ECLI:NL:TADRSHE:2017:48 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 16-884/DB/LI

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2017:48
Datum uitspraak: 13-03-2017
Datum publicatie: 15-03-2017
Zaaknummer(s): 16-884/DB/LI
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Niet gebleken dat verweerster feitelijke gegevens heeft verstrekt en alimentatieberekeningen heeft gemaakt waarvan zij de onjuistheid kende of kon kennen, evenmin gebleken van onprofessionele uitlatingen. Geen onaanvaardbare dubbelrol gespeeld door zowel op te treden als schuldhulpverlener, en een WSNP-verzoek in te dienen, als als schuldeiser. Ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van  13 maart 2017

in de zaak 16-884/DB/LI

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerster

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief d.d. 24 mei 2016 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg een klacht ingediend over verweerster.

1.2      Bij brief aan de raad van 21 september 2016 met kenmerk nr. K16-084, door de raad ontvangen op 22 september 2016 , heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 23 januari 2017 in aanwezigheid van klaagster en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4      De raad heeft kennis genomen van:

-              de brief van de deken d.d. 22 september 2016 en de daaraan gehechte stukken.

2          FEITEN

          Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1     Klaagster en de heer H, hierna: “de man”, zijn gewezen echtgenoten. De echtscheiding is uitgesproken op 2 maart 2011 en nadien ingeschreven in de daartoe bestemde registers. Uit het huwelijk zijn vier kinderen geboren. Tussen klaagster en de man zijn diverse gerechtelijke procedures aanhangig geweest. De man werd steeds bijgestaan door verweerster.

2.2     Verweerster heeft op 2 februari 2016 declaraties aan de man gestuurd met een totaalbedrag van € 30.942,59. Blijkens de bij de declaraties gevoegde specificaties zien de declaraties op werkzaamheden uit de periode september 2010 tot en met november 2015.

2.3     Op 25 februari 2016 heeft klaagster een verzoek ingediend tot wijziging van de kinderalimentatie, die door de rechtbank Limburg, locatie Roermond, bij beschikking d.d. 26 juni 2013 was vastgesteld op nihil. Op 20 april 2016 heeft verweerster namens de man een verweerschrift ingediend.

2.4     Op enig moment is een minnelijk schuldhulpverleningstraject opgestart. Op 28 april 2016 heeft verweerster namens klaagsters ex-echtgenoot bij de rechtbank Limburg, locatie Roermond, een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling ex artikel 284 Fw. en tot vaststelling van een schuldregeling (dwangakkoord) als bedoeld in artikel 287a Fw. ingediend. In de onderbouwing van de verzoeken is een schuld opgevoerd van € 31.595,99 ter zake van openstaande facturen van verweersters kantoor. De mondelinge behandeling van de beide verzoeken heeft plaatsgevonden op 31 mei 2016.

2.5     Bij vonnis d.d. 2 juni 2016 heeft de rechtbank Limburg, locatie Roermond, geoordeeld dat het verzoek voldoende onderbouwd en transparant is, maar dat het verzoek tot vaststelling van een schuldregeling (dwangakkoord) moet worden afgewezen, omdat naar het oordeel van de rechtbank niet volgehouden kon worden dat de schuldeisers, waaronder klaagster,  na afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid niet tot hun weigering om mee te werken aan een minnelijk traject zijn kunnen komen.

2.6     Bij vonnis d.d. 2 juni 2016 heeft de rechtbank Limburg, locatie Roermond, het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wel toegewezen.

                  2.7     Verweerster heeft in de alimentatieprocedure stukken met betrekking tot de schuldsaneringsregeling in het geding gebracht. Onder randnummer 8 van het verweerschrift heeft verweerster namens de man gesteld:

                           “De enige reactie die de vrouw wél heeft gegeven is het verzoek om wijziging kinderalimentatie. Dit verzoek is kort na het betaalvoorstel aan uw rechtbank voorgelegd. Het lijkt er dan ook op dat de vrouw opzettelijk de (deels gezamenlijke) schuldeisers wil benadelen door het opleggen van kinderalimentatie. Immers, kinderalimentatie is voor de vrouw het meest gunstige inkomen, waarover zij geen inkomstenbelasting hoeft af te dragen.”

                 2.8     De mondelinge behandeling van het alimentatiegeschil  heeft plaatsgevonden op 23 mei 2016.

3          KLACHT

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

                   1.         in een procedure betreffende kinderalimentatie hoge schulden van haar cliënt heeft opgevoerd, waaronder schulden aan haar eigen kantoor welke niet juist kunnen zijn en ook niet gespecificeerd zijn, voorts onjuiste alimentatieberekeningen heeft uitgevoerd en zich onprofessioneel heeft uitgelaten over klaagster;

                   2.         heeft opgetreden in een dubbelrol, doordat zij zich heeft opgesteld als schuldhulpverlener en een dwangakkoord heeft voorgesteld, terwijl zij tevens schuldeiser is.

                                     Toelichting:

                           Verweerster heeft hoge schulden opgevoerd, waaronder een vermeende vordering van haar op klaagsters ex-echtgenoot ter zake dubieuze en ongespecificeerde facturen van haar aan klaagsters ex-echtgenoot. Verweerster heeft in het verweerschrift tegen het verzoek tot wijziging van de kinderalimentatie ten onrechte gesteld dat er sprake zou zijn van gezamenlijke schulden. Ook heeft verweerster ten onrechte gesteld dat klaagster de schuldeisers opzettelijk wil benadelen door het opleggen van een verplichting tot betaling van kinderalimentatie door de man.

4          VERWEER

4.1     Verweerster heeft niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. In de procedure ter zake het verzoek tot toepassing van het dwangakkoord heeft verweerster enkel de schulden opgevoerd die op het moment van indiening daadwerkelijk aanwezig waren, waaronder een hoge schuld aan verweerster. Deze schuld is, anders dan klaagster insinueert, niet verzonnen.

4.2     Verweerster heeft de man in een enorme hoeveelheid procedures bijgestaan. Op het moment dat al deze procedures speelden, was de man nog bezig met het afbetalen van de tweede declaratie die hij van verweerster had ontvangen ter zake de door haar in de echtscheidingsprocedure verrichte werkzaamheden. Het had op dat moment geen zin om de werkzaamheden in de andere zaken te declareren, omdat de man toch niet in staat was om te betalen. Om die reden werden verweersters werkzaamheden enkel geregistreerd en niet gedeclareerd. Verweerster is de man uit coulance blijven bijstaan en heeft gewacht met declareren tot hij de facturen ook zou kunnen betalen.

4.3     Toen eenmaal duidelijk werd dat de man na verkoop van de woning van een schuldregeling gebruik wilde maken heeft verweerster noodgedwongen de werkzaamheden alsnog in rekening gebracht, teneinde de exacte schuldenpositie in kaart te brengen. Om die reden zijn de werkzaamheden, die in de periode september 2010 tot en met november 2015 zijn verricht, eerst op 2 februari 2016 gedeclareerd. Alle in rekening gebrachte werkzaamheden zijn werkelijk verricht en de vordering is niet geveinsd om andere schuldeisers te benadelen. De facturen zijn wel degelijk gespecificeerd. Verweerster heeft de specificaties bij brief d.d. 30 mei 2016 in het geding gebracht.

4.4     Het is aan de rechtbank om te beoordelen of de verstrekte informatie op waarheid berust. De rechtbank Limburg, locatie Roermond, heeft in het vonnis geoordeeld dat het verzoek voldoende onderbouwd en bovendien transparant was.

4.5     Van een dubieuze dubbelrol is geen sprake. Vanwege de openstaande facturen is verweerster nu eenmaal ook schuldeiser van de man. Verweerster is niet in de positie geweest om haar eigen positie van schuldeiser te bevoordelen ten opzichte van de andere schuldeisers. De vorderingen van de schuldeisers zijn ter beoordeling en vaststelling van de behandelend rechter, zonder dat verweerster daar enige invloed op kan uitoefenen.

4.6     Het stond verweerster in het kader van de behartiging van de belangen van haar cliënt vrij om de relevante stukken betreffende de schuldsaneringsregeling in de alimentatieprocedure in het geding te brengen. Verweerster heeft in het verweerschrift geen onnodig grievende uitlatingen gedaan.

5          BEOORDELING

5.1      De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerster in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. De raad overweegt dat de advocaat van de wederpartij een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen. 

5.2      Klachtonderdeel 1

Verweerster heeft de klacht van klaagster dat verweerster in de alimentatieprocedure onjuistheden naar voren heeft gebracht, uitdrukkelijk en gemotiveerd weersproken. Verweerster heeft uitgebreid uiteengezet op welke werkzaamheden de declaraties betrekking hadden en om welke reden niet eerder tot declaratie van de verrichte werkzaamheden is overgegaan.

5.3     De raad is van oordeel dat klaagster er niet in is geslaagd om aannemelijk te maken dat verweerster feiten heeft geponeerd waarvan zij de onwaarheid kende of redelijkerwijs kon kennen. Naar klaagster ook heeft erkend, heeft verweerster wel specificaties overgelegd van haar declaraties. Ter zitting heeft klaagsters gemachtigde ter zake gesteld dat klaagster de juistheid van die specificaties niet kan beoordelen, zodat zij de inhoud van de specificaties ook niet kan betwisten. Naar het oordeel van de raad heeft klaagster haar stelling, dat de door verweerster in het geding gebrachte declaraties niet juist zijn, onvoldoende met feiten onderbouwd en concreet gemaakt. Niet is komen vast te staan dat de door verweerster opgevoerde declaraties onjuist zijn. Evenmin is gebleken dat de door verweerster gemaakte alimentatieberekeningen onjuistheden bevatten.

5.4     Klaagster heeft tot slot gesteld dat de in het verweerschrift door verweerster opgenomen passage “Het lijkt er dan ook op dat de vrouw opzettelijk de (deels gezamenlijke) schuldeisers wil benadelen door het opleggen van kinderalimentatie” onjuist en bovendien onprofessioneel is.  De raad overweegt dat de bewoordingen  niet gelukkig gekozen zijn en acht het voorstelbaar dat de passage klaagster onwelgevallig was. De raad acht deze bewoordingen echter niet van dien aard dat gezegd moet worden dat verweerster daarmee de grenzen van acceptabel professioneel gedrag heeft overschreden, en daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

5.5     De raad overweegt dat, indien en voor zover klaagster van mening was dat verweerster in de procedure ter zake de kinderalimentatie en de procedure ter zake de WSNP en het dwangakkoord feitelijke onjuistheden naar voren heeft gebracht, klaagster in die procedures in de gelegenheid is geweest om haar standpunt te dier zake aan de rechter kenbaar te maken, van welke gelegenheid klaagster ook gebruik heeft gemaakt. De raad heeft niet kunnen vaststellen dat verweerster feiten heeft geponeerd waarvan zij de onwaarheid kende of redelijkerwijs kon kennen. Het eerste onderdeel van de klacht is dan ook ongegrond.

5.3      Klachtonderdeel 2

          Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt dat verweerster als schuldhulpverlener is opgetreden voor de man en tevens schuldeiser is van de man. De raad is van oordeel dat van een onaanvaardbare dubbelrol geen sprake is. Verweerster heeft niet verzocht om te worden aangewezen tot bewindvoerder en zij is niet in de positie geweest om haar eigen positie van schuldeiser te bevoordelen ten opzichte van de andere schuldeisers. De vorderingen van alle schuldeisers, zo ook de vordering van verweerster, zijn ter beoordeling en vaststelling van de behandelend rechter en de bewindvoerder. Naar het oordeel van de raad is derhalve niet gebleken van tuchtrechtelijk onaanvaardbaar handelen zijdens verweerster. Ook het tweede onderdeel van de klacht is ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht in beide onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, en mrs. L.J.G. de Haas, H.C.M. Schaeken ,  leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13 maart 2017.

Griffier                                                            Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 13 maart 2017

verzonden aan:

-            klaagster

-            verweerster

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

-            klaagster

-            verweerster

        de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Limburg

        de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.         Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777

c.         Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.         Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl