook de schrijver van het boek van verweerders cliënt verweerder had bevestigd dat hij van de redactie van de krant T. had vernomen dat de huidige partner van klaagster zou gaan fungeren in een artikel in de krant T. Volkomen terecht heeft de journalist aangegeven dat hij zich het telefoongesprek met verweerder niet kan herinneren hetgeen iets anders is dan de verder niet onderbouwde stelling dat verweerder tegen beter weten in een onwaarheid in een processtuk heeft gesteld.

4          BEOORDELING

5.1      De onderhavige klacht is bij de deken ingediend na 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad behandeld en beoordeeld op grond van het nieuwe recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de nieuwe Advocatenwet bedoeld.

5.2      Bij de beoordeling van een klacht over het optreden van de advocaat van de wederpartij  geldt dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. De raad zal de klacht beoordelen met inachtneming van het bovenstaande.

Ten aanzien van de klachtonderdelen 1 en 2:

5.2  Vast staat dat verweerder een videofilm van Pownews en een artikel van RTL Boulevard op zijn website heeft geplaatst. Daarbij heeft verweerder de bron van herkomst op zijn website vermeld. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat hij dit heeft gedaan teneinde publiciteit voor zijn kantoor te zoeken. Hoewel de inhoud van de betreffende film, c.q. voornoemd artikel voor klaagster grievend kan zijn, kan  niet worden vastgesteld dat verweerder zelf zich in woord en geschrift onnodig kwetsend heeft uitgelaten over klaagster of dat hij de teksten met het specifieke doel om klaagster te grieven op de website heeft geplaatst. De raad acht derhalve de klachtonderdelen 1 en 2 ongegrond.

                       Ten aanzien van klachtonderdeel 3:

                            5.3  Ingevolge lid 2 van Gedragsregel 15 is het de advocaat, nadat om een uitspraak is gevraagd, niet geoorloofd zich zonder toestemming van de wederpartij tot de rechter te wenden. Verweerder heeft ter zitting erkend dat hij na de enige reactieronde die ter comparitie was toegestaan, op respectievelijk 24 en 29 oktober 2014 - zonder instemming van de wederpartij - nog nadere stukken heeft ingediend. Naar het oordeel van de raad heeft verweerder daarmee bovengenoemde gedragsregel geschonden. Verweerder beroept zich op  het belang van zijn cliënt omdat de overgelegde stukken dienden ter weerlegging van de zijdens klaagster overgelegde stukken. Naar het oordeel van de raad vormt dit belang hier een ontoereikende rechtvaardigingsgrond. Deze gedragsregel zou immers op onaanvaardbare wijze aan waarde zou inboeten indien het de advocaat steeds vrij zou staan om naar eigen goeddunken, op grond van een eigen opvatting omtrent hetgeen het belang van zijn cliënt meebrengt, en zelfs na bezwaar van de wederpartij, alsnog producties over te leggen. Voor zover de stukken die door de wederpartij nog nader werden ingediend om een weerlegging door verweerder noopten, had deze  de rechter kunnen verzoeken het beginsel van hoor en wederhoor toe te passen, dan wel die stukken van de wederpartij buiten beschouwing te laten. Verweerder heeft bovendien ter zitting verklaard dat de zaak voor tussenbeschikking stond zodat procedureel voor verweerder ook nog andere procedurele middelen openstonden. De klacht zal op dit onderdeel gegrond worden verklaard.

  Ten aanzien van klachtonderdeel 4:

5.4     Een advocaat die zich in verbinding wil stellen met een wederpartij waarvan hij weet dat deze wordt bijgestaan door een advocaat, mag dit slechts doen door tussenkomst van die advocaat, tenzij deze hem toestemming geeft om zich rechtstreeks tot diens cliënt te wenden. Naar vaste jurisprudentie geldt dat een uitzondering op die regel kan worden aanvaard – het tweede lid van gedragsregel 18 voorziet daarin – wanneer het gaat om een aanzegging die, om het daarmee beoogde rechtsgevolg te kunnen bewerkstelligen, niet anders gedaan kan worden dan rechtstreeks aan de andere partij.

5.5     Uit het dossier blijkt dat klaagster zelf op 6 augustus 2015  aanvankelijk rechtstreeks via e-mailcontact met verweerder heeft gezocht. Dat verweerder op deze e-mail van klaagster ook rechtstreeks heeft gereageerd acht de raad, gelet op de omstandigheden van het geval, niet onbegrijpelijk. Op 6 augustus 2015 te 22:57 uur heeft klaagster evenwel verweerder verzocht om verdere correspondentie met haar advocaat te voeren. Verweerder heeft klaagster daarna bij e-mail d.d. 7 augustus 2015 te 10.36 uur rechtstreeks gesommeerd om mee te werken en bij gebreke daarvan een kort geding aangekondigd zonder dat hij daarvan haar advocaat heeft bericht. Daarmee heeft verweerder genoemde gedragsregel overtreden, hetgeen een behoorlijk advocaat niet betaamt. Het verweer dat het handelde om een aanzegging met rechtsgevolg slaagt niet. Aan een advocaat komt niet de vrijheid toe om rechtstreeks een aanzegging aan de wederpartij te doen alleen omdat hij dit nuttig of nodig acht. Vereist is een rechtens aanvaardbare reden om de aanzegging niet aan de advocaat te doen, bijvoorbeeld omdat het beoogde rechtsgevolg anders niet kan worden bewerkstelligd. Naar het oordeel van de raad is van een dergelijke noodzaak of andere rechtens aanvaardbare reden in het onderhavige geval niet gebleken. Aan bovengenoemde uitzonderingssituatie is dan ook niet voldaan, zodat de klacht op dit onderdeel gegrond zal worden verklaard.

          Ten aanzien van klachtonderdeel 5:

5.6     Verweerder heeft betwist dat hij in het verweerschrift in appel onjuiste informatie naar voren heeft gebracht. Naar het oordeel van de raad blijkt dit ook niet uit het dossier. Klaagster heeft haar standpunt ten aanzien van dit onderdeel onvoldoende onderbouwd. Nu de standpunten van partijen uiteenlopen en niet objectief kan worden vastgesteld welk van beide standpunten juist is, kan  de klacht niet slagen en zal deze  op dit onderdeel ongegrond worden verklaard.

                                    MAATREGEL

5.3      Gelet op de ernst van de feiten acht de raad de hierna op te leggen maatregel passend en geboden.

7         GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1.    Aangezien de klacht gedeeltelijk gegrond is verklaard, moet verweerder het door klaagster betaalde griffierecht aan haar vergoeden.

7.2.    De raad ziet eveneens aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op EUR 1.000 en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

-        verklaart klachtonderdelen 3 en 4 gegrond;

-        verklaart de klachtonderdelen 1, 2 en 5 ongegrond;

-        legt aan verweerder de maatregel van berisping;

-        veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van EUR 50,00 aan klaagster;

-        veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 1.000,00 aan de Nederlandse Orde van Advocaten;

Aldus beslist door mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans , voorzitter, en mrs. C.A.M. de Bruijn en R. van den Dungen , leden, bijgestaan door mr. A.M.T.A. Verhagen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van  16 januari 2017.

Griffier                                                           Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 16 januari 2017

verzonden aan:

-            klaagster

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing staat, ten aanzien van de ongegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

         klaagster

-            verweerder

         de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing staat, ten aanzien van de gegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.       Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof:

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl