ECLI:NL:TADRSHE:2017:15 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 16-1174/DB/ZWB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2017:15
Datum uitspraak: 10-01-2017
Datum publicatie: 27-01-2017
Zaaknummer(s): 16-1174/DB/ZWB
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Advocaat van een vereniging treedt op namens de rechtspersoon. Geen Advocaat-cliënt relatie met individuele leden. Individuele leden komt aan klachtrecht toe over optreden voor de rechtspersoon. Klacht gedeeltelijk kennelijk ongegrond en gedeeltelijk kennelijk niet-ontvankelijk.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van 10 januari 2017

in de zaak 16-1174/DB/ZWB

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement (hierna: de deken) van 22 december 2016 met kenmerk K16-090, door de raad ontvangen op 27 december 2016, van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken, en van de brief met bijlage van 2 januari 2017 van klager.

1             FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1      Mevrouw X, eigenaresse van een van de appartementen van serviceflat M, verder te noemen M,  heeft bij dagvaarding van 1 april 2016  een procedure bij de rechtbank, sector kanton, aanhangig gemaakt tegen de VvE van M, verder te noemen de VvE. De VvE was gedagvaard om op 20 april 2016 ter zitting te verschijnen onder aanzegging dat de VvE alsdan verweer kon voeren dan wel voorafgaand aan de zitting om uitstel kon verzoeken. Het bestuur van de VvE heeft verweerder ingeschakeld en hem verzocht voor het voeren van verweer uitstel aan te vragen. Verweerder heeft namens de VvE bij brief van 6 april 2016 aan de rechtbank om uitstel voor het voeren van verweer verzocht.

1.2      De Stichting S., verder te noemen S., heeft bij dagvaarding van 15 april 2016 een kort gedingprocedure tegen klager aanhangig gemaakt. S. werd in deze procedure bijgestaan door verweerder. De voorzieningenrechter heeft in voormeld kort geding op 12 mei 2016 vonnis gewezen. Verweerder treedt voorts in een civielrechtelijke procedure tussen de VvE en klager op als advocaat van de VvE.

1.3      Het bestuur van de VvE heeft ingevolge het bepaalde in de akte van splitsing tijdens de algemene ledenvergadering van 26 april 2016 voor het voeren van verweer toestemming aan de vergadering van de VvE  verzocht. Tijdens de Algemene vergadering op 26 april 2016 is aan het bestuur van de VvE geen toestemming voor het voeren van verweer verleend.

1.4      Verweerder heeft namens de VvE bij brief van 13 mei 2016 aan de rechtbank om een tweede uitstel voor het voeren van verweer verzocht

1.5      Verweerder heeft bij brief dd. 1 juni 2016 aan de rechtbank bericht zich als advocaat van de VvE te onttrekken. Hij berichtte voorts dat door de VvE zelf verweer zou worden gevoerd.

2             KLACHT

2.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.    verweerder in strijd met gedragsregel 7 heeft gehandeld door eerst vóór klager en daarna tegen klager op te treden;

2.    verweerder namens de VvE verweer heeft gevoerd terwijl de vergadering van de VvE had besloten dat het bestuur van de VvE geen verweer zou voeren.

3             VERWEER

3.1      Verweerder trad en treedt op voor de VvE. Verweerder treedt in die hoedanigheid op voor de rechtspersoon VvE en niet voor de individuele leden van de VvE. Een rechtspersoon kan zich door een advocaat laten bijstaan ongeacht (afwijkende) standpunten van individuele leden. Er is nooit sprake geweest van een advocaat-cliënt relatie tussen klager en verweerder. Het stond en staat verweerder daarom vrij om namens VvE en S. tegen klager op te treden.

3.2      Omdat de datum waarop de VvE zich in de procedure tegen X diende te stellen was gelegen voor de datum van de ALV van de VvE heeft verweerder zich op verzoek van het bestuur van de VvE in de procedure gesteld en om uitstel voor het voeren van verweer gevraagd.  Verweerder heeft zich in voormelde procedure enkel en alleen als advocaat gesteld. Verweerder heeft in deze procedure, in afwachting van de toestemming van de vergadering van de VvE voor het voeren van verweer en het daarvoor inschakelen van een advocaat, geen inhoudelijke werkzaamheden verricht.

3.3      Het bestuur van de VvE heeft op 26 april 2016 geen toestemming van de vergadering gekregen om in voormelde procedure verweer te voeren. Omdat op grond van artikel 5:130 BW tot 26 mei 2016 voor ieder lid nog de mogelijkheid van vernietiging van het besluit van de VvE van 26 april bestond, heeft verweerder op 13 mei 2016 de rechtbank om een tweede en laatste uitstel van vier weken voor het indienen van de conclusie van antwoord verzocht.  Toen vast stond dat van voormelde mogelijkheid geen gebruik was gemaakt, heeft verweerder zich op 1 juni 2016 als advocaat in de procedure onttrokken. Verweerder had ook in de opdrachtbevestiging vermeld dat voor het voeren van verweer toestemming van de VvE vereist was, bij gebreke waarvan hij zich als advocaat zou terugtrekken. Verweerder heeft dienovereenkomstig gehandeld. Verweerder heeft geen inhoudelijke werkzaamheden verricht en derhalve geen factuur aan de VvE toegezonden.

3.4      Concluderend: verweerder heeft gedragsregel 7 niet overtreden en geen verweer gevoerd in de procedure tegen X.

4             BEOORDELING

4.1      Vast staat dat verweerder zich in de procedure van X tegen de VvE op 6 april 2016 heeft gesteld als advocaat van de VvE en zich op 1 juni 2016 in die procedure heeft onttrokken. Voorts staat vast dat verweerder in een civielrechtelijke procedure tussen de VvE en klager  optreedt als advocaat van de VvE en voorts dat hij in een kortgedingprocedure tussen S. en klager is opgetreden als advocaat van S.

4.2      Klager stelt zich op het standpunt dat verweerder aldus gedragsregel 7 heeft overtreden door eerst voor en later tegen klager op te treden, stellende dat verweerder in de procedure van de VvE tegen X namens klager is opgetreden en derhalve als (voormalig) cliënt van verweerder dient te worden aangemerkt. De voorzitter volgt klager hierin niet. De VvE is een rechtspersoon, die zich als zodanig door een advocaat kan laten bijstaan, ongeacht -mogelijk afwijkende- standpunten van individuele leden. Verweerder is opgetreden namens de rechtspersoon VvE. Dat klager lid is van de VvE betekent, anders dan klager lijkt te veronderstellen, niet dat klager is aan te merken als cliënt van verweerder. Tussen klager en verweerder is dan ook geen advocaat-cliënt relatie tot stand gekomen, zodat van schending van gedragsregel 7 geen sprake kan zijn. De voorzitter zal het eerste onderdeel van de klacht daarom met toepassing van artikel 46j Advocatenwet kennelijk ongegrond verklaren.

4.3      Klager klaagt over het optreden van verweerder als advocaat van de rechtspersoon VvE. Wat er ook moge zijn van de stelling van klager dat verweerder in strijd met het besluit van de vergadering van de VvE verweer heeft gevoerd in de procedure tegen X, ter zake komt klager geen klachtrecht toe. Niet klager maar de rechtspersoon VvE was immers partij en derhalve belanghebbende in de procedure tegen X. Aangezien het klachtrecht niet in het leven is geroepen voor een ieder, doch slechts voor degenen die door een handelen of nalaten van een advocaat rechtstreeks in zijn belang getroffen is of kan worden, zal de voorzitter het tweede onderdeel van de klacht met toepassing van artikel 46j Advocatenwet kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, het eerste onderdeel van de klacht kennelijk ongegrond en het tweede onderdeel van de klacht kennelijk niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. M.E. Bartels, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 10 januari 2017

Griffier                                                            Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 13 januari 2017

verzonden aan:

- klager

-  verweerder

-  de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klager/klaagster, verweerder/verweerster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch,

Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift ( in tweevoud ), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven.

De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

                     Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

                     a.         Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 1190, 4801 BD Breda

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd in het gerechtsgebouw, Sluissingel 20, Breda

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is

088-2053737

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.

Informatie ook op raadvandiscipline.nl