ECLI:NL:TADRSHE:2017:32 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 16-737/DB/OB
ECLI: | ECLI:NL:TADRSHE:2017:32 |
---|---|
Datum uitspraak: | 20-02-2017 |
Datum publicatie: | 22-02-2017 |
Zaaknummer(s): | 16-737/DB/OB |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door vonnis ten tweeden male door een andere deurwaarder te laten betekenen. Geen onduidelijkheid laten bestaan over zijn rol als advocaat van de wederpartij, niet gebleken van listige kunstgreep. Klagers belangen niet geschaad. Ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
van 20 februari 2017
in de zaak 16-737/DB/OB
naar aanleiding van de klacht van:
klagers
tegen:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 31 januari 2016 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 1 augustus 2016 met kenmerk nr. 48|16|030K, door de raad ontvangen op 2 augustus 2016 , heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 9 januari 2017 in aanwezigheid van klagers en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennis genomen van:
- de brief van de deken d.d. 1 augustus 2016 en de daaraan gehechte stukken;
- de nagekomen brief van klagers d.d. 18 september 2016, waarin zij aankondigen ter zitting te zullen verschijnen;
- de nagekomen brief van klagers met bijlagen d.d. 18 december 2016.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.
2.1 Verweerder is de advocaat van de heer en mevrouw M, hierna: “M”, zijnde de wederpartij van klagers.
2.2 Tussen klagers en M is op 18 maart 2014 een vonnis gewezen, op grond waarvan klagers aan M dienden te voldoen een bedrag van € 2.775,70 in hoofdsom. In de gerechtelijke procedure die heeft geresulteerd in dit vonnis werd M bijgestaan door mr. J, die aan deurwaarder G de opdracht heeft gegeven om het vonnis aan klagers te betekenen.
2.3 Het vonnis d.d. 18 maart 2014 is op 7 juli 2014 door deurwaarder G aan klagers betekend.
2.4 M heeft op 29 juli 2014 contact opgenomen met verweerder met het verzoek om het vonnis te executeren, waarna verweerder deurwaarder S heeft ingeschakeld en hem bij e-mailbericht d.d. 4 augustus 2014 de opdracht heeft verstrekt om het vonnis te executeren. Bij dat e-mailbericht was niet gevoegd het exploot van betekening d.d. 7 juli 2014. Bij e-mailbericht d.d. 4 augustus 2014 heeft deurwaarder S de opdracht aan verweerder bevestigd en heeft hij aan verweerder medegedeeld dat op korte termijn tot betekening zou worden overgegaan.
2.5 Het vonnis is op 8 augustus 2014 opnieuw aan klagers betekend, ditmaal door deurwaarder S.
2.6 Bij e-mailbericht d.d. 19 juli 2015 hebben klagers aan verweerder medegedeeld dat het vonnis reeds op 9 juli 2014 aan hen was betekend door deurwaarder G. Voorts hebben klagers verweerder gevraagd wat zijn rol is in de kwestie en hoe de zaak bij hem is terechtgekomen. Bij e-mailbericht d.d. 21 juli 2015 heeft verweerder klagers bericht dat M contact met hem heeft opgenomen met het verzoek om het vonnis te executeren, waarna hij deurwaarder S de opdracht heeft verstrekt om tot executie over te gaan.
2.7 Bij e-mailbericht d.d. 24 september 2015 hebben klagers aan verweerder kenbaar gemaakt dat zij de gang van zaken vreemd vonden, dat zij betwijfelden of verweerder wel een dossier van M in behandeling had en hebben zij hem verzocht om hen te voorzien van alle stukken die tot het dossier behoorden. Bij e-mailbericht d.d. 1 oktober 2015 heeft verweerder nogmaals aan klagers medegedeeld dat M contact met hem heeft opgenomen met het verzoek om het vonnis te executeren, waarna hij deurwaarder S de opdracht heeft verstrekt om tot executie over te gaan. Verweerder heeft voorts aan klagers medegedeeld dat het mogelijk is om met een grosse van het vonnis tot executie over te gaan, ook al heeft een andere deurwaarder de zaak al in behandeling gehad.
2.8 Bij brief d.d. 24 januari 2016 hebben klagers verweerder bericht dat zij tot de conclusie zijn gekomen dat er geen dossier bestaat en dat er een listige kunstgreep is uitgehaald door diverse partijen om ervoor te zorgen dat de ministerieplicht bij deurwaarder S kwam te liggen. Bij e-mailbericht d.d. 29 januari 2016 heeft verweerder aan klagers medegedeeld dat M op 29 juli 2014 met hem contact heeft opgenomen met het verzoek om het vonnis te executeren, waarna verweerder deurwaarder S heeft ingeschakeld om het vonnis te executeren. Verweerder heeft klagers medegedeeld dat hij op dat moment niet op de hoogte was van het feit dat het vonnis reeds op 7 juli 2014 was betekend. Voorts heeft verweerder aan klagers medegedeeld dat van een listige kunstgreep in het geheel geen sprake is, nu de deurwaarder simpelweg de bevoegdheid heeft om over te gaan tot executie van een vonnis.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
1. hij zijn taak onzorgvuldig heeft uitgevoerd, want hij heeft aan deurwaarder S opdracht gegeven tot executie van het vonnis d.d. 14 maart 2014, terwijl deurwaarder G dit vonnis reeds op 7 juli 2014 aan klagers had betekend;
2. hij niet transparant in zijn optreden is geweest doordat hij niet aan klagers heeft medegedeeld dat hij de (opvolgend) raadsman van M was geworden;
3. hij slechts ontwijkende antwoorden heeft gegeven op vragen van klagers, die opheldering wensten over verweerders rol in de aangelegenheid en over de vraag hoe de zaak bij zijn kantoor was terechtgekomen;
4. de zaak niet daadwerkelijk bij verweerders kantoor in behandeling is. Er is sprake een listige kunstgreep; verweerder wordt slechts ten tonele geroepen om “ministerieplicht” van deurwaarder S te creëren, zodat deze deurwaarder executiemaatregelen jegens klagers kan treffen.
4 VERWEER
4.1 Klachtonderdeel 1
Verweerder heeft geen opdracht tot betekening gegeven, maar tot executie. Door een miscommunicatie is het vonnis echter tevens door de deurwaarder betekend. De fout is gecorrigeerd door de kosten niet bij klagers in rekening te brengen. Klagers hebben dus geen nadeel ondervonden.
4.3 Klachtonderdelen 2 en 3
Verweerder heeft van meet af aan kenbaar gemaakt dat M contact met hem had opgenomen teneinde het vonnis te executeren en dat verweerder vervolgens aan deurwaarder S de opdracht heeft gegeven om tot executie over te gaan. Klagers weigerden dit te geloven, maar verweerder heeft altijd de waarheid gesproken.
4.4 Klachtonderdeel 4
Klagers hebben een onjuiste voorstelling van de ministerieplicht ex artikel 11 Gerechtsdeurwaarderswet, die op de verplichting ziet van de deurwaarder om ambtshandelingen te verrichten binnen zijn arrondissement. Conform artikel 3 lid 1 Gerechtsdeurwaarderswet is deurwaarder S bevoegd tot het verrichten van ambtshandelingen in heel Nederland. Van een listige kunstgreep is dan ook in het geheel geen sprake geweest.
5 BEOORDELING
5.1 De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. De raad overweegt dat de advocaat van de wederpartij een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.
5.2 Klachtonderdelen 1 en 4
Gelet op de samenhang tussen de klachtonderdelen 1 en 4 zal de raad deze gezamenlijk behandelen. De raad stelt op basis van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht vast dat M aan verweerder de opdracht heeft gegeven om het vonnis d.d. 18 maart 2014 te executeren. Vervolgens stond het verweerder, in zijn hoedanigheid van advocaat van M, vrij om deurwaarder S te benaderen met het verzoek jegens klagers executiemaatregelen te nemen.
5.3 Weliswaar heeft onder verantwoordelijkheid van verweerder een miscommunicatie tussen zijn kantoor en deurwaarder S plaatsgevonden, ten gevolge waarvan deurwaarder S ten tweeden male tot betekening van het vonnis is overgegaan, maar de daarmee samenhangende kosten zijn niet aan klagers doorbelast. Naar het oordeel van de raad zijn de gevolgen van de miscommunicatie die kennelijk tussen verweerders kantoor en deurwaarder S heeft plaatsgevonden dan ook dermate beperkt, dat verweerder hiervan geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt; nog daargelaten de beoordeling of verweerder hier enige blaam treft.
5.4 Van een listige kunstgreep is voorts naar het oordeel van de raad evenmin gebleken. De opvatting van klagers dat M de opdracht tot executie heeft gegeven aan verweerder, enkel om voor deurwaarder S ministerieplicht te creëren, berust op een kennelijk onjuiste uitleg zijdens klagers van het begrip “ministerieplicht”. Op grond van de Gerechtsdeurwaarderswet is deurwaarder S immers bevoegd tot het verrichten van ambtshandelingen in het gehele land. De klachtonderdelen 1 en 4 zijn dan ook ongegrond.
5.5 Klachtonderdelen 2 en 3
Gelet op de samenhang tussen de klachtonderdelen 2 en 3 zal de raad deze klachtonderdelen gezamenlijk behandelen. Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat verweerder steeds alle vragen van klagers binnen bekwame tijd heeft beantwoord en op heldere en zakelijke wijze heeft toegelicht wat zijn rol in het dossier was. Van het geven van ontwijkende antwoorden is geenszins gebleken. Niet is gebleken dat verweerder voor klagers informatie heeft achtergehouden, die hij hun in zijn hoedanigheid van advocaat van M had behoren te geven.
5.6 Naar het oordeel van de raad valt in het overgelegde dossier niets tuchtrechtelijk verwijtbaars aan de zijde van verweerder te ontwaren. Verweerder heeft de grenzen van de aan hem, in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij toekomende vrijheid, geenszins overschreden. De raad is derhalve in alle onderdelen ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.
Aldus beslist door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, en mrs. W.H.N.C. van Beek en A. Groenewoud , leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 februari 2017.
Griffier Voorzitter
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is in afschrift op 20 februari 2017
verzonden aan:
- klagers
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten
- de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten
Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:
- klagers
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Oost-Brabant
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 85452, 2508 CD Den Haag
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres:
Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701
Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
d. Per e-mail
Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl.
Tegelijkertijd met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl