ECLI:NL:TADRSHE:2017:3 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 16-732/DB/ZWB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2017:3
Datum uitspraak: 09-01-2017
Datum publicatie: 11-01-2017
Zaaknummer(s): 16-732/DB/ZWB
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Niet gebleken dat verweerder kosten in rekening heeft gebracht voor een bij voorbaat kansloze zaak, noch dat verweerder ten onrechte geen bezwaar heeft ingesteld, noch dat hij klager op ongepaste wijze te woord heeft gestaan. Ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van 9 januari 2017

in de zaak 16-732/DB/ZWB

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief van 18 januari 2016 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant een klacht ingediend over verweerder.

1.2      Bij brief aan de raad van 1 augustus 2016 met kenmerk K16-010 , door de raad ontvangen op 2 augustus 2016 , heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 14 november 2016 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4      De raad heeft kennis genomen van:

-              de brief van de deken d.d. 1 augustus 2016 en de daaraan gehechte stukken;

-              de nagekomen brief met bijlagen d.d. 24 oktober 2016 van klager.

2          FEITEN

          Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1      Klager is bij beschikking d.d. 29 oktober 2010 door de Staatsecretaris van Veiligheid en Justitie in het bezit gesteld van een EU-document (duurzaam verblijf burgers van de Unie). Klager heeft dit document verkregen omdat hij de Franse nationaliteit bezat. Op 24 oktober 2013 is klagers Franse nationaliteit ongeldig verklaard omdat de Franse nationaliteiten hadden vastgesteld dat klager bij de aanvraag van de Franse nationaliteit een valse geboorteaangifte had overgelegd.

2.2      Op 24 juli 2014 hebben de Franse autoriteten aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie in Nederland medegedeeld dat klagers Franse paspoort ongeldig was verklaard. Als gevolg van deze melding heeft de Staatssecretaris klager op 7 augustus 2014 in kennis gesteld van het voornemen klagers EU-verblijfsdocument in te trekken.

2.3      Klager heeft zich met de beschikking d.d. 7 augustus 2014 tot verweerder gewend voor rechtsbijstand. Klager heeft verweerder verzocht om zijn zienswijze in te dienen, hetgeen verweerder heeft gedaan.

2.4      Verweerder heeft klager ter zake de door verweerder verrichte werkzaamheden een bedrag van € 1.860,-- in rekening gebracht. Klager heeft een bedrag van € 800,-- aan verweerder voldaan.

2.5      Op 3 februari 2015 heeft de Staatssecretaris klagers verblijfsrecht ingetrokken. Verweerder heeft de negatieve beschikking, waarin de mogelijkheid van het indienen van een bezwaarschrift was vermeld, toegezonden aan klager. Op 11 februari 2015 heeft klager telefonisch contact opgenomen met verweerders kantoor.

2.6      In september 2015 heeft klager wederom telefonisch contact opgenomen met verweerders kantoor. Klager heeft verweerder verzocht om een nieuwe procedure op te starten met als doel het verkrijgen van een verblijfsdocument zonder vertoon van een geldig paspoort. Verweerder heeft dit geweigerd.

3          KLACHT

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

1.    niets voor klager kon betekenen en toch € 800,-- aan klager in rekening heeft gebracht;

2.    geen rechtsmiddel heeft ingesteld tegen de beschikking van 3 februari 2015;

3.    niets meer van zich heeft laten horen na de beschikking van 3 februari 2015;

4.    geïrriteerd op klager heeft gereageerd;

5.    zegt dat klager geen recht heeft op verblijf in Nederland, hetgeen onjuist is.

4          VERWEER

4.1     Klachtonderdeel 1

          De klacht is ongegrond. Het is juist dat klager € 800,-- heeft voldaan, maar daarmee zijn niet alle in rekening gebrachte uren betaald. In totaal is een bedrag van € 1.860,-- in rekening gebracht. Verweerder heeft bij aanvang van de zaak aan klager voorgehouden dat de zaak alleen kans van slagen zou hebben indien klager kon aantonen dat hij in Le Havre was geboren. Verweerder heeft klager erop gewezen dat de procedure alleen maar tot een latere intrekkingsdatum zou leiden als de akte vals zou blijken te zijn. Verweerder heeft vervolgens de nodige moeite gedaan om bij de Franse autoriteiten bewijs te vergaren, maar heeft ondanks alle inspanningen geen positief bericht ontvangen. Er is steeds om uitstel verzocht maar uiteindelijk kon geen bewijs worden overgelegd dat klager daadwerkelijk in Frankrijk was geboren, waardoor het verblijfsrecht is ingetrokken. De in rekening gebrachte kosten zijn het gevolg van het uitgebreide onderzoek dat verweerder in Frankrijk heeft gedaan. Dat dit niets heeft opgeleverd kon verweerder vooraf niet weten of vermoeden, aangezien klager zelf bleef volhouden dat hij in Frankrijk was geboren.

4.2     Klachtonderdelen 2 en 3

          Verweerder heeft de negatieve beschikking aan klager toegezonden. In de beschikking was vermeld dat klager bezwaar kon maken. Op 11 februari 2015 heeft klager telefonisch contact opgenomen met de secretaresse van verweerder, die klager heeft verzocht om ’s middags terug te bellen, hetgeen klager echter niet heeft gedaan.

4.3      Verweerder heeft geen bezwaar ingesteld tegen de beschikking van 3 februari 2015. Dat was zinloos, nu nergens uit bleek dat daar een fout in stond. Bovendien heeft klager verweerder nooit verzocht bezwaar in te stellen.

4.4  Klachtonderdelen 4 en 5

In september 2015 heeft klager telefonisch contact opgenomen met verweerder. Klager had een nieuwe verblijfskaart aangevraagd, die enkel op vertoon van een geldig paspoort kon worden afgehaald. Klager wilde dat verweerder daarover zou gaan procederen, maar verweerder wilde dat niet omdat hij niets in de zaak zag. Zonder paspoort kon klager het document nu eenmaal niet afhalen. Van een geïrriteerde reactie van verweerder was geen sprake. Verweerder heeft klager enkel geïnformeerd over diens rechtspositie

                          4.5     Waar klager stelt dat verweerder hem in een telefoongesprek van kort na 6 februari 2015 heeft gezegd dat hij maar in een ander land moest gaan wonen, voert verweerder aan dat dit gesprek nooit heeft plaatsgevonden. Klager heeft blijkens de telefoonnotities van zijn kantoor wel op 11 februari 2015 gebeld met de secretaresse van klager. Verweerder heeft met klager enkel op 24 september en 5 oktober 2015 telefonisch gesproken. Verweerder kan zich voorts niet inbeelden dat hij zou hebben gezegd aan een cliënt dat hij maar in een ander land moet gaan wonen.

5          BEOORDELING

5.1     De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder. De tuchtrechter heeft gezien het bepaalde in art. 46 Advocatenwet mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daarover klaagt. Wel zal de tuchtrechter rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes -zoals over procesrisico en kostenrisico - waarvoor de advocaat bij de behandeling van de zaak kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat dienaangaande heeft is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Tot die professionele standaard behoren het inschatten van de slagingskans van een aanhangig te maken procedure en het informeren van de cliënt daarover. De cliënt dient door de advocaat te worden gewezen op de proceskansen en het kostenrisico in zijn zaak. Voorts dienen processtukken te voldoen aan de redelijkerwijs daaraan te stellen eisen. De raad zal de klacht aan de hand van deze maatstaven beoordelen.

5.2     Klachtonderdeel 1

          De raad volgt klager niet in diens stelling dat verweerder € 800,-- in rekening heeft gebracht voor werkzaamheden in een bij voorbaat kansloze zaak. Immers, klager heeft zelf steeds gesteld dat hij wel degelijk in Frankrijk was geboren en dat de geboorteakte niet vals was. Verweerder heeft vertrouwd op klagers eigen mededeling over diens herkomst en mocht daar ook op vertrouwen. Klager en verweerder hebben kennelijk afgesproken dat verweerder zou trachten bewijs te verzamelen waarmee kon worden aangetoond dat klagers stelling, dat hij wel degelijk in Frankrijk was geboren, juist was. Als het verweerder was gelukt om dat bewijs te vergaren, zou zeker sprake zijn geweest van een kansrijke zaak. Dat er vanwege het door verweerder verrichte onderzoek en de door hem verrichte werkzaamheden in klagers zaak kosten zijn gemaakt, is het directe gevolg van klagers eigen mededelingen aan verweerder en de tussen klager en verweerder op basis daarvan gemaakte afspraken. De raad is dan ook van oordeel dat verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt van het feit dat hij werkzaamheden heeft verricht in klagers zaak en die werkzaamheden vervolgens bij klager in rekening heeft gebracht. Het eerste onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.

5.3     Klachtonderdelen 2 en 3

          Als niet weersproken staat vast dat klager de beschikking d.d. 3 februari 2015 heeft ontvangen en dat de mogelijkheid van bezwaar en de daarvoor geldende termijn in die beschikking was vermeld. Klager heeft voorts desgevraagd ter zitting verklaard dat hij in februari 2015 aan verweerder de opdracht heeft gegeven om de beslissing aan te vechten. Daaruit volgt reeds dat klager op de hoogte was van de mogelijkheid van het instellen van een rechtsmiddel.

5.4     Verweerder heeft uitdrukkelijk betwist dat klager hem heeft verzocht om een bezwaarschrift in te dienen. Verweerder heeft in dat verband gesteld dat klager in februari 2015 wel telefonisch contact heeft opgenomen met verweerders secretaresse, die klager heeft verzocht om ’s middags terug te bellen, maar dat klager dat niet heeft gedaan, zodat er geen contact meer is geweest tussen klager en verweerder. Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt voorts evenmin van een door klager aan verweerder gegeven opdracht tot het indienen van een bezwaarschrift. In dergelijke gevallen, waarin de lezingen van partijen omtrent de inhoud van de klacht uiteen lopen en niet goed kan worden vastgesteld welke van beide lezingen het meest aannemelijk is, kan die klacht c.q. dat klachtonderdeel in beginsel niet gegrond worden verklaard. Dit berust niet hierop dat het woord van klager minder geloof verdient dan het woord van verweerder maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld eerst voldoende aannemelijk moet zijn dat het verweten handelen feitelijk heeft plaatsgevonden. Dat nu is in deze zaak niet het geval. De klachtonderdelen 2 en 3 zijn derhalve naar het oordeel van de raad eveneens ongegrond.

5.5     Klachtonderdelen 4 en 5

          Verweerder heeft klagers stellingen dat verweerder geïrriteerd heeft gereageerd en dat hij heeft gezegd dat klager maar in een ander land moest gaan wonen betwist. Zoals hierboven overwogen, kan in dergelijke gevallen, waarin de lezingen van partijen omtrent de inhoud van de klacht uiteen lopen en niet goed kan worden vastgesteld welke van beide lezingen het meest aannemelijk is, die klacht c.q. dat klachtonderdeel in beginsel niet gegrond worden verklaard. Dit berust niet hierop dat het woord van klager minder geloof verdient dan het woord van verweerder maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld eerst voldoende aannemelijk moet zijn dat het verweten handelen feitelijk heeft plaatsgevonden, hetgeen ter zake deze onderdelen van de klacht niet het geval is. Voor zover verweerder klager heeft medegedeeld dat deze geen recht op verblijf in Nederland (meer) heeft, kan verweerder daarvan naar het oordeel van de raad geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Verweerder baseert zijn standpunt over klagers verblijfsrecht kennelijk op de gegeven beschikking en de wettelijke mogelijkheden. Dat klager een andere mening is toegedaan maakt nog niet dat verweerder handelt in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. Ook de klachtonderdelen 4 en 5 zijn derhalve naar het oordeel van de raad ongegrond. 

5.6     De raad komt tot de slotsom dat de klacht in alle onderdelen ongegrond moet worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

-        verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. P.H. Brandts, voorzitter, en mrs. S.A.R. Lely en A.L.W.G. Houtakkers,  leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 januari 2017.

Griffier                                                                                            Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 9 januari 2017

verzonden aan:

-            klager

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

-            klager

-            verweerder

        de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

        de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.       Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof:

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl