ECLI:NL:TADRARL:2017:192 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 17-198

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2017:192
Datum uitspraak: 02-10-2017
Datum publicatie: 14-12-2017
Zaaknummer(s): 17-198
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen advocaat wederpartij gegrond. Het stond verweerder niet vrij om rechtstreeks in contact te treden met klaagster nu zij werd bijgestaan door een advocaat (Gedragregel 18 lid 1). Dat de advocaat van klaagster afwezig en voor verweerder onbereikbaar was, doet daaraan niet af. Daarnaast past het een betamelijk advocaat niet om een wederpartij – buiten diens advocaat om – onder druk te zetten door lopende de nakomingstermijn (deurwaarders)kosten in het vooruitzicht te stellen. Waarschuwing.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 2 oktober 2017

in de zaak 17-198

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 16 augustus 2016 heeft klaagster bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 3 maart 2017 met kenmerk 16-0224/FH/sd, door de raad ontvangen op 6 maart 2017, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 19 mei 2017 in aanwezigheid van klaagster en verweerder en zijn gemachtigde. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1    Bij kortgedingvonnis van 5 augustus 2016 heeft de rechtbank klaagster veroordeeld tot afgifte van een kat, genaamd [L.], aan de cliënte van verweerder. De kat diende binnen zeven dagen na dagtekening van het vonnis door klaagster bij de cliënte van verweerder te worden afgegeven op straffe van verbeurte van een dwangsom.

2.2    Klaagster heeft zich in deze procedure laten bijstaan door mr. Z. (hierna: de advocaat van klaagster). 

2.3    Op 9 augustus 2016 heeft verweerder aan de advocaat van klaagster per e-mail bericht:

“Van uw secretaresse begreep ik dat u op dit moment op vakantie bent. De rechtbank heeft uitspraak gedaan in bovenvermelde zaak. (…) Uiterlijk vrijdag 12 augustus 2016 moet [L.] derhalve door uw cliënte, bij mijn cliënte zijn terugbezorgd.

Wilt u zo vriendelijk zijn en uw cliënt bovenstaande meedelen? (…)

Vooralsnog ga ik ervan uit dat het betekenen van het vonnis aan uw cliënte niet nodig zal zijn. Echter, daar mijn cliënte niet langer wil wachten op haar kat [L.], zal ik donderdag een deurwaarder het vonnis laten betekenen, indien ik niet uiterlijk woensdag 23.59 van u of uw kantoor bevestiging heb gehad, dat mw. [P.] binnen de gestelde tijdvakken op donderdag of vrijdag de kat [L.] en alle bijbehorende papieren zal komen brengen bij mijn cliënte thuis.”  [afkortingen-raad]

2.4    Op 11 augustus 2016 heeft verweerder rechtstreeks telefonisch contact opgenomen met klaagster.

2.5    Klaagster heeft de kat voor afloop van de nakomingstermijn bij de cliënte van verweerder afgegeven.

2.6    Op 16 augustus 2016 heeft klaagster een klacht tegen verweerder ingediend bij de deken.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerder rechtstreeks telefonisch contact met klaagster heeft opgenomen terwijl hij wist dat klaagster werd bijgestaan door een eigen advocaat;

b)    verweerder klaagster onjuist heeft geïnformeerd over de kosten van betekening.

3.2    Klaagster heeft haar klacht als volgt nader toegelicht. Tijdens het telefoongesprek heeft verweerder klaagster onder druk gezet door aan haar te vragen om hem schriftelijk te bevestigen dat zij binnen de gestelde termijn aan het vonnis zou voldoen terwijl klaagster dit reeds mondeling had toegezegd. Verweerder deelde mee dat hij anders de dag daarna het vonnis aan klaagster zou laten betekenen en dat de kosten daarvan voor haar rekening zouden komen. Verweerder heeft de advocaat van klaagster gepasseerd door haar rechtstreeks te bellen. Klaagster heeft het telefoongesprek met verweerder als intimiderend en ongemakkelijk ervaren.

3.3    Ten aanzien van klachtonderdeel b heeft klaagster toegelicht dat verweerder klaagster ongevraagd heeft gemeld dat de betekeningskosten voor haar rekening zouden komen als ze niet schriftelijk zou bevestigen dat en wanneer ze de kat zou komen terugbrengen.

4    VERWEER

4.1    Verweerder betwist tuchtrechtelijk laakbaar te hebben gehandeld. Verweerder heeft zijn besluit om contact op te nemen met klaagster niet lichtzinnig genomen. Na ontvangst van het vonnis heeft verweerder op 9 augustus 2016 contact gezocht met de advocaat van klaagster om te vernemen of klaagster vrijwillig aan het vonnis zou voldoen of dat executiemaatregelen getroffen moesten worden. Omdat verweerder geen reactie ontving op zijn e-mail van 9 augustus 2016 heeft hij op 10 augustus 2016 aan de secretaresse van de advocaat van klaagster gemeld bij het uitblijven van een reactie rechtstreeks contact met klaagster te zullen opnemen, hetgeen uiteindelijk is geschied. Verweerder heeft aan het begin van het gesprek meteen aan klaagster duidelijk gemaakt waarom hij belde en waarom hij rechtstreeks contact met haar opnam. Verweerder heeft klaagster erop gewezen dat het niet voldoen aan het vonnis, aanzienlijke kosten voor haar mee zou brengen. Het was dus ook in het belang van klaagster om dit te melden. Verweerder vindt het spijtig dat klaagster het telefoongesprek als onplezierig heeft ervaren.

5    BEOORDELING

5.1    Voorop wordt gesteld dat naar vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline geldt dat de gedragsregels de normen onder woorden brengen, die naar de heersende opvatting in de kring der advocaten behoren te worden in acht genomen bij de uitoefening van het beroep van advocaat en zijn bedoeld als richtlijn voor de advocaat. Bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht dient de tuchtrechter het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen. Bij deze toetsing is de tuchtrechter niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen, gezien het open karakter van de wettelijke normen, daarbij van belang zijn. Of het niet naleven van een bepaalde gedragsregel ook tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen oplevert, hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld.

Ad klachtonderdeel a) en b)

5.2    Vanwege de onderlinge samenhang worden de klachtonderdelen a en b hierna gezamenlijk behandeld.

5.3    Vaststaat dat het rechtstreekse contact met klaagster op initiatief van verweerder heeft plaatsgevonden. Het is een advocaat in principe niet toegestaan zich rechtstreeks met een partij in verbinding te stellen als hij weet dat die partij door een advocaat wordt bijgestaan, tenzij de advocaat van die partij daarvoor uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven (Gedragsregel 18 lid 1). Van een uitdrukkelijke toestemming van de advocaat van klaagster is de raad niet gebleken. De raad volgt verweerder niet in zijn stelling dat hij zich kan beroepen op de uitzondering van Gedragsregel 18 lid 2. Hier was geen sprake van een aanzegging met rechtsgevolg welke aanzegging nodig was omdat anders het beoogde rechtsgevolg zou uitblijven (zoals bijvoorbeeld het geval is bij de opzegging van een duurovereenkomst). Verweerder wilde weten of klaagster vrijwillig en binnen de nakomingstermijn aan het vonnis zou voldoen. Naar het oordeel van de raad is dat niet een rechtsgevolg waarop Gedragsregel 18 lid 2 ziet. Aldus stond het verweerder niet vrij om rechtstreeks in contact te treden met klaagster.

5.4    Dat de advocaat van klaagster afwezig en voor verweerder onbereikbaar was, doet daaraan niet af. Klaagster had de tijd om tot zaterdag 13 augustus 2016 aan het vonnis te voldoen (de kat moest immers uiterlijk 12 augustus 2016 bij de wederpartij worden afgeleverd). Naar het oordeel van de raad heeft verweerder zich niet gedragen zoals het een behoorlijk advocaat betaamt door reeds vóór afloop van de nakomingstermijn klaagster te bellen en van haar te verlangen dat zij schriftelijk zou bevestigen dat zij vrijwillig aan het vonnis zou voldoen omdat het vonnis anders, eveneens vóór afloop van de termijn, aan klaagster zou worden betekend. Uit de opname van het telefoongesprek – zoals die ter zitting in aanwezigheid van partijen is afgeluisterd – is de raad gebleken dat verweerder bleef aandringen op een schriftelijke bevestiging door klaagster van haar mondelinge toezegging dat zij aan het vonnis zou voldoen en dat verweerder meermalen heeft gezegd dat als hij de bevestiging niet voor 11:00 uur de volgende dag zou ontvangen het vonnis de volgende dag betekend zou worden en de kosten van de deurwaarder dan voor klaagster zouden zijn. Door klaagster rechtstreeks te benaderen (hetgeen al niet was toegestaan) op de wijze zoals verweerder heeft gedaan, heeft verweerder klaagster op ontoelaatbare wijze onder druk gezet. Als verweerder al een schriftelijke bevestiging nodig had, dan had hij zelf heel eenvoudig de inhoud van het telefoongesprek schriftelijk kunnen bevestigen. Dit geldt temeer nu klaagster de mogelijke gevolgen van haar mededelingen aan verweerder niet (goed) kon overzien. Daarnaast past het een betamelijk advocaat niet om een wederpartij – buiten diens advocaat om – onder druk te zetten door lopende de nakomingstermijn (deurwaarders)kosten in het vooruitzicht te stellen, wat er van die kosten verder ook zij, als niet aan zijn (voorbarige) verzoek zou worden voldaan.

5.5    Dat de cliënte van verweerder niet nog een weekend wilde wachten op de kat kan zo zijn, maar ook dat rechtvaardigt de houding van verweerder niet. Naar het oordeel van de raad had verweerder de nakomingstermijn kunnen en moeten afwachten, ook als dat zou betekenen dat er een weekend overheen zou gaan, zoals hier het geval zou zijn geweest. Een extra reden voor het aannemen van een dergelijke afwachtende houding had moeten zijn dat de advocaat van klaagster vanaf die maandag (15 augustus 2016) weer op kantoor aanwezig en bereikbaar zou zijn, zoals verweerder bekend was. Verweerder had dan met de advocaat van klaagster een en ander kunnen afstemmen en desnoods dan het vonnis kunnen laten betekenen in plaats van voortijdig en rechtstreeks met klaagster te communiceren zoals thans is geschied.

5.6    Klachtonderdelen a en b zijn gegrond.

6    MAATREGEL

6.1    Gezien de ernst van de verweten gedraging acht de raad de maatregel van een waarschuwing passend en geboden. De raad heeft daarbij in ogenschouw genomen dat verweerder een blanco tuchtrechtelijk verleden heeft en dat hij klaagster zijn excuses heeft aangeboden voor de omstandigheid dat zij het telefoongesprek met verweerder als intimiderend on ongemakkelijk heeft ervaren.

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1    Aangezien de klacht gegrond is verklaard, moet verweerder het door klaagster betaalde griffierecht aan haar vergoeden.

7.2    De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die klaagster in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van € 50,00 aan reiskosten.

7.3    De raad ziet eveneens aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op € 1.000,00 en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht gegrond;

-    legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,00 aan klaagster;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 50,00 aan klaagster;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.000,00 aan de Nederlandse Orde van Advocaten.

Aldus gewezen door mr. A.E. Zweers, voorzitter, mrs. G.J. van der Veer, P.S. van Zandbergen, leden en bijgestaan door mr. L.M. Roorda als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van

2 oktober 2017.

Griffier                                                 Voorzitter

Verzonden d.d. 2 oktober 2017