ECLI:NL:TADRSHE:2017:12 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 16-925/DB/LI

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2017:12
Datum uitspraak: 09-01-2017
Datum publicatie: 25-01-2017
Zaaknummer(s): 16-925/DB/LI
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Overige gronden
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Niet gebleken dat de heer X, die om doorzending van de klacht heeft gevraagd, bevoegd was om klaagster (en inmiddels gefailleerde venootschap) te vertegenwoordigen. Klacht kennelijk niet-ontvankelijk.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van  9 januari 2017

in de zaak 16-925/DB/LI

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) van 7 oktober 2016 met kenmerk K16-068, door de raad ontvangen op 10 oktober 2016, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1                FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, van de volgende feiten  uitgegaan:

1.1       Bij e-mailbericht d.d. 25 april 2016 heeft de heer H, in zijn hoedanigheid van statutair bestuurder van klaagster, namens klaagster een klacht ingediend tegen verweerder bij de deken. De klacht luidde dat verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij de grens van de aan hem toekomende vrijheid had overschreden en jegens klaagster niet de benodigde zorg in acht had genomen.

1.2       Nadat schriftelijke hoor en wederhoor had plaatsgevonden heeft de deken bij brief d.d. 22 juli 2016 zijn standpunt ten aanzien van de klacht aan klaagster en verweerder kenbaar gemaakt. In deze brief heeft de deken aan klaagster en verweerder medegedeeld dat de heer H binnen vier weken aan de deken kon mededelen of hij berust in het dekenstandpunt, dan wel doorzending wenst van het klachtdossier aan de raad.

1.3       Bij e-mailbericht d.d. 20 september 2016 heeft  de heer C de deken bericht doorzending van de klacht aan de raad te wensen.

1.4       Klaagster is bij vonnis van de rechtbank Limburg d.d. 20 september 2016 in staat van faillissement verklaard, met benoeming van mr. B tot curator, hierna: “de curator”. Tegen dit vonnis is hoger beroep ingesteld.

1.5       Bij brief d.d. 7 oktober 2016 heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht. Bij brieven d.d. 11 oktober 2016 heeft de raad de ontvangst van het klachtdossier aan klaagster en verweerder bevestigd. Bij e-mailbericht d.d. 13 oktober 2016 heeft verweerder de raad medegedeeld dat klaagster inmiddels in staat van faillissement was verklaard en dat van de heer C, die om doorzending van de klacht aan de raad had gevraagd, gegevens ontbraken, waaruit zou kunnen worden afgeleid of hij bevoegd was om de vennootschap te vertegenwoordigen.

1.6       Bij brieven d.d. 17 oktober 2016 heeft de raad aan klaagster en verweerder medegedeeld dat de klachtzaak zou worden behandeld ter zitting van de raad op 23 januari 2017 en dat verweerder ter zitting van de raad in de gelegenheid zou worden gesteld om zijn standpunt ten aanzien van de ontvankelijkheid van de klacht naar voren te brengen.

1.7       Op 28 november 2016 heeft de curator  telefonisch aan de griffier van de raad medegedeeld dat de heer C enkel per e-mail bereikbaar is en dat er geen andere adresgegevens bekend zijn. Bij brief d.d. 29 november 2016, verzonden per e-mail aan de heer C, heeft de griffier van de raad de heer C verzocht om aan de raad een bewijs toe te zenden waaruit blijkt dat hij op 20 september 2016 bevoegd was om klaagster in deze te vertegenwoordigen, temeer daar de vennootschap op 20 september 2016 in staat van faillissement was verklaard. 

1.8       Het tegen het vonnis van de rechtbank Limburg d.d. 20 september 2016 ingestelde hoger beroep is op 14 december 2016 bij het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch behandeld. Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft het vonnis van de rechtbank Limburg bekrachtigd, zodat het faillissement in stand is gebleven.

1.9       Op 2 januari 2017 heeft de curator telefonisch aan de griffier van de raad medegedeeld dat hij de klacht niet wil handhaven.

1.10     Van de heer C is geen reactie ontvangen op de aan hem door de griffier van de raad per e-mail verzonden brief d.d. 29 november 2016.

2             KLACHT

2.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij, de grens van de aan hem toekomende vrijheid heeft overschreden en jegens klaagster niet de benodigde zorg in acht heeft genomen, doordat hij:

1.    afspraken die tussen de verkopende partij en klaagster als kopende partij zijn gemaakt stelselmatig heeft veranderd, waardoor er geen transactie kon plaatsvinden;

2.    in samenspraak met de notaris heeft getracht de inhoud van de aktes te wijzigen;

3.    om meer geld heeft gevraagd zonder dat aan klaagster garanties werden gegeven dat de transactie zou doorgaan;

4.    klaagster na uitstel van de transactie heeft gechanteerd.

3             VERWEER

                        3.1       Verweerder is geen verantwoording verschuldigd aan klaagster. Klaagster is bovendien op 20 september 2016 in staat van faillissement is verklaard, terwijl voorts op 20 september 2016, na het verstrijken van de door de deken gestelde termijn van vier weken, om doorzending van de klacht is gevraagd door de heer C, van wie niet is gebleken dat hij bevoegd was om klaagster te vertegenwoordigen.

4             BEOORDELING

4.1                   De voorzitter stelt op basis van de overgelegde stukken vast dat klaagster bij vonnis d.d. 20 september 2016 in staat van faillissement is verklaard, welk vonnis is bekrachtigd door het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch.

4.2       De voorzitter stelt voorts vast dat niet de heer H, die de klacht in zijn hoedanigheid van statutair bestuurder van klaagster bij de deken had ingediend, om doorzending van de klacht naar de raad heeft gevraagd,  maar dat de heer C de deken op 20 september 2016 heeft verzocht om doorzending. De heer C is door de raad in de gelegenheid gesteld om aan te tonen dat hij in deze bevoegd was om klaagster te vertegenwoordigen, doch op het verzoek van de raad is niet gereageerd, zodat niet is komen vast te staan dat de heer C bevoegd was om namens klaagster om doorzending van de klacht te verzoeken noch om de klaagster bij de verdere behandeling te vertegenwoordigen. De curator heeft tot slot verklaard de klacht niet te willen doorzetten.

4.3       Gelet op het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat de klacht met toepassing van artikel 46j lid 1 sub b Advocatenwet kennelijk niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht met toepassing van artikel 46j lid 1 sub b Advocatenwet kennelijk niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, met bijstand van mr. Th.H.G. van de Langenberg als griffier op 9 januari 2017.

Griffier                                            Voorzitter

Mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 13 januari 2017

verzonden aan:

-     klaagster

-     verweerder

-     de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster, verweerder en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch.

Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift ( in tweevoud ), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven.

De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

                     Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

                     a.         Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 1190, 4801 BD Breda

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd in het gerechtsgebouw, Sluissingel 20, Breda

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is

088-2053737

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.

Informatie ook op raadvandiscipline.nl