ECLI:NL:TADRSGR:2017:30 Raad van Discipline 's-Gravenhage 16-606/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2017:30
Datum uitspraak: 20-02-2017
Datum publicatie: 28-02-2017
Zaaknummer(s): 16-606/DH/RO
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
Beslissingen:
  • Berisping
  • Kostenveroordeling
Inhoudsindicatie: Gegrond dekenbezwaar. Verweerder heeft niet voldaan aan diverse verzoeken van of namens de deken tot het verstrekken van inlichtingen en (jaar)stukken. Ook heeft hij de deken op bepaalde momenten onjuiste informatie verschaft. Verweerder heeft gedragsregel 37 geschonden. Berisping.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 20 februari 2017

in de zaak 16-606/DH/RO

naar aanleiding van het bezwaar van:

de deken van de Orde van Advocaten

in het arrondissement Rotterdam

klager

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 14 juni 2016 met kenmerk R 2016/48 edl heeft klager een ambtshalve bezwaar ingediend tegen verweerder.

1.2 Het bezwaar is behandeld ter zitting van de raad van 19 december 2016 in aanwezigheid van klager. Verweerder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennisgenomen van de processtukken, bedoeld in artikel 49, lid 2 Advocatenwet alsmede van de nagekomen brief d.d. 16 december 2016 van verweerder.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Verweerder is sinds 4 december 1985 ingeschreven als advocaat.

2.2 Op 30 juni 2015 heeft tussen klager en verweerder een gesprek plaatsgevonden op het Bureau van de Orde. Tijdens deze bespreking is overeengekomen dat verweerder zijn jaarstukken 2014 uiterlijk 1 september 2015 aan de deken zou doen toekomen. Deze afspraak is bij brief van 10 juli 2015 schriftelijk aan verweerder bevestigd.

2.3 Omdat klager de jaarstukken 2014 van verweerder op 1 september 2015 niet had ontvangen, heeft hij hem op 8 september 2015 een herinnering gezonden en een aanvullende termijn gegund tot 1 oktober 2015.

2.4 Op 30 september 2015 berichtte verweerder aan klager dat het de accountant in verband met een aanvullende vraag aan zijn oude boekhouder/accountant niet was gelukt de stukken tijdig gereed te krijgen. Naar aanleiding hiervan heeft verweerder nog een nader uitstel van één week gekregen.

2.5 Op 21 oktober 2015 had klager de stukken nog altijd niet ontvangen en heeft hij verweerder verzocht deze alsnog binnen één week toe te zenden.

2.6 Op 29 oktober 2015 had klager nog geen reactie van verweerder ontvangen en heeft klager telefonisch contact met verweerder opgenomen. Verweerder gaf in dit telefoongesprek aan dat de stukken op 28 oktober 2015 waren verstuurd. Nadat bleek dat dit niet het geval was, heeft verweerder later die dag alsnog de concept stukken aan klager toegezonden, onder aanbieding van zijn excuses.

2.7 Naar aanleiding van de inhoud van de concept jaarstukken heeft klager verweerder op 11 november 2015 een aantal vragen gesteld, met het verzoek om daarop binnen drie weken te antwoorden. In dezelfde brief heeft klager verzocht om toezending van een kopie van de definitieve jaarstukken.

2.8 Op 7 december 2015 heeft klager verweerder een herinnering gezonden en verzocht alsnog binnen één week te reageren.

2.9 Per email van 16 december 2015 heeft verweerder aan klager aangegeven dat er nog volop aan de jaarstukken gewerkt werd. Uit de door verweerder meegezonden e-mail van de accountant blijkt dat deze wachtte op antwoorden van verweerder.

2.10 Per email van 31 december 2015 heeft verweerder aan klager laten weten dat er nog enige vertraging bij de accountant was opgetreden in verband met het vertrek van een van de medewerkers van het accountantskantoor. In reactie daarop heeft klager bij brief van 6 januari 2016 aan verweerder bericht dat hij nog eenmaal een uitstel zou verlenen tot 31 januari 2016 en dat hij bij gebreke van een tijdige reactie de kwestie zou voorleggen aan de raad.

2.11 Op 1 februari 2016 heeft verweerder aan klager laten weten dat de concept jaarrekening 2014 nog die dag rechtstreeks door zijn accountant zou worden toegezonden.

2.12 Bij brief van 12 februari 2016 heeft klager verweerder bericht over te zullen gaan tot het indienen van een ambtshalve klacht indien hij niet alsnog binnen twee werkdagen de definitieve jaarrekening 2014 en de antwoorden op zijn vragen in zijn brief van 11 november 2015 zou ontvangen.

2.13 Op 19 mei 2016 heeft klager aan verweerder een conceptversie van zijn klacht toegezonden met verzoek daarop binnen twee weken inhoudelijk te reageren.

2.14 Klager heeft geen reactie van verweerder ontvangen waarna hij is overgegaan tot indiening van het onderhavige bezwaar.

3 BEZWAAR

3.1 Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij niet, althans eerst na diverse herinneringen de door klager als deken verzochte informatie verstrekt.

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft zich niet tegen het bezwaar verweerd.

5 BEOORDELING

5.1 Nu verweerder het door de deken ingediende bezwaar niet heeft weersproken en het bezwaar voldoende is onderbouwd, moeten de feiten die hieraan ten grondslag zijn gelegd als vaststaand worden aangenomen.

5.2 Verweerder heeft niet voldaan aan diverse verzoeken van of namens de deken tot het verstrekken van inlichtingen en stukken. Ook heeft hij de deken op bepaalde momenten onjuiste informatie verschaft. Door geen uitvoering te geven aan de verzoeken van de deken, heeft verweerder gedragsregel 37 geschonden. Deze gedragsregel strekt er onder meer toe de deken in staat te stellen onderzoek te doen naar de vraag of een advocaat aan elementaire verplichtingen heeft voldaan. Dergelijk onderzoek is essentieel voor het vertrouwen in de advocatuur. Wanneer een advocaat zijn medewerking niet verleent aan een onderzoek door de deken door niet te reageren op verzoeken, frustreert hij daarmee derhalve de met het tuchtrecht te dienen belangen. Het bezwaar is derhalve gegrond.

6 MAATREGEL

6.1 Alles overziend acht de raad de maatregel van berisping passend en geboden.

7 KOSTENVEROORDELING

7.1  De raad ziet aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op EUR 1.000,- en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht gegrond;

- legt aan verweerder de maatregel van berisping op;

- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 1.000,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten.

Aldus beslist door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, J.G. Colombijn-Broersma, J.J. van der Gouw en R. de Haan, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 februari 2017.

Deze beslissing is in afschrift op 20 februari 2017 verzonden.