ECLI:NL:TADRARL:2017:233 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 17-546

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2017:233
Datum uitspraak: 09-10-2017
Datum publicatie: 26-06-2018
Zaaknummer(s): 17-546
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Geheimhoudingsplicht
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing: klacht tegen eigen advocaat kennelijk ongegrond. Niet gebleken van een ongeoorloofde samenwerking tussen verweerder en de (namens klager) ingeschakelde deurwaarder. Evenmin aannemelijk dat sprake is geweest van uitbuiting van klager door verweerder door ontvangen gelden te verrekenen zoals met klager was afgesproken. 

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline

in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 9 oktober 2017

in de zaak 17-546

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 5 juli 2017 met kenmerk 16-0240/MV/sd, door de raad ontvangen op 6 juli 2017.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Klager heeft in 2010 verweerder benaderd met het verzoek hem rechtsbijstand te verlenen vanwege een dreigende discontinuïteit van de vennootschappen van klager en zijn ex-partner. Verweerder heeft deze opdracht aanvaard en klager bijgestaan.

1.2    In 2012 heeft klager zich opnieuw tot verweerder gewend, nu omdat de ex-partner van klager, tevens partner en medeaandeelhouder in de holding en de betrokken werkmaatschappijen, volgens klager horizontale fraude had gepleegd en zich schuldig had gemaakt aan diefstal met geweld.

1.3    In 2013 heeft verweerder namens klager een bodemprocedure opgestart tegen de ex-partner van klager.

1.4    De rechtbank heeft klager bij vonnis van 13 mei 2015 in het gelijk gesteld en de ex-partner veroordeeld tot betaling van een bedrag aan klager voor de aan haar geleverde aandelen. Tegen dit vonnis heeft de ex-partner hoger beroep ingesteld.

1.5    Over de periode vanaf eind 2012 tot dan toe heeft klager de facturen van verweerder niet voldaan.

1.6    Na de uitspraak van de rechtbank heeft verweerder deurwaarder [G.] (hierna: ‘de deurwaarder’) ingeschakeld om het vonnis aan de ex-partner van klager te laten betekenen en zo nodig tot executie over te gaan.

1.7    In 2015 heeft de deurwaarder geen noemenswaardig bedrag bij de ex-partner van klager kunnen incasseren. Per 30 april 2016 heeft de deurwaarder een betalingsregeling met de ex-partner getroffen van € 500,- per maand.

1.8    Nadien is een conflict ontstaan tussen klager en verweerder en heeft verweerder zich aan de zaak van klager onttrokken.

1.9    Op enig moment heeft klager verweerder aansprakelijk gesteld voor een bedrag van circa 1,5 miljoen euro.

1.10    Bij brief van 31 december 2016 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:

a)    geen opdrachtovereenkomst met klager heeft gesloten voor de behandeling van de ‘eerste procedure’ die tegen zijn ex-partner is gevoerd over de privéaandelen;

b)    op ongeoorloofde wijze heeft samengewerkt met de deurwaarder;

c)    de problematische situatie van klager in zijn voordeel heeft uitgebuit;

d)    gelden van klager onder zich heeft gehouden;

e)    geen stichting derdengelden te hebben;

f)    zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden;

g)    in strijd heeft gehandeld met Gedragsregel 2 lid 2;

h)    geweigerd heeft in gesprek te gaan met klager;

i)    klager niet op de hoogte heeft gebracht van belangrijke informatie over zijn zaak;

j)    gedreigd heeft met het neerleggen van zijn werkzaamheden;

k)    derdengelden heeft verrekend met zijn declaratie zonder dat dit vastgelegd is.

2.2    Klager heeft zijn klacht als volgt nader toegelicht.

Ad klachtonderdeel a)

2.3    Verweerder heeft geen opdrachtovereenkomst met klager gesloten voor de eerste procedure en deze zaak ongevraagd voor klager behartigd.

Ad klachtonderdeel b)

2.4    Verweerder heeft zonder met klager daarover afspraken te maken de zaak doorgesluisd  naar de deurwaarder. Het was verweerder niet toegestaan samen te werken met de deurwaarder. De deurwaarder is een bevriende relatie van verweerder en zij werken in hetzelfde pand, waarvan de deurwaarder huurder en verweerder onderhuurder is. De noodzakelijke faciliteiten worden gedeeld. Er kan geen sprake zijn van onafhankelijke transparante en gescheiden praktijken. Klager ziet problemen in de geheimhouding, privacy en vertrouwelijkheid. Daarnaast is sprake van een niet toegestane samenwerking van verweerder met zijn dochter. Zij heeft zich als adviseur en praktijkgenoot aan klager gepresenteerd maar volgens informatie van de Kamer van Koophandel is daarvan geen sprake. Klager wist hier niets van en heeft voor deze samenwerking ook geen toestemming gegeven.

Ad klachtonderdeel c)

2.5    Verweerder is zijn beloftes niet nagekomen en heeft de afhankelijke en chantabele positie van klager en het dyslectisch zijn van klager uitgebuit.

Ad klachtonderdeel d en e)

2.6    Verweerder heeft geen derdengeldrekening. Het briefpapier van verweerder vermeldt een ‘gewone’ bankrekening. Op vragen van klager geeft verweerder inconsistente antwoorden. Daarnaast houdt verweerder gelden onder zich die door de ex-partner van klager zijn betaald en aan klager toekomen. Verweerder heeft op een ondoorgrondelijke en niet correcte wijze verrekend en pas informatie verstrekt nadat klager dreigde met het nemen van stappen. Er staat nog € 1.150,- op de derdengeldrekening van verweerder. Daarbij komt nog € 2.000,- en dat resulteert volgens klager in een bedrag van € 3.650,- (dan wel € 2.400,-, dan wel € 8.500,-). Als er al een afspraak tot verrekening was, dan is deze laakbaar. Klager heeft geen toestemming gegeven om de ontvangen bedragen aan te wenden voor betaling van de declaraties van verweerder.

Ad klachtonderdeel f)

2.7    Verweerder heeft in strijd met de geheimhoudingsplicht informatie verstrekt aan de deken van de Orde van Advocaten in Limburg in verband met een verzoek op grond van artikel 13 Advocatenwet. Ook heeft verweerder zijn geheimhoudingsplicht geschonden in andere contacten waaronder met de politie en andere advocaten.

Ad klachtonderdeel g)

2.8    Verweerder heeft provisie ontvangen voor het aanbrengen van een zaak. Klager heeft in 2012-2013 provisie voor verweerder ontvangen.

Ad klachtonderdeel h en i)

2.9    Klachtonderdeel h en i zijn niet nader toegelicht.

Ad klachtonderdeel j)

2.10    Verweerder heeft gedreigd zijn werkzaamheden neer te leggen omdat het vertrouwen van klager in verweerder ontbreekt. Het ontbreekt klager aan beeld en informatie. Hij heeft geen idee wat er bij de deurwaarder komt en wat de kosten van de deurwaarder zijn.

Ad klachtonderdeel k)

2.11    Klager is niet met verweerder overeengekomen dat door verweerder ontvangen bedragen op zijn derdengeldrekening worden verrekend met de declaraties van verweerder.

3    VERWEER

3.1    Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

3.2    Verweerder betwist tuchtrechtelijk laakbaar te hebben gehandeld. Tot het vonnis van de rechtbank van 13 mei 2015 hebben zich geen problemen tussen klager en verweerder voorgedaan. Klager heeft de facturen van verweerder sinds eind 2012 niet voldaan omdat hij daartoe niet in staat was. Klager was verweerder in totaal circa € 25.000,- verschuldigd. Na het voor klager gunstige vonnis is op voorstel van klager een verdeelsleutel afgesproken van 50/50%: de helft van de te ontvangen gelden zouden worden aangewend voor de betaling van de declaraties van verweerder. Toen verweerder klager niet precies kon zeggen wat de kosten van de inschakelde deurwaarder zouden zijn, ontstond een conflict tussen klager en verweerder. Verweerder is klager toen tegemoet gekomen door de verdeelsleutel te wijzigen, wederom op voorstel van klager, in 2/3e voor klager en 1/3e voor verweerder. Verweerder heeft klager steeds op de hoogte gehouden van de betalingen door de ex-partner aan de deurwaarder, waarna de betalingen steeds volgens afspraak zijn verdeeld. Toch bleef klager zich beklagen over diverse aspecten van het optreden van verweerder. Het vertrouwen van verweerder in klager is beschadigd geraakt nadat klager in 2015 en 2016 gesprekken tussen klager en verweerder heeft opgenomen zonder dat verweerder daar weet van had. Verweerder heeft klager toen medegedeeld niet meer voor hem op te willen treden en enkel nog zorg te zullen dragen voor de doorbetaling van de betaling via de deurwaarder. Ten aanzien van de specifieke klachtonderdelen geldt volgens verweerder het volgende.

Ad klachtonderdeel a)

3.3    Of voor de eerste zaak een opdrachtovereenkomst is gesloten, kan verweerder zo niet zeggen. Daarvoor dient het extern opgeslagen archief te worden geraadpleegd. De opdracht in 2012 is in ieder geval wel schriftelijk bevestigd. Klager is steeds betrokken en aanwezig geweest bij alle procedures die verweerder voor klager heeft gevoerd. Klager heeft nimmer geprotesteerd tegen de inzet van procedures en is ook steeds overal bij aanwezig en betrokken geweest. Klager heeft nooit geprotesteerd tegen de facturen van verweerder. 

Ad klachtonderdeel b)

3.4    Klager was destijds akkoord met de inschakeling van de deurwaarder. Er is geen sprake (geweest) van een direct samenwerkingsverband met de deurwaarder. Het  betreft zelfstandige entiteiten. Werkzaamheden door de deurwaarder worden verricht op basis van opdracht en er geldt een geheimhoudingsverklaring. Verweerder heeft een volledig zelfstandige ICT-omgeving. Dossiers worden niet gedeeld. Dat verweerder zijn kantoor nu in hetzelfde pand zit als de deurwaarder is slechts toeval. De dochter van verweerder werkt als para legal op het kantoor van verweerder. Zij heeft slechts een zitting als toehoorder bijgewoond maar geen dossiers behandeld of ingezien.

Ad klachtonderdeel c)

3.5    Verweerder begrijpt niet wat klager met dit verwijt bedoelt. Verweerder betwist klager uit te buiten. Verweerder houdt nu enkel nog toezicht op de naleving van de financiële regeling met de ex-partner en de betalingen aan de deurwaarder. Daarnaast heeft verweerder nog gezorgd voor een toevoeging voor klager voor de hoger beroepsprocedure. Wel houdt verweerder klager aan de tussen hen gemaakte afspraak over de verdeling van de opbrengsten vanuit het vonnis: 2/3e wordt rechtstreeks aan klager overgemaakt, 1/3e wordt gebruikt om de betalingsachterstand bij verweerder in te lopen.

Ad klachtonderdeel d en e)

3.6    Verweerder heeft geen gelden van klager onder zich. Betalingen door de ex-partner van klager aan de deurwaarder worden volgens de verdeelsleutel die klager zelf heeft voorgesteld verdeeld en direct doorgestort. Er zijn geen andere geldstromen. Verweerder heeft een derdengeldrekening en een stichting derdengelden, waarvan de gegevens bij de orde bekend zijn.

Ad klachtonderdeel f)

3.7    In verband met het verzoek van klager om een advocaat toegewezen te krijgen heeft verweerder desgevraagd de deken in Limburg informatie verschaft. Verweerder heeft zijn geheimhoudingsplicht niet geschonden, ook niet in zijn contacten met anderen dan de deken.

Ad klachtonderdeel g)

3.8    Verweerder heeft nooit provisie of beloning betaald voor het aanbrengen van een opdracht.

Ad klachtonderdeel h)

3.9    Verweerder heeft niet geweigerd om met klager in gesprek te gaan. Wel heeft verweerder klager gemeld dat als klager hem aansprakelijk houdt voor meer dan een miljoen euro dat geen basis is voor een gesprek. Datzelfde geldt voor het opnemen van gesprekken door klager zonder dit eerst aan te kondigen.

Ad klachtonderdeel i)

3.10    Klager is steeds geïnformeerd over het verloop van de procedures. Datzelfde geldt voor de gevolgen van het vonnis van 13 mei 2015 en de inschakeling van en de incasso door de deurwaarder. Blijkbaar heeft klager moeite met de met verweerder gemaakte afspraken over de verdeling van de geïncasseerde bedragen. Klager dient zich aan de gemaakte afspraken te houden.

Ad klachtonderdeel j)

3.11    Verweerder heeft niet gedreigd met het neerleggen van zijn werkzaamheden. De door klager gehanteerde toonzetting en dreigende taal maken dat de noodzakelijke vertrouwensband bij verweerder is verdwenen.

Ad klachtonderdeel k

3.12    Derdengelden worden niet verrekend zonder dat dit is vastgelegd. Verweerder verwijst naar de verdelingen die zijn voorgesteld na het toewijzende vonnis en die klager onvoldoende heeft betwist. Klager voelt zich blijkbaar niet gebonden aan zijn eigen afspraken maar verweerder wil hem daar aan houden.

4    BEOORDELING

4.1    De voorzitter constateert dat het een klacht tegen de voormalig eigen advocaat betreft.

4.2    De tuchtrechter toetst de kwaliteit van de dienstverlening in volle omvang, rekening houdende met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes– zoals over procesrisico en kostenrisico –  waarvoor een advocaat bij de behandeling kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat daarbij heeft is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Het handelen van verweerder zal aan deze norm worden getoetst.

Ad klachtonderdeel a)

4.3    Dat sprake is van een opdracht blijkt uit de door verweerder overgelegde opdrachtbevestiging van 9 augustus 2012. Klager weet deze niet te weerleggen. Ook gaat klager voorbij aan de stellingen van verweerder dat klager bij alle procedures betrokken was en in ieder geval tot het voor klager positieve vonnis van 13 mei 2015 nimmer bezwaar heeft gemaakt tegen het optreden van en door verweerder ten behoeve van klager en ook nimmer heeft geprotesteerd tegen de door verweerder voor zijn werkzaamheden verzonden declaraties. Aldus is niet aannemelijk gemaakt dat een opdracht(overeenkomst) ontbrak en dat verweerder op dit punt laakbaar heeft gehandeld. Klachtonderdeel a is kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

4.4    Dat sprake is (geweest) van een ongeoorloofd samenwerkingsverband tussen de deurwaarder en de thans in hetzelfde kantorengebouw gevestigde verweerder, blijkt nergens uit. Daartoe heeft klager onvoldoende gesteld. Bovendien heeft de deurwaarder aan klager bevestigd dat verweerder een zakelijke relatie is van verweerder en niets meer dan dat (zie de e-mail van de deurwaarder van 2 december 2016 aan klager, productie 4 bij de klacht). Verweerder heeft daarnaast genoegzaam toegelicht welke maatregelen zijn getroffen om de onafhankelijkheid en privacy van zijn kantoor te waarborgen. Klager heeft dit onvoldoende betwist en weerlegd. De voorzitter constateert verder dat klager niet heeft gereageerd op de stelling van verweerder dat klager na het vonnis van 13 mei 2015 heeft ingestemd met de inzet van de deurwaarder. Dat klager kennelijk later zijn bedenkingen heeft gekregen bij de inschakeling van deze deurwaarder kan zo zijn, doch doet niet af aan hetgeen hiervoor is overwogen.

4.5    Van een ongeoorloofde samenwerking van verweerder met zijn dochter is de voorzitter evenmin gebleken. Verweerder heeft toegelicht dat zijn dochter als para legal bij zijn kantoor werkzaam is en geen inhoudelijke bemoeienissen met de zaak van klager heeft gehad. Klager heeft hiertegen onvoldoende ingebracht om zijn verwijt (voldoende) te kunnen staven. De voorzitter oordeelt klachtonderdeel b kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel c, d en k)

4.6    De klachtonderdelen c, d en k lenen zich voor gezamenlijke behandeling nu zij in de kern zien op de verrekening door verweerder van ontvangen (derden)gelden en de betalingen door klager in dat kader.

4.7    Dat verweerder klager heeft uitgebuit is de voorzitter uit niets gebleken en heeft klager ook niet nader toegelicht. Wel blijkt van een betalingsachterstand van klager bij verweerder en van een tussen partijen tot stand gekomen betalingsregeling. De stellingen van verweerder op dit punt heeft klager  onvoldoende weersproken. De voorzitter gaat dan ook uit van de juistheid van de door verweerder gemelde betalingsafspraken wat betreft de te verdelen opbrengst van de te ontvangen gelden van de ex-partner van klager (eerst kennelijk op basis van een 50/50%-verdeling en later op basis van een verdeling van 2/3e voor klager en 1/3e voor verweerder). Dat verweerder niet gerechtigd was en is om een deel van de ontvangen betalingen aan te wenden ter voldoening van zijn eigen facturen, is aldus niet aannemelijk.

4.8    Uit het briefpapier van verweerder zoals dat zich in het klachtdossier bevindt, volgt dat verweerder een derdengeldrekening heeft. Uit het klachtdossier leidt de voorzitter af dat verweerder vanwege zijn verhuizing in 2016 van zijn praktijk naar Veenendaal enige heeft tijd heeft moeten wachten op de opening van zijn (nieuwe) derdengeldrekening en dat betaling van de ontvangen gelden aan klager via de gewone bankrekening van verweerder zijn gelopen (zie het e-mailbericht van verweerder van 3 november 2016 aan klager, zie productie 4 bij de klacht). Uit hetzelfde e-mailbericht volgt dat verweerder klager steeds na ontvangst van het geïnde geld door de deurwaarder zijn deel heeft betaald en dat klager hiervan dus geen enkel nadeel heeft ondervonden. Dat is door klager ook niet gesteld. Het verwijt treft geen doel.

4.9    De klachtonderdelen c, d en k oordeelt de voorzitter kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel e)

4.10    Dat verweerder geen stichting derdengelden heeft, heeft verweerder ontkend onder vermelding van de registratiegegevens die eveneens bij de orde bekend zijn. Klager heeft niet, althans onvoldoende, op die stelling van verweerder gereageerd zodat ook dit klachtonderdeel verder onvoldoende onderbouwd blijft.  Klachtonderdeel e is kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel f)

4.11    Het is de voorzitter niet helder dat en waarom verweerder zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden, zoals klager heeft gesteld. Klager heeft dit verwijt niet nader toegelicht en met stukken onderbouwd. Aldus valt niet in te zien in welke zin verweerder een tuchtrechtelijk verwijt treft. Een feitelijke grondslag voor een tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen ontbreekt. Ook klachtonderdeel f is kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel g)

4.12    Het verwijt dat verweerder heeft gehandeld in strijd met Gedragsregel 2 lid 2 en provisie heeft ontvangen of betaald voor het aanbrengen van zaken, is niet onderbouwd. Nu de feitelijke grondslag aan dit klachtonderdeel ontbreekt. De voorzitter oordeelt ook klachtonderdeel g kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel h en j) Weigeren in gesprek te gaan/dreigen werk neer te leggen

4.13    Klager heeft niet, althans onvoldoende weersproken de stelling van verweerder dat er op enig moment geen sprake meer was van een vertrouwensrelatie met klager als cliënt. Verweerder heeft onder meer onweersproken gesteld dat klager zonder kennisgeving vooraf en zonder toestemming van verweerder gesprekken met verweerder heeft opgenomen en dat hij verweerder aansprakelijk heeft gesteld voor een bedrag van meer dan een miljoen euro. Het stond verweerder vrij om deze handelwijze van klager als een situatie aan te merken waarin geen sprake meer was van een vertrouwensrelatie, welk vertrouwen noodzakelijk is voor een adequate dienstverlening door verweerder als advocaat. Het stond verweerder aldus eveneens vrij om op grond daarvan niet meer open te staan voor gesprekken met klager en de relatie met klager als cliënt te beëindigen. Van enige dreiging door verweerder is de voorzitter niets gebleken. Klachtonderdelen h en j zijn kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel i) Achterhouden belangrijke informatie over de zaak

4.14    Dat verweerder klager onvoldoende op de hoogte heeft gehouden van belangrijke informatie over zijn zaak is de voorzitter niet gebleken. Het is niet geheel uit te sluiten dat alle juridische aspecten klager niet steeds even duidelijk waren maar uit de overgelegde correspondentie kan de voorzitter niet afleiden dat er sprake was van een klachtwaardige nalatigheid in de informatieverstrekking aan de zijde van verweerder. Ook dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j lid 1 sub c Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.H.M. Dölle, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.M. Roorda als griffier op 9 oktober 2017.

griffier                                                                                           voorzitter

Verzonden d.d. 9 oktober 2017.