ECLI:NL:TADRARL:2017:51 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 16-1178

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2017:51
Datum uitspraak: 27-02-2017
Datum publicatie: 29-03-2017
Zaaknummer(s): 16-1178
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Naar oordeel van de voorzitter is verweerster nimmer de advocaat van klager geweest, zodat niet kan worden vastgesteld of van tekortschieten in haar zorgverplichting sprake is. Evenmin vast te stellen of verweerster klager (onjuist) heeft geadviseerd. Klacht kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de raad van discipline

in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 27 februari 2017

in de zaak 16-1178

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 22 december 2016 met kenmerk 16-0185/FH/sd, door de raad ontvangen op 23 december 2016.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Klager huurt sinds 1987 een woning. Vanaf omstreeks 2000 is klager in een geschil verwikkeld met de verhuurder over gebreken aan de woning door onvoldoende onderhoud.

1.2    Verweerster is als advocaat in loondienst werkzaam bij CNV Vakmensen.

1.3    Als lid van CNV Vakmensen heeft klager meerdere keren een rechtsbijstandsverzoek gedaan en op enig moment deze rechtsbijstand gekregen van mr. Van M., werkzaam als juriste bij CNV Rechtshulp.

1.4    Klager heeft verschillende juridische procedures met zijn verhuurder gehad. Bij een deel van die procedures heeft hij een eigen advocaat ingeschakeld. Het bondsbestuur van CNV Vakmensen heeft daartoe een coulanceregeling met klager afgesproken. Op een zeker moment heeft het bondsbestuur verdere vergoeding van de declaraties van de door klager ingeschakelde advocaat stopgezet.

1.5    Bij brief van 7 juli 2016 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    in 2016 haar rechtsbijstand in een lopende procedure bij het gerechtshof te staken en jegens klager tekort te schieten door na te laten om de penningmeester van CNV Vakmensen te adviseren de rechtshulp in de lopende zaken van klager niet te staken;

b)    niet haar verantwoordelijkheid als advocaat van de CNV te nemen en klager verkeerd voor te lichten;

c)    zonder toestemming van klager in zijn zaak te communiceren met derden, terwijl die invloed hebben op zijn rechtsbijstand en mogelijk ook schaden in de lopende procedures.

2.2    Ter toelichting op klachtonderdeel a) stelt klager dat zijn advocaat, nadat van de penningmeester van CNV Vakmensen toestemming was verkregen voor dekking van zijn kosten, hoger beroep heeft ingesteld bij het gerechtshof tegen de beslissing van de kantonrechter. In de loop van deze hoger beroep procedure heeft de penningmeester van CNV Vakmensen de rechtshulp aan klager ineens gestaakt, terwijl in september 2016 een comparitie van partijen was bepaald. Ten onrechte hebben de penningmeester en verweerster aldus bepaald hoe het gerechtshof de procedure voert, terwijl klager verplicht is om zich te laten bijstaan door een advocaat.

2.3    Wat betreft klachtonderdeel b) stelt klager dat CNV rechtshulp op alle fronten en herhaaldelijk is tekortgeschoten in de beoordeling van zijn dossier als gevolg waarvan klager schade heeft geleden. Klager houdt verweerster als advocaat van CNV daarvoor verantwoordelijk. Volgens klager had zij ermee bekend behoren te zijn dat zijn zaak complex was en dat sprake was van een verstoorde relatie met CNV juristen die duidelijk niet over de juiste kwaliteit beschikten om zijn zaak te doen. Voor zover verweerster niet als zijn advocaat wordt beschouwd, dan is zij als adviseur getreden in zijn zaak en heeft zij misbruik gemaakt van haar positie binnen de CNV door het bestuur / de penningmeester onjuist te adviseren zonder daarover contact met klager op te nemen. Daardoor heeft zij de rechtszaak van klager in gevaar gebracht.

2.4    Ter toelichting op klachtonderdeel c) stelt klager dat verweerster zonder zijn toestemming zaakgegevens heeft gedeeld met derden en heimelijk achter zijn rug om via een ‘brief van de penningmeester’ zijn huidige advocaat beschuldigd van fraude. Geheel ten onrechte. Het is de taak van verweerster om ervoor te zorgen dat de penningmeester de met klager gemaakte betalingsafspraken nakomt.

3    VERWEER

Ad klachtonderdelen a) tot en met c)

3.1    Verweerster betwist gemotiveerd dat zij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld jegens klager en stelt daartoe onder meer het volgende.

3.2    Zij heeft nimmer voor klager als advocaat gewerkt. Evenmin is klager cliënt van het advocatenkantoor van CNV Vakmensen. Verweerster heeft klager bovendien nog nooit gesproken of anderszins juridische bijstand verleend of hem ooit verkeerd geadviseerd. Dat verweerster werkt voor CNV Vakmensen leidt er niet automatisch toe dat zij daardoor als advocaat van klager kan worden aangemerkt. Bij rechtsbijstandsverlening door verweerster als advocaat aan één van de leden van CNV Vakmensen gaat het sluiten van een overeenkomst van opdracht vooraf. Een dergelijke opdracht heeft verweerster niet met klager gesloten. Reeds daarom mist het verwijt dat zij als zijn advocaat de lopende procedure bij het gerechtshof heeft gestaakt, feitelijke grondslag, evenals het verwijt dat zij richting klager aan een beroepsgeheim zou kunnen worden gehouden. Dat beroepsgeheim is er immers niet.

3.3    In 2010 heeft zij op verzoek van het bondsbestuur van de CNV een second opinion gegeven over de behartiging van de belangen van klager door een juriste van CNV Rechtshulp bij de huurzaak van klager in eerste aanleg. In een zeer uitvoerige brief heeft zij aan klager uitgelegd dat zij als adviseur van het bondsbestuur van CNV Vakmensen geen fouten in het werk van de desbetreffende juriste heeft kunnen ontdekken, zodat zij geen aanleiding zag om het bondsbestuur te adviseren om zijn zaak bij een extern advocaat neer te leggen. Na deze second opinion is het verzoek van klager door het bondsbestuur afgewezen en kon de zaak door dezelfde juriste worden voortgezet. In deze situatie was de rol van verweerster adviseur van het bondsbestuur en niet die van advocaat van klager.

3.4    Verweerster stelt dat zij ermee bekend is dat het bondsbestuur van CNV Vakmensen op enig moment daarna om hen moverende redenen heeft besloten om de coulanceregeling die gold voor klager te beëindigen en de geldkraan dicht te draaien. Zij stond buiten deze beslissing zodat dit haar niet kan worden verweten. 

3.5    De overige verwijten van klager betwist verweerster als onvoldoende onderbouwd, althans niet gebleken. Zij concludeert tot ongegrondverklaring van de klachtonderdelen.

4    BEOORDELING

4.1    De voorzitter ziet aanleiding om de klachtonderdelen a) tot en met c), gelet op hun samenhang, gezamenlijk te beoordelen.

4.2    Uitgangspunt is dat op grond van artikel 46 van de Advocatenwet advocaten aan tuchtrecht zijn onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met de zorg die zij als advocaat behoren te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen zij als zodanig behartigen of behoren te behartigen en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt.

4.3    Klager verwijt verweerster dat zij als advocaat is tekortgeschoten in haar zorgverplichting jegens hem als haar cliënt. Nu verweerster gemotiveerd heeft betwist dat zij ooit als advocaat voor klager heeft gewerkt, kan de voorzitter niet vaststellen dat van enig tekortschieten van verweerster in haar zorgplicht jegens klager sprake is. Omdat klager geen nadere feiten of omstandigheden heeft gesteld of stukken heeft overgelegd die zijn verwijt aannemelijk maken, is de juistheid van deze stelling van klager en daarmee de gegrondheid van de daaraan in zoverre gekoppelde klachtonderdelen a) tot en met c) niet komen vast te staan, zodat deze klachtonderdelen in zoverre kennelijk ongegrond worden geoordeeld.

4.4    Klager stelt tevens dat verweerster hem onjuist heeft geadviseerd dan wel binnen CNV Vakmensen onjuiste adviezen over zijn zaak heeft gegeven, waardoor klager is benadeeld. Verweerster heeft dit gemotiveerd betwist. De voorzitter is niet gebleken dat verweerster in haar hoedanigheid van advocaat of anderszins klager op zijn verzoek (onjuist) heeft geadviseerd. Niet valt in te zien in welke zin verweerster een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt dat zij op verzoek van het Bondsbestuur van CNV Vakmensen een second opinion heeft gegeven over de kwaliteit van de door de juriste van CNV Rechtshulp ten behoeve van klager uitgevoerde werkzaamheden voor klager. Een feitelijke grondslag voor een tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen ontbreekt.

4.5    Nu alle overige verwijten van klager gemotiveerd door verweerster zijn betwist en ook overigens niet zijn gebleken, is de voorzitter van oordeel dat de klachtonderdelen a) tot en met c) ook voor het overige kennelijk ongegrond moeten worden geoordeeld. Van enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerster is immers geen sprake.

BESLISSING

De voorzitter:

verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle klachtonderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. K.H.A. Heenk, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M.M. Goldhoorn als griffier op 27 februari 2017.

griffier    voorzitter