ECLI:NL:TADRARL:2017:56 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 16-602

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2017:56
Datum uitspraak: 23-01-2017
Datum publicatie: 29-03-2017
Zaaknummer(s): 16-602
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet tegen voorzittersbeslissing. De voorzitter heeft de juiste maatstaf gehanteerd bij de beoordeling van de klacht. Het verzet is ongegrond.

Beslissing van de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 23 januari 2017

in de zaak 16-602

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 22 augustus 2016 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 18 maart 2016 heeft klager zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland beklaagd over verweerster.

1.2 Bij brief aan de raad van 24 juni 2016 met kenmerk 16-0079, door de raad ontvangen op 27 juni 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 22 augustus 2016 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 22 augustus 2016 is verzonden aan klager.

1.4 Bij brief van 19 september 2016 door de raad ontvangen op 20 september 2016, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 7 november 2016 in aanwezigheid van klager en verweerster.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 19 september 2016.

2. FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.

3. VERZET

De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

3.1 De voorzitter is er in zijn beoordeling ten onrechte van uitgegaan dat klager de wederpartij van de cliënt van verweerster was. Zijn dochter was de wederpartij in de boedelscheidingsprocedure met haar ex-echtgenoot. Klager was daarin een derde. Het gebruik van het woord “opgeworpen” in de zinsnede dat klager zich heeft opgeworpen als belangenbehartiger van zijn dochter, moet in de context van de zaak als tendentieus worden gezien en onnodig grievend, omdat de contacten tussen klager en zijn ex schoonzoon uiterst beperkt waren. Bovendien heeft de voorzitter ten onrechte geoordeeld dat verweerster geen feiten heeft aangevoerd die in strijd waren met de waarheid. Zulks zou uit bepaalde e-mails blijken. Verder heeft de voorzitter ten onrechte de conclusie getrokken dat verweerster heeft aangetoond dat ook haar overige opmerkingen overeenstemmen met de feiten.

4. BEOORDELING

4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Weliswaar heeft klager gelijk als hij stelt dat hij niet de wederpartij van de cliënt van verweerster was, maar een derde. Echter:

De voorzitter concludeert dat “opgeworpen” (als belangenbehartiger) niet grievend, laat staan onnodig grievend is. Daar is de raad het mee eens.

De voorzitter concludeert ook dat bepaalde woorden afkomstig zijn van de cliënt van verweerster en dat voor het overige voldoende is aangetoond dat de overige opmerkingen waarover geklaagd wordt overeenstemmen met de feiten. Ook daar is de raad het mee eens.

Dat betekent dat verweerster niet onbehoorlijk heeft gehandeld, ook niet tegenover klager als derde.

De beslissing van de voorzitter dient dus, onder verbetering van de gronden, in stand te blijven. De door klager aangevoerde gronden kunnen derhalve niet slagen. De voorzitter heeft de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden

4.2 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet onder verbetering van de gronden, ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.J. Grapperhaus, voorzitter, mrs. G.R.M. van den Assum, J.H. Brouwer, P.J.F.M. de Kerf, M.W. Veldhuijsen, leden en bijgestaan door

mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van

23 januari 2017.

griffier voorzitter