ECLI:NL:TADRARL:2017:52 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 16-1179

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2017:52
Datum uitspraak: 27-02-2017
Datum publicatie: 29-03-2017
Zaaknummer(s): 16-1179
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Arbeidsgeschil. Advocaat van wederpartij mocht zijn cliënte aviseren om foto's van haar werkplek te maken. Onder de gegeven omstandigheden mocht verweerder een e-mail rechtstreeks aan klaagster, in cc aan advocaat, sturen. Klacht kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de raad van discipline

in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 27 februari 2017

in de zaak 16-1179

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 22 december 2016 met kenmerk 16-0177/FH/sd, door de raad ontvangen op 23 december 2016.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Klager heeft, na een korte non-actiefstelling, op 13 juni 2016 een werkneemster op staande voet ontslagen wegens vermeend fysiek geweld met letsel als gevolg. Verweerder behartigt in dit arbeidsgeschil de belangen van de werkneemster. 

1.2    Per e-mails van 19 juni 2016 en van 23 juni 2016 heeft de advocaat van klager aan verweerder verzocht om te bewerkstelligen dat zijn cliënte haar bedrijfsspullen, in ieder geval de sleutels en de alarmbutton, uiterlijk vrijdag 24 juni 2016 bij klager zal inleveren, zoals ook al eerder mondeling door klager aan de ex-werkneemster was gevraagd.

1.3    Verweerder heeft per e-mail van 23 juni 2016 onder meer aan de advocaat van klager laten weten:

“(…) Ik zal cliënte vragen de spullen zo snel mogelijk toe te sturen, maar ik vind dat uw cliënte niet moet overdrijven.

Overigens kan ik u nog meedelen dat cliënte samen met haar man vorige week zaterdag in het bedrijf nog wat foto’s genomen hebben. Op mijn verzoek. U vindt dat terug in het verzoekschrift.”

1.4    Op maandag 27 juni 2016 om 8:34 uur heeft verweerder een e-mail aan klager gezonden, met gelijktijdige kopie daarvan aan zijn advocaat. Daarin heeft verweerder gereageerd op de inhoud van de rechtstreeks door klager op 24 juni 2016 aan zijn cliënte gestuurde e-mail.

1.5    Bij brief van 30 juni 2016 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    zijn cliënte dubieus te adviseren, waardoor klager is benadeeld;

b)    in strijd te handelen met gedragsregel 18, door rechtstreeks zijn e-mail van 27 juni 2016 aan klager toe te zenden, terwijl verweerder op de hoogte was van het feit dat klager door een advocaat werd bijgestaan.

2.2    Ter onderbouwing van klachtonderdeel a) voert klager het volgende aan. Volgens klager heeft zich op 4 juni 2016 een ernstig incident voorgedaan op de werkvloer. Naar aanleiding daarvan is de cliënte van verweerder op 13 juni 2016 door klager op staande voet ontslagen. Klager heeft haar direct daarna verzocht om haar sleutels, alarmbutton en overige bedrijfseigendommen in te leveren, wat zij toen niet heeft gedaan. Nadat verweerder zich op 10 juni 2016 had gemeld als de raadsman van de ex-werkneemster, heeft de advocaat van klager bij e-mails van 19 en 23 juni 2016 aan verweerder erop aangedrongen dat zijn cliënte de sleutels van het bedrijfspand inlevert. Blijkens de daaropvolgende e-mail van 23 juni 2016 van verweerder aan de advocaat van klager, heeft verweerder zijn cliënte geadviseerd om met haar echtgenoot in een weekend ervoor, bewust buiten werktijd, foto’s te maken op haar oude werkplek. Zonder enig recht daartoe en zonder toestemming heeft de cliënte van verweerder zich op 18 juni 2016 toegang verschaft tot het bedrijfspand. Klager verwijt verweerder zijn cliënte te hebben geadviseerd om een strafrechtelijk vergrijp te begaan, hetgeen niet passend is voor een advocaat. Klager heeft van dat strafbare feit aangifte gedaan. Door dit dubieuze handelen van verweerder kwam een regeling in der minne nog verder buiten bereik en heeft klager extra kosten moeten maken voor zijn advocaat.

3    VERWEER

Ad klachtonderdeel a)

3.1    Verweerder betwist dat hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt omdat  hij zijn cliënte heeft aangeraden om samen met haar man op 18 juni 2016 foto’s van haar werkplek te nemen. Die foto’s waren nodig om de door klager overgelegde foto’s in de procedure te betwisten, waarover uiteindelijk de kantonrechter zal oordelen. Cliënte had de sleutel nog en heeft op haar werkplek drie foto’s gemaakt. Er is niets onoorbaars gebeurd. Klager is niet in zijn belang geschaad.

Ad klachtonderdeel b)

3.2    Al op 14 juni 2016 heeft verweerder uitdrukkelijk per e-mail aan klager verzocht om geen contact meer met zijn cliënte te zoeken, maar alle correspondentie rechtstreeks via hem te laten verlopen. Cliënte moest daartegen beschermd worden, omdat zij door klager en zijn advocaat al langer onder druk werd gezet om een voor haar ongunstige regeling te treffen. Nadat zijn cliënte op zaterdag 25 juni 2016 een e-mail van klager had ontvangen, waarin zij voor de tweede keer werd ontslagen en tevens werd uitgenodigd voor een persoonlijk gesprek, en op zondag 26 juni 2016 van klager een WhatsAppbericht had ontvangen, heeft verweerder meteen maandagochtend  27 juni 2016 om 8:35 uur aan klager, en in kopie aan zijn advocaat, gereageerd. In die mail heeft hij klager, onder meer, opnieuw verzocht zijn cliënte niet meer rechtstreeks te benaderen. Gelet op de voorgeschiedenis met klager en ter bescherming van zijn cliënte stond het hem vrij om klager rechtstreeks aan te schrijven. Daardoor was hij ervan verzekerd dat zijn bericht zonder vertraging bij klager terecht zou komen, maar ook gelijktijdig bij diens advocaat. Van enig nadeel voor klager is geen sprake. Immers, ook als verweerder die e-mail alleen aan de advocaat van klager had gestuurd, had de doorzending en bespreking ervan hem ook geld gekost. Een oplossing in der minne bleek door de opstelling van klager en zijn advocaat ook daarvoor al niet mogelijk.

4    BEOORDELING

4.1    Allereerst stelt de voorzitter vast dat het gaat om het handelen van de advocaat van de wederpartij van klager. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt,  goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt maar kan onder meer worden ingeperkt indien de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt, zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. De voorzitter zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

Ad klachtonderdeel a)

4.2    De voorzitter is van oordeel dat niet gebleken is dat verweerder de grenzen van de hem, als advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid heeft overschreden. Als partijdige belangenbehartiger heeft verweerder zijn cliënte geadviseerd om foto’s van haar werkplek te maken, naar zijn zeggen om het ontslagverwijt van klager in een latere procedure goed te kunnen weerleggen. Niet is gesteld of gebleken dat het advies van verweerder aan zijn cliënte luidde dat zij die foto’s desnoods na wederrechtelijk binnendringen in het bedrijfspand van klager moest maken. Dat klager door dit handelen van verweerder onnodig of onevenredig in zijn belangen is geschaad, is door klager onvoldoende onderbouwd. Naar het oordeel van de voorzitter is verweerder door te handelen als hij heeft gedaan, als advocaat van de wederpartij, voldoende zorgvuldig te werk gegaan. Gelet hierop oordeelt de voorzitter dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond.

ad klachtonderdeel b)

4.3    Niet valt in te zien waarom verweerder de door hem op 27 juni 2016 rechtstreeks aan klager verzonden e-mail, met een gelijktijdige kopie daarvan aan zijn advocaat, niet mocht verzenden. Als partijdige belangenbehartiger van zijn cliënte diende hij haar naar zijn zeggen te beschermen tegen de door zijn cliënte kort daarvoor rechtstreeks van klager ontvangen correspondentie waarin zij onder druk werd gezet. Dat hij door aldus te handelen de belangen van klager op enigerlei wijze heeft geschaad, is de voorzitter niet gebleken. Dit klachtonderdeel is naar het oordeel van de voorzitter van kennelijk onvoldoende gewicht.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht wat betreft klachtonderdeel a), met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond;

de klacht wat betreft klachtonderdeel b), met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk van onvoldoende gewicht.

Aldus beslist door mr. R.A. Steenbergen, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M.M. Goldhoorn als griffier op 27 februari 2017.

griffier    voorzitter